Naam Donau misschien Fins-Oegrisch
László Marácz
De herkomst van de naam Donau is door de taalwetenschap nog steeds niet bevredigend verklaard, net zo min als de etymologieën van de meeste Europese topografische namen. Er zijn twee theorieën in omloop. Gewoonlijk wordt de stam van het woord Donau afgeleid uit een Indo-Europese taal die door de Kelten of Thraciërs werd gesproken. De theorie dat de naam afkomstig is uit het Fins-Oegrisch, dat de voorvaderen van de Finnen en de Esten gesproken zouden hebben, wint echter terrein.
De systematische documentatie van de Europese topografie begint in de Grieks-Romeinse tijd. Op de kaart van Pomponius Mela van 43 na Chr. is goed te zien dat de Donau in de oudheid Ister werd genoemd. De topografische namen van Europa werden destijds vastgelegd in het Grieks en het Latijn, de talen van de Europese beschaving, maar deze bieden geen verklaring voor de herkomst van die namen.
Vandaar dat taalkundigen etymologiseren met de talen van de volkeren die vóór de Grieken en Romeinen in Europa hebben gewoond, zoals met de talen van de Indo-Europese Kelten en Thraciërs of met het Fins-Oegrisch. Omdat deze volkeren echter weinig of geen teksten achterlieten zijn hun afleidingen nogal hypothetische exercities.
Hypothese 1.
De Hongaarse slavist Lajos Kiss legt in zijn etymologisch woordenboek uit dat de bovenloop van de Donau in de Oudheid een andere naam had dan de benedenloop. De bovenloop, die ergens tussen Wenen en de IJzeren Poort op de grens tussen het huidige Roemenië en Servië afgebakend werd, wordt in het Grieks en Latijn Danuvius, in het Duits Donau, in het West-Slavisch (Pools, Slowaaks, Tsjechisch) Dunaj en in het Hongaars Duna genoemd. Volgens Kiss komt de stam van de naam Donau uit het Keltisch en gaat deze terug op een Indo-Europese hypothetische stam danu: 'water, stroom, rivier'.
De benedenloop van de Donau werd in de Oudheid (H)ister genoemd. Het eerste deel van de naam van de Hongaarse stad Esztergom, dertig kilometer boven Boedapest in de Bocht van de Donau, herinnert hier nog aan. Archeologische vondsten tonen aan dat de Bocht van de Donau al in de Oudheid bewoond was.
Volgens Kiss stamt de naam (H)ister uit de taal van de Thraciërs, een Indo-Europees volk dat voor de Grieks-Romeinse tijd het Zuidoost-Europese stroomgebied van de Donau bewoonde. De benedenloop ging pas Donau heten toen de Kelten oostwaarts trokken.
Hypothese 2.
De Estse taalkundige Edgar Saks is er niet van overtuigd dat de etymologieën van de Europese topografische namen uit de Indo-Europese talen af te leiden zijn. Volgens hem is de naam Donau afkomstig uit het Fins-Oegrisch en ligt de Fins-Oegrische Toonela-Tuonela, dat verwijst naar de dodencultus, hieraan ten grondslag. In het Fins betekent Tuonelan joki 'de rivier waarover de dochter van de Finse god Tooni-Tuoni de doden vervoert naar de andere wereld'. De naam Donau komt dan van de Finse godennaam Tooni-Tuoni.
Deze Finse verklaring is alleen maar plausibel als de voorvaderen van de Finnen en Esten van oudsher in Centraal-Europa hebben gewoond en pas later naar het noorden van Europa zijn getrokken. Saks heeft recentelijk steun voor deze gewaagde stelling gekregen van de flamboyante Amerikaanse antropoloog Grover Krantz en de Fin Kalevi Wiik van de Universiteit van Turku.
Beide onderzoekers beargumenteren dat de oerbewoners van Europa Fin-Oegriërs waren, die 8000 jaar geleden al jagend naar het noordoosten trokken, achter de rendieren aan. Dit was mogelijk geworden na afloop van de laatste IJstijd toen de poolkappen inkrompen en het noorden van Europa weer bewoonbaar werd.