Tsjechië en Slowakije
Edwin Bakker
Groeiende armoede in Tsjechië
De jaren negentig brachten meer verscheidenheid in status en levensstandaarden
van burgers en gezinnen in de voorheen min of meer 'klassenloze maatschappij'
van Tsjechië. Burgers kregen de kans om te klimmen op de maatschappelijke
ladder wat betreft inkomen en eigendommen, maar konden ook hard naar beneden
vallen.
Verschillen in bezit en inkomen namen snel en zichtbaar toe. Het systeem van sociale zekerheid kon zich minder snel aan de nieuwe situatie aanpassen, waardoor een deel van de bevolking in armoede raakte.
Deze groep dreigt verder te groeien. Economisch gaat het Tsjechië niet erg voor de wind. Het aantal werklozen groeit. Daarnaast is er sprake van vergrijzing.
Deze trends betekenen dat de groep die sociale lasten afdraagt kleiner wordt terwijl de groep die een beroep op sociale bijstand moet doen groeit. Voor de overheid wordt het steeds lastiger iets te doen voor de mensen die zich aan de onderkant van de samenleving bevinden.
Voor 'armoede' wordt door de overheid de volgende norm gehanteerd: rond moeten komen van de helft of minder van het rekenkundig gemiddelde van alle inkomens in Tsjechië. Het betreft ongeveer vijf procent van de huishoudens.
Het aantal burgers dat zichzelf als arm beschouwt ligt een stuk hoger. Uit diverse opiniepolls blijkt dat tussen de 25 en 30 procent van de bevolking het gevoel heeft arm te zijn. Een mogelijke verklaring hiervoor is het grote contrast tussen de huidige situatie en de situatie die men zich (al dan niet iets mooier) herinnert uit de tijd van het communisme.
De armoede van vandaag de dag, zowel de gevoelde als de meetbare, is het grootst in huishoudens waarbij één of meerdere personen werkloos zijn, in het bijzonder als het hierbij gaat om het hoofd van het huishouden. De armoede is het ergst in huishoudens met aan het hoofd een alleenstaande werkloze vrouw.
Het aantal kinderen per huishouden is een tweede belangrijke factor in de gevoelde of daadwerkelijke armoede. Uit de recente volkstelling blijkt dat ongeveer zestig procent van de huishoudens met vier of meer kinderen als arm geregistreerd staat. Een kwart van hen leeft zelfs onder het officiële bestaansminimum. Tot deze grote huishoudens behoort een bovengemiddeld groot aantal Roma-gezinnen.
Gevoelde of meetbare armoede is ook groot onder gepensioneerden. Zij worden dankzij hun pensioen weliswaar beschermd tegen de allerergste armoede, maar ongeveer tien procent van hen is de afgelopen jaren toch onder de officiële armoedegrens gezakt. Dit geldt in het bijzonder voor gepensioneerden die als gevolg van een handicap of anderszins geen volledig pensioen hebben opgebouwd.
Een panklare oplossing voor het groeiende armoedeprobleem in Tsjechië is er niet. De hervorming van het systeem van sociale zekerheid verloopt trager dan veranderingsprocessen in de maatschappij.
Eén van de oorzaken is onenigheid tussen de belangrijkste politieke partijen over het te voeren beleid. Daarnaast zijn bepaalde 'oplossingen' onbetaalbaar en heeft Tsjechië nu al, gelet op de relatief hoge werkloosheid en de vergrijzing, moeite om het systeem te financieren.
Men kan daarom niet anders concluderen dan dat er op korte of middellange
termijn weinig hoop is op een betere toekomst voor de vijf procent van de
Tsjechische bevolking die in armoede leeft. Met andere woorden, armoede is na
het communisme niet alleen weer terug in de samenleving, maar lijkt bovendien
een permanent verschijnsel dat nu eenmaal hoort bij de kapitalistische
maatschappij.
Hoge officiële werkloosheid in Slowakije
Eind november was er eindelijk weer eens goed nieuws op het gebied van de
werkgelegenheid. Het werkloosheidsniveau daalde naar 16,4 procent, het laagste
peil in drie jaar.
Onder het eerste kabinet Dzurinda steeg het werkloosheidscijfer van bijna 14 procent in 1998 tot boven 18 procent begin 2002. Deze ontwikkeling baarde de regering grote zorgen, niet in het minst omdat ze keer op keer door de oppositie met deze cijfers werd geconfronteerd.
Ook de Europese Commissie uitte haar bezorgdheid over de groeiende werkloosheid. Uiteraard was het voor de bevolking ook een belangrijk thema, maar dit weerhield de Slowaakse kiezer er niet van om Mikulas Dzurinda een tweede kans te geven om het probleem aan te pakken.
De herkozen premier lijkt bij de bestrijding van de werkloosheid vooral in te zetten op macro-economische stabiliteit en het aantrekken van buitenlandse investeringen. Die, zo hoopt men in Bratislava, zullen verder toenemen gezien de toetreding van Slowakije tot de Europese Unie en de NAVO. Van buitenlandse ondernemingen wordt tevens verwacht dat ze zullen bijdragen aan de omscholing en herscholing van werknemers.
Het midden- en kleinbedrijf wordt ook als belangrijke generator van banen gezien. Om dit te bevorderen wil de regering-Dzurinda opnieuw diverse maatregelen nemen die het voor deze bedrijven aantrekkelijker moet maken mensen in dienst te nemen.
Op sociaal gebied wordt geprobeerd de pijn te verlichten door hervormingen van de sociale wetgeving. Mede door de internationale druk om het financieringstekort niet te laten oplopen zijn de mogelijkheden voor de regering op dit vlak echter beperkt. De sociale uitkeringen zijn en blijven, zeker vergeleken met Nederland, bijzonder laag.
Om het doemdenken rond de hoge werkloosheidscijfers enigszins weg te nemen, wordt tevens gewezen op de relativiteit van deze cijfers. Getoond wordt dat Slowakije geen uitzondering is en dat het land het met 16,4 procent beter doet dan bijvoorbeeld EU-lidstaat Spanje.
Bovendien wordt gewezen op de bijzonder grote omvang van het zwartwerken. Volgens schattingen van het Nationale Arbeidsbureau betreft het 140.000 personen. De Belastingdienst spreekt zelfs over 200.000 personen. Op een economisch actieve bevolking van ongeveer 2,8 miljoen en een absoluut aantal van zo'n 420.000 geregistreerde werklozen gaat het derhalve om een substantiële groep.
Zwartwerkers zijn vooral te vinden in familiebedrijven, kleine ondernemingen en in het buitenland (met name Duitsland en Tsjechië). Zij zijn vooral werkzaam in de dienstverlening en de bouwsector en verrichten veel seizoensarbeid.
De kosten voor de overheid van het zwart werken zijn, ondanks de lage uitkeringen, bijzonder hoog. Met het oog op deze kosten en gelet op de wens om de officiële werkloosheidscijfers naar beneden te krijgen en Europa tevreden te stellen, is de regering-Dzurinda er veel aan gelegen om het zwart werken aan te pakken.
De kans op succes lijkt niet bijzonder groot. Deze praktijk is maatschappelijk geaccepteerd. Over zwart werken wordt niet geheimzinnig gedaan; iedere familie heeft haar zwartwerkers.
Betekent dit dat het wel meevalt met de hoge werkloosheid in Slowakije? Het antwoord is zowel ja als nee. Ja, de officiële cijfers weerspiegelen de situatie maar ten dele. Nee, de werkloosheid is in sommige regio's van het land extreem hoog (meer dan 35 procent in delen van het zuiden en oosten van het land) en de regering kan in Brussel niet aankomen met het verhaal dat het vanwege de grote omvang van de illegaliteit eigenlijk wel meevalt.
Kortom, de regering-Dzurinda wacht nog een zware klus bij het creëren van
nieuwe banen en het opsporen van de tienduizenden Slowaken die te druk zijn om
zich even bij het arbeidsbureau te melden, om zich uit te laten schrijven uit
de werkloosheidsregisters.