Ontevreden Tsjechen gaan verkiezingen in
Harm Ramkema
Ook in Tsjechië is 2002 een verkiezingsjaar. In juni gaan de Tsjechen naar de
stembus voor de verkiezing van de nieuwe leden van het 200 zetels tellende Huis
van Afgevaardigden, in november kunnen ze hun nieuwe vertegenwoordigers in de
gemeenteraden kiezen, terwijl in oktober in een deel van Tsjechië verkiezingen
worden gehouden voor een derde van de zetels van de Senaat.
In de parlementsverkiezingen van 14 en 15 juni 2002 zullen de Tsjechen ongetwijfeld hun oordeel te geven over de sociaal-democratische minderheidsregering van premier Milos Zeman, die vier jaar aan de macht is geweest.
Bij de parlementsverkiezingen van juni 1998 kreeg de Tsjechische Sociaal-Democratische Partij (CSSD) 74 zetels, waardoor zij de grootste partij werd. De belangrijkste tegenspeler van de CSSD, de Democratische Burgerpartij (ODS) van ex-premier Václav Klaus, verwierf 63 zetels.
Om een aantal redenen bleek de vorming van een meerderheidskabinet met andere partijen onmogelijk, als gevolg waarvan de CSSD en de ODS het op een akkoordje gooiden. De ODS zou een sociaal-democratische minderheidsregering gedogen in ruil voor allerhande politieke en personele concessies.
Er is veel kritiek geweest op dit 'oppositieakkoord', maar het heeft wel politieke stabiliteit gebracht, ondanks het feit dat er enkele malen moest worden onderhandeld over aanpassingen van en aanvullingen op het akkoord.
Nu de verkiezingen van juni 2002 naderen, kunnen we ons natuurlijk afvragen: hoe heeft de regering-Zeman het gedaan? Het is eenvoudiger de vraag te stellen dan deze te beantwoorden. Want wat nemen we als uitgangspunt voor de beoordeling van het beleid van de sociaal-democraten?
Vooropgesteld dient te worden dat de marges van de regering-Zeman beperkt waren, zowel op macro- als op microniveau, en wel om een aantal redenen. Ten eerste moesten de sociaal-democraten meewerken aan de opbouw en uitbouw van het kapitalistische economische bestel, terwijl ze er tegelijkertijd voor moesten zorgen dat de maatschappij in sociaal opzicht niet volledig zou capituleren voor de regels van de markt.
Met andere woorden: de partij moest 'sociaal' blijven. Dat bleek niet altijd even gemakkelijk. Ten tweede was de regering-Zeman door het oppositieakkoord gebonden aan de verlangens en eisen van de ODS, waardoor zij soms compromissen moest sluiten die haaks stonden op het partijprogramma.
Ten derde werd de CSSD geplaagd door factie- en richtingenstrijd, die nadelig uitwerkte op de formulering van een consistent beleid. En ten vierde bleek de ambtenarij op sommige ministeries niet neutraal doch loyaal aan andere politieke krachten, waardoor ministers soms werden tegengewerkt.
Jonge generatie
Niettegenstaande deze beperkingen, hebben de sociaal-democraten het mijns
inziens - na een zeer moeizame start - niet zo slecht gedaan. Op
sociaal-economisch en financieel gebied is er sprake van een aantal positieve
ontwikkelingen.
Na drie opeenvolgende jaren van negatieve groei is het bruto binnenlands product in 2000 en 2001 met 3,1 respectievelijk 3,6 procent gestegen, niet in de laatste plaats vanwege het gunstige investeringsklimaat dat door de regering is geschapen. Mede hierdoor stegen ook de directe buitenlandse investeringen in 2001: zij bedroegen meer dan 4,9 miljard dollar, een toename van 9 procent ten opzichte van 2000.
De privatisering van grote bedrijven en banken is doorgezet en de reële lonen van de gemiddelde werknemer zijn de afgelopen jaren enkele procenten gestegen. Daar staat echter tegenover dat het financieringstekort in 2001 was opgelopen tot 1,9 miljard dollar en dat de werkloosheid in februari 2002 nog 9,3 procent bedroeg.
Op politiek en bestuurlijk niveau is ook niet alles bij het oude gebleven: er is een ombudsman ingesteld, er zijn 14 nieuwe regionale bestuursorganen gecreëerd (hoewel de overdracht van taken en bevoegdheden traag verloopt) en er zijn wetten op de transparantie en de hervorming van het openbaar bestuur aangenomen.
Negatief is natuurlijk de corruptie: Tsjechië kreeg in 2001 slechts plaats 47 toebedeeld op een corruptieranglijst van 100 landen (hoe lager, hoe corrupter). Ook de huisvestingsproblematiek bleef groot. Het zijn beide niet onbelangrijke zaken bij het bepalen van een stem.
Van de bewindslieden van het kabinet-Zeman is in vier jaar tijd meer dan de helft vervangen: hun vertrek hing veelal samen met beschuldigingen van financiële onregelmatigheden, incompetentie of onenigheid over het regeringsbeleid. Een en ander heeft wel een jonge generatie sociaal-democraten op het regeringspluche gebracht.
Op buitenlands politiek gebied kan de regering tekenen voor het lidmaatschap van de NAVO. Keerzijde hiervan zijn grote financiële, organisatorische en bestuurlijke problemen op het Ministerie van Defensie.
De toetredingsonderhandelingen met de Europese Unie zijn in 2001 in een stroomversnelling terechtgekomen: in december van dat jaar waren de onderhandelingen over 24 van de 31 hoofdstukken van het acquis communautaire voorlopig afgesloten (ter vergelijking: Slowakije 22, Polen 19). Maar weet de kiezer deze voortgang te waarderen? In september 2001 sprak slechts 43 procent van de ondervraagde Tsjechen zich uit voor toetreding tot de EU.
Onder haar nieuwe leider Vladimír Spidla zal de CSSD voor de verkiezingen nog veel moeten toelichten en uitleggen, want aan communicatie met de kiezer heeft het volgens waarnemers veelal ontbroken. De Oost-Europese en dus ook Tsjechische kiezer is bovendien niet zo snel content over zijn regering.
Oppositie
De semi-oppositionele ODS heeft door het oppositieakkoord grote invloed kunnen
uitoefenen op het regeringsbeleid, maar zij draagt niet de directe
verantwoordelijkheid voor de politiek van alledag.
De conservatief-liberale ODS heeft een redelijk stabiele achterban en het voorzitterschap van Klaus is onbetwist: in november werd hij met 92 procent van de stemmen herkozen. Klaus speelde als parlementsvoorzitter op populistische wijze in op de euroscepsis onder een groot deel van de Tsjechische bevolking. Het is waarschijnlijk dat de ODS in juni als grootste partij uit de bus komt.
De belangrijkste ongebonden oppositionele kracht wordt gevormd door de zogeheten Coalitie, die aanvankelijk bestond uit vier partijen, te weten de Christen-Democratische Unie-Tsjechoslowaakse Volkspartij (KDU-CSL, 20 zetels), de Vrijheidsunie (US, 19 zetels) en twee niet in het Huis vertegenwoordigde partijen, namelijk de Democratische Burgeralliantie (ODA) en de Democratische Unie (DEU).
Deze partijen werkten sinds september 1999 samen. In oktober 2001 besloten de US en de DEU te fuseren en als US-DEU verder te gaan. Ondertussen werd bekend dat de ODA diep in de schulden zat. Een bevredigende oplossing voor de problemen bleek echter niet mogelijk.
In februari 2002 stapte de ODA ten slotte uit het coalitieverband. De centrum-rechtse US-DEU en de christen-democratische KDU-CSL besloten vervolgens om gezamenlijk aan de verkiezingen deel te nemen. Tevens zette men een aantal onafhankelijke vertegenwoordigers uit de civiele samenleving op de kieslijsten. De Coalitie sluit samenwerking met CSSD of ODS na de verkiezingen niet uit.
Voorspelling
De Communistische Partij van Bohemen en Moravië (KSCM, 24 zetels) komt
rechtstreeks voort uit de oude communistische partij en heeft slechts in
beperkte mate hervormingen ondergaan. De KSCM is voorstander van een gemengde
economie en heeft niet veel op met de EU.
Misschien is zij als enige linkse oppositiepartij in het parlement in staat om wat stemmen weg te snoepen uit sociaal zwakkere en achtergestelde milieus. Daar staat tegenover dat de vaste aanhang van de KSCM sterk is vergrijsd, waardoor kiezers om biologische redenen wegvallen.
Zullen nieuwe partijen in staat zijn een plaats in het parlement te veroveren? Volgens een opiniepeiling blijkt bijna tweederde van de bevolking ontevreden met de politieke situatie in het land. Het is echter de vraag of de ontevreden Tsjechen een proteststem zullen uitbrengen op een onbeduidende splinterpartij ter linker- of ter rechterzijde van het politieke spectrum of bijvoorbeeld op de nieuwe centrumpartij Pad van Verandering (CZ).
De kans is groot dat (zeer) ontevreden kiezers gewoon thuis blijven (in 1998 was de opkomst 73,8 procent) of op één van de parlementaire oppositiepartijen zullen stemmen.
Voorspellen van uitslagen is, zeker in Oost-Europa, een delicate zaak. Opiniepeilers zitten er vaak (helemaal) naast. Daarom ter afsluiting niet het resultaat van peiling x maar een gok: de ODS krijgt 71, de CSSD 60, de Coalitie 49 en de KSCM 20 zetels. En de meer dan 20 andere partijen die aan de verkiezingen meedoen zullen vermoedelijk struikelen over de kiesdrempel van 5 procent.