Van vijandschap naar partnerschap

De civil society in Kroatië

door Erik Nijsten

Na de Kroatische verkiezingen in januari 2000 werd de hoop uitgesproken dat de wisseling van macht positieve gevolgen zou hebben op onder meer de economie en de media. Ook op het gebied van het functioneren en de ontwikkeling van non-gouvernementele organisaties, de civil society, werden veel positieve veranderingen verwacht.

Het fenomeen civil society is redelijk nieuw in Kroatië. In de communistische periode was er geen ruimte voor onafhankelijke organisaties. Sinds het begin van de jaren negentig is het aantal non-gouvernementele organisaties (ngo's) in Kroatië echter enorm gegroeid. De schattingen over het huidige aantal organisaties lopen zelfs op tot ruim twintigduizend.

De belangrijkste thema's waar de Kroatische ngo's hun activiteiten op richten zijn de bescherming van mensenrechten, de terugkeer van Servische en Kroatische vluchtelingen, milieu, onderwijs en de verbetering van de positie van vrouwen. De meeste organisaties zijn op lokaal niveau actief.

Mede door het gebrek aan financiële middelen om hun activiteiten uit te voeren, gebrek aan expertise en onderlinge rivaliteit is slechts een klein aantal organisaties daadwerkelijk succesvol. Onderlinge samenwerking ontbreekt ook vaak.

Van een hechte of sterke civil society kan nog niet gesproken worden. Toch ziet de toekomst er een stuk rooskleuriger uit dan een aantal jaren geleden.

Partnerschap
Met name sinds het einde van de regeerperiode van Franjo Tudjman, nu bijna twee jaar geleden, is er voor de civil society veel veranderd. De nieuwe regering heeft vanaf het begin te kennen gegeven de ngo's meer te willen betrekken bij het maken van beleid.

Ngo's worden tegenwoordig dan ook door politieke partijen en overheidsinstanties uitgenodigd om mee te denken over mogelijke beleidsmaatregelen. Iets wat twee jaar geleden nog ondenkbaar was.

Een voorbeeld van dit voorzichtige begin van partnerschap tussen overheidsinstanties en ngo's is de samenwerking tussen de nationale overheid en het 'Centrum voor non-profit en non-gouvernementele organisaties' (Ceraneo) om een aantal wetten aangaande het bestaan en functioneren van ngo's drastisch te veranderen. Deze samenwerking heeft uiteindelijk geresulteerd in de afschaffing van een aantal restrictieve wetten die onder meer bepaalden dat ngo's geen activiteiten mochten uitvoeren voordat zij geregistreerd waren en de bepaling dat buitenlanders geen vereniging mochten oprichten in Kroatië.

Een ander voorbeeld van dit partnerschap is de samenwerking bij het opzetten van een regionaal plan voor duurzame ontwikkeling tussen de lokale overheid in Noord-Kroatië en de milieuorganisatie Nobilis.

Naast deze concrete voorbeelden heeft de overheid laten weten dat andere wetten die een tegenwerkende kracht uitoefenen op het functioneren en de ontwikkeling van ngo's in de toekomst opnieuw bekeken zullen worden. Een van deze wetten is de belastingwet die bepaalde dat ngo's belasting over fondsen moesten betalen - iets wat hoogst ongebruikelijk is.

Een voorlopig laatste positieve stap richting partnerschap is de groeiende financiële steun van de nationale overheid voor ngo's middels diverse nationale fondsen. Moesten ngo's voorheen financiële ondersteuning met name in het buitenland zoeken, tegenwoordig kunnen ze voor deze steun ook bij hun eigen overheid aankloppen.

Sinds de nieuwe regering aan de macht is, lijkt er dus langzaam een weg naar partnerschap te zijn ingeslagen. De eerste tien jaar van de Kroatische onafhankelijkheid waren echter geen rozengeur en maneschijn voor de ontwikkeling van de civil society. In deze periode vierde nationalisme en autocratische politiek onder de strikte leiding van Franjo Tudjman en zijn partij HDZ (Kroatische Democratische Gemeenschap) hoogtij.

Vijandschap
Vanaf het moment dat de HDZ aan de macht kwam stelden de politieke leiders alles in het werk om het bestaan van ngo's op verschillende manieren tegen te werken. Veelal werden zij als vijanden van de staat betiteld.

Deze betiteling werd niet alleen door de regeringspartijen geuit. Ook de toenmalige oppositie liet zich meerdere malen negatief uit over de civil society. Feitelijk liet de gehele politiek de ngo's links liggen.

De vijandschap was met name jegens organisaties die geld ontvingen van buitenlandse donoren. Hiertoe waren de meeste organisaties echter gedwongen, aangezien ondersteuning van de nationale overheid uitbleef. De weinige financiële ondersteuning van de Kroatische overheid ging naar organisaties die sterk met de overheid verbonden waren.

Een illustratief voorbeeld van deze gang van zaken is de voorheen sterk aan de overheid gerelateerde milieuorganisatie Lijepa Nasa (Ons Mooie). Aan het hoofd van deze organisatie stond dezelfde persoon die ook verantwoordelijk was voor het distribueren van overheidsgeld ter ondersteuning van milieuorganisaties. Het vergt weinig fantasie te bedenken dat het overheidsgeld dus naar Ons Mooie ging.

Het dieptepunt van de vijandschap vond plaats op 15 juli 1997. Ondanks zware kritiek van zowel nationale als internationale organisaties werd er op die dag een nieuwe wet met betrekking tot verenigingen aangenomen. Een wet die uiterst negatieve gevolgen zou hebben voor het functioneren en voortbestaan van de ngo's in Kroatië.

De nieuwe wet bepaalde dat alle ngo's zich binnen zes maanden opnieuw moesten laten registreren bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Tot het moment dat de nieuwe registratie was goedgekeurd mochten de ngo's geen activiteiten ondernemen.

De nieuwe registratie was niet het grootste probleem van de nieuwe wet. Problemen waren met name de verplichte strikte vastlegging van activiteiten in statuten, de hoge boetes voor overtreding van de wet (variërend van 140 tot 15.000 euro), het hoge minimumaantal personen nodig voor de oprichting van een ngo (maar liefs tien) en het strikte onderscheid tussen binnenlandse en buitenlandse organisaties.

Toch was er ook een positief gevolg aan deze nieuwe registratie verbonden. De registratie filterde namelijk veel niet-actieve organisaties uit de civil society vanwege het simpele gegeven dat deze zich niet opnieuw registreerden.

Een andere wet die grote gevolgen had voor het functioneren van ngo's was de belastingwet. Deze bepaalde dat ngo's maar liefst 22 procent belasting moesten betalen over alle fondsen die zij verwierven. Slechts enkele specifieke organisaties die actief waren op het gebied van sport, cultuur en kunst werden in deze belastingregel ontzien. Hierbij moet wel worden gezegd dat de overheid bepaalde of een organisatie zich met sport, cultuur of kunst bezighield.

Optimisme
Er is nog een lange weg te gaan en deze zal zeker niet zonder obstakels zijn. Het grootste obstakel is wellicht de grote economische en sociale onrust waar Kroatië tegenwoordig mee te kampen heeft.

Door de hoge werkloosheid en slechte economische situatie hebben de meeste inwoners genoeg zorgen aan hun hoofd. Nog meer problemen en zorgen als gevolg van activiteiten bij een ngo is niet aantrekkelijk. Ook de alom aanwezig gedachte dat de staat alle problemen moet opknappen kan een negatieve uitwerking hebben op de civil society.

Toch zorgt de houding van de nieuwe regering ten opzichte van de civil society voor optimisme over de toekomst. Door de afschaffing van diverse wetten en het einde aan de doorstroom van overheidsgelden naar overheidsgerelateerde organisaties lijkt er langzaam maar zeker een verschuiving van vijandschap naar partnerschap plaats te vinden in de relatie tussen de overheid en de civil society in Kroatië.

Omhoog
Terug naar archief