Hongarije
László Marácz
Op 12 april werd in Hongarije een bindend referendum over de toetreding tot de
Europese Unie gehouden. Het referendum zorgde voor twee verrassingen. Ten
eerste bleek 84 procent van het opgekomen electoraat vóór toetreding. Deze 84
procent was ruim hoger dan verwacht. Maar er bleek slechts 46 procent van het
totale electoraat, ruim acht miljoen stemmers, te zijn opgekomen. Dit was veel
lager dan verwacht.
Ondanks de lage opkomst werd de overweldigende uitslag voor toetreding in kringen van de socialistische regering als een historische mijlpaal voor Hongarije beleefd. Premier Medgyessy sprak in zijn feestrede een aantal uren na het sluiten van de stembussen zelfs van de geboorte van 'een nieuwe Europese Hongaarse republiek.'
Toch moet de regering-Medgyessy, de drijvende kracht achter de ja-campagne, opgelucht zijn over de uitslag. In de eerste twee maanden van het jaar dreigde het immers de verkeerde kant op te gaan. Het aantal stemmers voor toetreding dat zich de afgelopen jaren rond de 75 procent bewoog, begon onverwacht te dalen.
Het wegebben van het vertrouwen in de Europese Unie had te maken met de onderhandelingsresultaten die door de Hongaarse regering tijdens de toetredingstop in december van het vorig jaar in Kopenhagen werden geboekt. De resultaten werden in de Hongaarse publieke opinie over het algemeen als te mager beoordeeld.
Het aantal stemmen voor toetreding ging in de peilingen weer omhoog toen de ja-campagne begin maart op stoom begon te komen. De eerlijkheid gebied te zeggen dat de campagne van overheidswege nogal eenzijdig was.
Van objectieve voorlichting over de voors en tegens van de toetreding is nauwelijks sprake geweest. Op de Hongaarse staatstelevisie kwamen eigenlijk alleen voorstanders aan het woord. Ook werden kosten noch moeite gespaard om bekende Europese politici in te vliegen om de ja-campagne luister bij te zetten.
Onder hen was ook oud-premier Wim Kok die volgens de krant Magyar Hírlap zijn Hongaarse gehoor een hartstochtelijk 'igen' ('ja' in het Hongaars) voorhield.
Inhoudelijk straalde de campagne een hoog winnaargehalte uit met slogans als 'iedereen wint bij toetreding' en 'er zijn geen nadelen van het EU-lidmaatschap, slechts moeilijkheden die opgelost kunnen worden.'
Was er dan helemaal geen nee-campagne? De nee-campagne bleef beperkt tot enkele buitenparlementaire organisaties van nationalisten en benadeelden-in-spe, zoals landbouworganisaties. Maar bij gebrek aan parlementaire vertegenwoordiging kwamen die tijdens de campagne niet aan de bak.
De parlementaire oppositie van de Hongaarse conservatieven voerde een zogeheten eurorealistische campagne. Kritisch maar voor. Ook dit kamp bewoog zich de afgelopen maanden, van 'ja, maar' in de richting van gewoon 'ja'. Een klein land als Hongarije heeft in de huidige globaliserende wereld geen andere keus dan te integreren in een groter geheel, luidde de redenering. Dus gewoon: ja.
Het feit dat de Hongaarse elite unaniem en fantiek hetzelfde ja-standpunt deelde is een verklaring voor het hoge percentage voorstemmers. Tegelijkertijd is het ook een verklaring voor de lage opkomst. Uit opiniepeilingen na het referendum is gebleken dat relatief veel jongeren, plattelanders en kansarmen zijn thuisgebleven. Dit deel van de Hongaren is sceptisch over het verhaal dat 'iedereen bij toetreding tot de EU wint' en is uit protest thuis gebleven.
Over de lage opkomst moet dan ook niet al te licht heengestapt worden. Het laat zien dat de Europese Unie ook in Hongarije nog geen breed draagvlak heeft in de samenleving. Het enthousiasme voor de Europese Unie is vooral een zaak van de elite, de hoogopgeleiden en de stedelijke bevolking. Precies de maatschappelijke groepen die verwachten dat zij zullen gaan winnen bij de toetreding van Hongarije.
De echte testcase voor de EU-gezindheid van de
Hongaren komt dan ook pas na de toetreding in mei 2004, als de effecten van de
toetreding voelbaar zullen gaan worden.