Europa als Babel? Van veeltaligheid naar meertaligheid

Joep Leerssen

Met de uitbreiding van de Europese Unie verschuift haar zwaartepunt naar het oosten. Dat is maar goed ook, want de laatste vijftig jaar waren al te eenzijdig westwaarts gericht, veel Atlantische Oceaan en te weinig Donau. Wat is de Europese cultuur zonder Chopin en Liszt, zonder Hašek en Prešeren, zonder de Baltische daina's?

Met de toetreding van de nieuwe lidstaten neemt ook de culturele diversiteit van de Unie toe. Ook dat is een goed ding: het verbreedt onze keuzes. Op muzikaal en culinair gebied, om maar eens twee culturele aspecten te noemen, valt er veel onbekends te ontdekken, veel nieuws te genieten. De steden van Centraal-Europa worden toegankelijker, met al hun historische en architectonische belang.

En de talen. Tja, de talen. Het is op dit punt dat velen wat bedenkelijk gaan kijken. Het was al zo lastig, tussen Portugees en Fins... Hoe moet dat nu met al die nieuwe talen? En dan ook nog in onze ogen van die 'rare' talen, Maltees en Litouws en Hongaars...

Europa als Babel? Dat roept meteen het spookbeeld op van wat er met het echte Babel is gebeurd, die uiting van ongebreidelde mensentrots, dat hoogmoedige project van onbeperkte 'maakbaarheid' dat gestrand is op uitgerekend die spraakverwarring die ons nu te wachten staat.

Het zou onverstandig zijn om die beduchtheden terzijde te schuiven. De hoeveelheid energie die gestoken zal moeten worden in vertalingen en tolken zal toenemen. Het valt te voorzien dat in de alledaagse praktijk een klein aantal 'supertalen' de linguae francae worden van de Unie (Engels, met Duits, Frans en Spaans strijdend om de tweede en derde plaats), en dat aan Fins, Sloveens en Nederlands hoogstens enige protocollaire lippendienst bewezen zal worden.

Verstandige beleidsmakers moeten zich erop voorbereiden dat zoiets in de kleinere landen tot wrevel kan leiden. Niets immers druist zozeer tegen ons rechtsgevoel in als de gedachte dat we onze eigen overheid niet te woord mogen staan in onze eigen taal.

We moeten echter beseffen dat de taalheterogeniteit van de 'oude' EU al buitengewoon groot was, en dat de toetreding van de nieuwe lidstaten daar een graduele verzwaring in zal teweegbrengen.

Veel nieuwe lidstaten dragen hun taal hoog in het vaandel; ja, vaak zijn ze als staten ontstaan tengevolge van talige emancipatiebewegingen uit de negentiende eeuw. Dit geldt voor de Baltische staten, Tsjechië, Slowakije en Slovenië. In het staatsvormingsproces zijn de staats- en taalgrenzen echter nooit precies samengevallen (wat overigens welbeschouwd ook niet echt doenlijk is) zodat, interessant genoeg, uitgerekend de Centraal-Europese regionen rondom Boedapest een lange traditie kennen van meertaligheid, en alles wat daarbij hoort.

Meertaligheid is niet hetzelfde als veeltaligheid. Onder meertaligheid verstaan we dat een staat zijn veeltalige situatie geregeld heeft in een juridisch kader en bijvoorbeeld in de grondwet heeft vastgelegd dat alle talen voor de wet gelijk zijn. Dit is in een toestand van veeltaligheid niet het geval. Daar heerst het recht van de dominante taal.

Een Hongaars bankbiljet uit circa 1930 mag dan wel nationaal-Hongaars van uitvoering zijn (op de ene kant een poesta-scène, op de andere kant een portret van de nationale dichter Petöfi), de waarde ervan wordt toch in maar liefst zes talen aangegeven: Hongaars, Duits, Slowaaks, Servisch, Roetheens en Roemeens. Wie zeurt er dan nog over de hedendaagse eurobiljetten?

Dat die nadrukkelijke presentie van meertaligheid ook vandaag de dag nog onverminderd aanhoudt in Centraal-Europa, werd me duidelijk bij een recent bezoek aan de Universiteit van Novi Sad, gelegen aan de Donau in de Servische Vojvodina. Het bordje van de universiteit aldaar is gesteld in het Servisch, Kroatisch, Hongaars, Slowaaks, Roetheens en Roemeens. Bijna dezelfde talen als dat oude bankbiljet, alleen heeft Kroatisch de plaats ingenomen van Duits.

Het is duidelijk: de stadscentra en de grensregionen van Centraal Europa zijn vertrouwd met de problematiek van meertaligheid. Daarvan dient de lezer zich overigens geen al te idyllische voorstelling te maken, want wie 'Voyvodina' in Google intypt wordt verwezen naar websites en discussielijsten waar de honden geen brood van lusten en waar etnische haat en nijd in bloedstollend getier worden uitgeleefd.

Multi-etnische staten als het oude Habsburge Rijk, het Hongarije van na de Ausgleich, en niet te vergeten Joegoslavië, zijn uiteengevallen. Zelfs de afsplitsingen, zoals Tsjechoslowakije, zijn op hun beurt uiteengevallen. Allemaal verkruimelde, verruïneerde Torens van Babel, ten onder gegaan aan hun respectieve spraakverwarringen?

Het lijkt erop. In het hedendaagse Novi Sad heerst wrijving tussen de Cis- en Transdanubiaanse Serviërs. Vanouds gebuikten de Vojvodina-Serviërs 'Habsburgse' leenwoorden zoals Frajla voor jonge vrouw (Fräulein), en hun Donau-strand noemen ze navenant Strand. De Milosevic-regering wilde dat doen vervangen door een autochtoon Servisch woord - plazja. Een kniesoor die op de Romaanse herkomst van dat woord wijst. Centraal-Europa zit vol van dit soort absurditeiten. Bekend is het geval van analfabete Kroaten en Serviërs die op verhitte toon de voor- en nadelen van het cyrillische en latijnse alfabet betwisten.

Soms wordt de deconfiture van de Centraal-Europese staten van de laatste twee eeuwen toegeschreven aan hun culturele, en meer in het bijzonder, hun talige heterogeniteit. Als dat waar zou zijn, dan belooft dat niet veel goeds.

Niettemin lijkt me dat een nogal halfbakken gedachtegang. Het is alsof vliegtuigongelukken worden toegeschreven aan de zwaartekracht. Ja, dank je de koekoek - zonder zwaartekracht zou zo'n ding niet neerstorten. Maar tegelijkertijd wordt daarmee een al te simplistische verklaring gegeven, waarin oorzaken en aanleidingen zonder veel gevoel van precisie of nuance onder één zinledige noemer worden gebracht.

De echte vraag is namelijk waarom sommige meertalige staten wel functioneren (Zwitserland) en andere niet (Macedonië). De gedachte dat er in één staat idealiter één taal moet heersen, lijkt trouwens ook geen oplossing van het probleem, hoogstens een vermijden van vliegtuigongelukken door alle vluchten te annuleren.

De positieve, maar vooral ook de negatieve ervaringen van meertaligheid in Centraal- en Oost-Europa zijn buitengewoon leerzaam. Dit reservoir van historische gegevens moet in de 'oude' EU, in de meer monoculturele staten van West-Europa, dringend bestudeerd worden.

Europa heeft op het gebied van taalpolitiek uitgerekend langs de Donau duur leergeld betaald, in de vorm van oorlog en conflicten. De grote culturele rijkdom en kruisbestuiving komen nu in het Brusselse blikveld. We zouden gek zijn als we er niet ons voordeel mee deden. We hoeven alleen maar onze westerse neerbuigendheid af te leggen en de bereidheid te tonen om van de nieuwe lidstaten te durven leren.

Veeltaligheid mag nooit tot rechtsongelijkheid leiden. De burger verwacht de eigen overheid in de eigen moerstaal te woord te kunnen staan. Dit rechtsgevoel gaat eeuwen terug in de geschiedenis en leeft tot op de dag van vandaag. Laat de Europees overheid hier terdege nota van nemen en beseffen dat de desintegratie van Joegoslavië begon met de Sloveense verontwaardiging over een rechtszaak waarin hun taal niet gebezigd mocht worden.

Verder zal talenkennis meer dan ooit nodig zijn in het toekomstige Europa. Nederland, dat vanouds een transito-positie heeft en dat een reputatie heeft op het gebied van talenkennis, zal moeten investeren in het behoud van die talenkennis. Het onderwijsbeleid van de laatste twintig jaar is op dit gebied veel te laks geweest.

Wie ruzie zoekt, kan ruzie krijgen, moeiteloos, taal of geen taal. De felste ruzies vinden binnen één taalgebied plaats. Taalverschil is vaak het etiket van conflicten, niet de onderliggende oorzaak.

In de Europese Unie moet en kan talige veelvoudigheid beheersbaar blijven. De bereidheid om van de Centraal-Europese geschiedenis te leren is essentieel om in Europa geen Toren van Babel maar een huis met veel kamers te bouwen.

Joep Leerssen is hoogleraar Europese Studies aan de Universiteit van Amsterdam

Omhoog
Terug naar archief