Tsjechië en Slowakije

Edwin Bakker

Tsjechië

Hoewel de percentages reden gaven tot zorg, waren weinigen na vrijdagavond 13 juni nog bang dat het referendum over toetreding van Tsjechië tot de Europese Unie een debacle zou worden. Een opkomst van slechts 16 procent na de eerste twee stemdagen was weliswaar bijzonder laag, maar de Polen hadden een week eerder al laten zien dat op de laatste stemdag de Europese Unie alsnog vrij massaal omhelst zou worden.

En inderdaad, net als bij hun noorderburen en de voormalige landgenoten ten oosten van de Morava kwam uiteindelijk meer dan de helft van de kiesgerechtigde Tsjechen naar de stembus: 55 procent. Het percentage dat voor het EU-lidmaatschap stemde was maar liefst 77 procent.

Dit lijkt een duidelijk signaal, althans op het eerste gezicht. De vele interviews op straat voor en na de volksraadpleging geven echter een ander beeld. Namelijk het beeld van een burger die weet dat hij voor moet zijn, maar die ook sceptisch is over de EU en bang is voor de toekomst van Tsjechië na toetreding: angst om tweederangsburger in Europa te worden; angst om de zeggenschap over de eigen staat kwijt te raken; bang zich te hebben overgegeven aan een bureaucratisch monster.

De twijfel werd niet weggenomen door de campagnes om Europa aan de Tsjechische burger 'uit te leggen'. De twijfel werd in stand gehouden of zelfs versterkt door het optreden van bepaalde politici, de president voorop.

Nota bene op de dag vóór het referendum - en meerdere malen daarvoor - gaf president Vaclav Klaus aan dat het EU-lidmaatschap 'realistisch' bekeken moet worden en dat de Tsjechen zich geen illusies moeten maken. De toetreding is volgens de president een verstandshuwelijk en niet een huwelijk gebaseerd op liefde. Klaus weigerde desgevraagd aan te geven of hij op 13 en 14 juni zelf zijn ja-woord zou geven.

De regerende coalitie moet bij het horen en lezen van dergelijke uitspraken moeite hebben gehad niet op de deur van de Praagse burcht te bonken en de nieuwe bewoner uit te foeteren. De regering onderkent weliswaar net als Klaus de problemen rond het huwelijk, maar draait er niet om heen: het huwelijk moet doorgaan en daartoe moesten de Tsjechen op 13 en 14 juni hun ja-woord geven.

Beseffend dat een deel van de Tsjechische samenleving nog steeds grote bedenkingen heeft, werd in de weken voorafgaand aan het refendum nog hard gewerkt aan het 'overtuigen' van de burgers. Premier Spidla drukte de Tsjechen tijdens verschillende bijeenkomsten en gelegenheden op het hart te gaan stemmen en 'ja' te stemmen.

En met succes dus. Maar of deze uitslag ook garant zal staan voor een uitbundig en druk bezocht huwelijksfeest in mei volgend jaar blijft de vraag.

Slowakije

De uitslag van het tweedaagse referendum op 16 en 17 mei over EU-toetreding van Slowakije werd niet uitbundig gevierd. Weliswaar had een overweldigende meerderheid van 92 procent voor gestemd, maar amper de helft van de Slowaken was komen opdagen. Pas in het laatste uur op de tweede stemdag waren er voldoende stemmen binnen om het refendum geldig te laten zijn.

Was de volksraadpleging daarmee een mager success of een mislukking? De oppositiepartijen meenden het laatste. Robert Fico van Smer benadrukte dat Slowakije ontsnapt was aan een enorm debacle, dat enorme politieke en economische gevolgen had kunnen hebben. Ook Vladimir Meciar, ex-premier en leider van de HZDS, stond niet te juichen en sprak van een falen van de regering.

Ondanks het feit dat het referendum de eerste in zijn soort was, waarin meer dan 50 procent van de kiesgerechtigden participeerde, bestond ook in de media behoefte om kritiek te uiten. En daarmee begon het zwartepieten. Wie was hiervoor verantwoordelijk?

Het belangrijkste doelwit was vice-premier en minister voor Europese Integratie, Pál Csáky. Belangrijkste punt van kritiek was de publiekscampagne die niet goed zou zijn geweest en die te laat van start zou zijn gegaan. Hoewel de minister toegaf dat de campagne niet helemaal liep zoals hij het graag gezien had, zag hij geen aanleiding tot opstappen.

Zijn partij, de Hongaarse Coalitie Partij, bleef achter de vice-premier staan. Premier Dzurinda gaf weliswaar ook toe dat de campagne geen succes was, maar benadrukte dat het referendum dat wel was en dat er geen reden was de vice-premier naar huis te sturen.

De kritiek en de roep om het aftreden van Csáky verstomde toen ook in Polen bleek hoe moeilijk het is om de mensen naar de stembus te trekken voor zelfs een uitzonderlijk belangrijk onderwerp als de EU-toetreding. Nu is gebleken dat ook in Tsjechië amper de helft van de burgers heeft gestemd, lijkt Slowakije het niet zo slecht te hebben gedaan. Sterker nog, het percentage dat daarvoor de toetreding stemde is hoger dan in de omliggende landen.

Tegen deze achtergrond is de commotie over het opkomstpercentage misschien vooral een politiek spel van een ietwat gefrustreerde Meciar en Fico, die voor de verkiezingen van vorig jaar nog droomden om zelf Slowakije in de EU te loodsen en die nu met lede ogen moeten toezien hoe niet zij, maar Dzurinda deze historische rol mag spelen. Daarnaast is de kritiek mogelijk ook een logische menselijke reactie; het afreageren van stress op iets en iemand nadat men beseft aan een enorme ramp ontsnapt te zijn.

Hoe dan ook, de laatste horde op weg naar Europa is genomen en het belabberde opkomstpercentage zal na 1 mei 2004 hoogstens als voetnoot in de jonge geschiedenis van Slowakije worden opgenomen.

Omhoog
Terug naar archief