EU nog heel ver weg voor Servië

Tijana Prokic

Het journaal in Servië heeft een andere vormgeving en een nieuw muziekje, de presentator heeft zijn grote communistenbril afgezet en een ander pak aangetrokken, en het nieuws lijkt objectiever en korter. Ook de andere netten zijn veel moderner: in plaats van Slobo en zijn vrouw Mira met nepbloemen in het haar, laten zij tegenwoordig politici als premier Zoran Djindjic zien, die snelle toetreding tot de Europese Unie beloven en een mooie toekomst.

Dit soort beloften mist elk realiteitsbesef. Europa is nog heel ver weg. Voor de televisiekijker lijkt Servië snelle vorderingen te maken, maar het optimisme neemt met de dag af. De economie van Servië is een puinhoop, er is nog lang geen politieke stabiliteit en iedere onthulling uit het verleden is een nieuw obstakel voor een betere toekomst. Het doorzettingsvermogen van de Serviërs wordt zwaar op de proef gesteld. De overgang die Servië te wachten staat is de grote uitdaging.

Als we kijken naar andere Midden-Europese landen die zo'n hervormingsproces hebben moeten doormaken, zien we dat het niet altijd even goed gegaan is. Maar geen van deze negentien kandidaten voor toetreding tot de EU heeft tien jaar oorlog en isolement en 72 dagen NAVO-bombardementen achter de rug.

Economisch herstel van Servië is moeilijk. De nieuwe regering moet voldoen aan de grote verwachtingen van na de revolutie. Het wordt steeds duidelijker dat Servië het zonder buitenlandse hulp niet gaat redden. De overheidskas is door het vorige regime leeggeroofd. Cadeautjes uit het buitenland zijn altijd welkom: buitenlandse hulp van een succesvolle donorconferentie in november 2000 heeft tijdelijk aardig wat gaten gevuld in de begrotingen van gezondheidszorg, onderwijs en energie, maar de echte veranderingen moeten van binnenuit komen.

De opbouw van een markteconomie is onvermijdelijk. Inefficiënte staatsbedrijven moeten geprivatiseerd worden en er moet belasting betaald gaan worden. Het fiscale systeem moet gaan werken. Met andere woorden, er moet veel efficiënter gewerkt worden en dat zal veel mensen hun baan gaan kosten.

Jammer genoeg is de economie niet het enige moeilijk oplosbare probleem op de politieke agenda. Het voortbestaan van het huidige Joegoslavië staat op het spel. Montenegro en Kosovo willen onafhankelijkheid. Als de Montenegrijnen dit echt willen lukt het wel, maar voor Kosovo ligt het ingewikkelder. De Serviërs willen dit gebied binnen hun grenzen houden, terwijl de Kosovo-Albanezen ervan uitgaan dat zij snel hun eigen republiek zullen hebben. Wie zijn zin krijgt weet niemand.

Er moet snel een oplossing komen. Politieke onrust is het laatste wat Servië, met zijn slechte reputatie op dat terrein, gebruiken kan - als het tenminste buitenlandse investeerders aan wil trekken. Investeringsrisico's nemen toe en daardoor daalt de waarde van de te privatiseren bedrijven nog verder. Zo wordt Servië snel 'uitverkocht'.

Omdat zij op de knieën moeten voor een beetje hulp uit het buitenland zijn de Serviërs bereid hun wrok jegens Europa vanwege de NAVO-bombardementen te vergeten. De uitlevering van Milosevic wijst hierop. Amerika lijkt nu nog de enige boosdoener.

Hoe kan Servië zonder vrije markt, zonder functionerend rechtssysteem en met de politieke onrust überhaupt denken over een toetreding? Het lijkt níet zo, maar Europa kan ook iets aan Servië hebben. Ten eerste: Zuidoost-Europa is de periferie van de Europese markt. Door een toegankelijker infrastructuur van Servië kan makkelijker zaken gedaan worden met de andere landen van de Balkan. Vooral het transport van olie en gas kan hiervan profiteren.

Ten tweede was Servië in de jaren van Milosevic het grote obstakel voor de implementatie van het Stabiliteitspact voor de Balkan. Nu deze vijandige opstelling verdwenen is, kan Servië één van de voornaamste partners worden in dit project.

Niemand kan voorspellen wanneer Servië kandidaat wordt voor toetreding tot de Europese Unie. Premier Djindjic roept overmoedig dat Servië binnen vijf jaar lid is, maar intussen vraagt iedereen die een beetje realistisch is zich af of hij de werkelijkheid van Servië voor ogen heeft wanneer hij zo praat of dat hij de woorden in zijn eigen televisiespotjes herhaalt.

Omhoog
Terug naar archief