Het dynamische oosten van de EU
Jan Limbeek
De drie Baltische landen waren het meest welvarende en vooruitstrevende deel van de voormalige Sovjet-Unie. Hier manifesteerde het onafhankelijkheidsstreven zich het eerst. In 1990 verklaarden ze zich onafhankelijk, tot chagrijn van Gorbatsjov. Door middel van economische pressie en militaire raids probeerde Moskou de Baltische landen vast te houden. Na de mislukte coup in augustus 1991 liet de sovjetleiding ze definitief gaan. Zonder enig voorbehoud richtten ze zich op het Westen en voerden ze zeer radicale markthervormingen door.
De politieke stabiliteit in het Balticum was niet groot. Zo kende Estland sinds de onafhankelijkheid negen verschillende regeringen en Letland zelfs elf. Van de drie landen was Litouwen het minst en Estland het meest radicaal in zijn economische hervormingen. Maar over het economische hervormingsbeleid op zich bestond geen wezenlijk verschil van inzicht.
Precies volgens de theorie van liberale markthervormers - hoe sneller de hervormingen hoe beter - duurde de periode van economische krimp kort en was de daaropvolgende groei groot. Vanaf 1995 begonnen de Baltische economieën te groeien. De economische successen en de westerse gerichtheid leidden ertoe dat de Baltische landen op 1 mei 2004 lid werden van de Europese Unie. Al eerder, op 29 maart 2004, waren ze toegetreden tot de NAVO.
1 De eerste helft van 2004 ten opzichte van de eerste helft van 2003.
1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 20041 20042 20052
Estland -13,6 -14,2 -9,0 -1,6 4,5 4,5 10,5 5,2 -0,1 7,8 6,4 7,2 5,1 6,3 5,8 5,4
Letland -12,6 -22,1 -11,4 2,2 -0,9 3,8 8,3 4,7 3,3 6,9 8,0 6,4 7,5 8,2 6,5 6,0
Litouwen -5,7 -21,3 -16,2 -9,8 3,3 4,7 7,0 7,3 -1,7 3,9 6,4 6,8 9,7 7,2 7,0 7,0
2 Prognose IMF.
Bronnen: IMF en de bureaus voor statistiek van de drie Baltische landen (www.stat.ee; www.csb.lv; www.std.lt)
De laatste vier jaar is de groei in het Balticum nog versneld. Een belangrijke reden voor de economische successen van de laatste jaren is de hoge groei in de landen van de vroegere Sovjet-Unie. De Baltische landen hebben nog steeds nauwe economische banden met Rusland, ondanks stroeve politieke verhoudingen. De Russische economische crisis van 1998 resulteerde in economisch zwaar weer in de Baltische landen.
Twee andere redenen voor de recente economische successen zijn de buitenlandse investeringen en het toegenomen consumentenvertrouwen. Het perspectief op lidmaatschap van de EU heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld.
Het hervormingsproces is in veel opzichten afgerond. De economieën zijn open, de banken gezond, de privatiseringen grotendeels klaar. De publieke sector is in de Baltische landen aanzienlijk kleiner dan in de Oost-Europese toetreders tot de EU en kleiner dan het gemiddelde van de EU. Dat komt omdat de overheidsschuld erg laag is en men weinig uitgeeft aan subsidies, bijvoorbeeld voor de landbouw. De uitgaven voor sociaal beleid, wonen en volksgezondheid zijn er eveneens een stuk lager.
Opmerkelijk is dat de Baltische landen veel meer importeren dan exporteren. Dit geldt met name voor Letland Dat komt de Letten bij voortduring op kritiek te staan van het Internationaal Monetair Fonds, maar dit is een van de weinige kritiekpunten van het Fonds, dat elk jaar weer de loftrompet steekt. Dat kan ook moeilijk anders, want de IMF-receptuur werd redelijk gevolgd, de samenwerking met het Fonds was goed en de financieel-economische resultaten waren uitstekend.
Een ander kritiekpunt van het IMF zijn de groeiende overheidsuitgaven voor 2004, die zouden kunnen leiden tot oververhitting van de economie. Deze kritiek heeft het IMF altijd bij landen die hard groeien. De transitielanden hebben echter nog nooit last gehad van oververhitting als gevolg van te hoge overheidsuitgaven. Gelukkig negeren de meeste landen deze riedel van het IMF.
Als de voortekenen niet bedriegen, zijn Estland en Litouwen de eerste Oost-Europese toetreders tot de eurozone. Zij voldoen met gemak aan de criteria van Maastricht: de schuldenlast, de begrotingstekorten, de inflatie en de rente zijn laag en er is grote macro-economische stabiliteit. Tabel 2 laat zien dat zij er het best voorstaan van alle Oost-Europese nieuwkomers bij de EU. Met name Estland steekt met kop en schouders boven de rest uit.
*Een min-teken betekent tekort
in % BBP in %
begrotingsoverschot* overheidsschuld inflatie rente
Estland 2,4 5,9 1,3 4,8
Letland -1,8 14,5 2,9 5,1
Litouwen -1,5 27,0 -1,7 4,8
Tsjechië -5,4 19,5 0,1 4,8
Hongarije -5,9 56,3 4,6 8,2
Polen -6,1 45,6 0,7 6,8
Slowakije -3,6 43,4 8,6 5,4
Slovenië -1,4 27,0 5,6 5,3
Bron: IMF, Staff report for the 2004 Article IV consultation (Republic of Estonia), 29 september 2004
Alvorens daadwerkelijk tot de euro over te gaan, moet de nationale munt minimaal twee jaar vastgeklonken zijn aan de euro. Voor Estland en Litouwen (en Slovenië) was het op 27 juni zover. De koersen werden vastgesteld op het bestaande niveau van 15,65 Estse kroon en 3,45 Litouwse litas voor een euro. Estland en Litouwen plannen midden 2006 op de euro over te gaan, Letland begin 2008.
Overigens zijn de Baltische munteenheden volgens de Big Mag-index, die elk jaar samengesteld wordt door het weekblad The Economist, ondergewaardeerd. De Estse kroon en de Litouwse litas zijn beide 22 procent te goedkoop. De koopkracht van de Letse lat is 31 procent lager dan die van de dollar. Zelfs de euro is volgens de Big Mag index 13 procent minder waard dan de dollar.
De tabellen 3, 4 en 5 laten zien dat het sociaal-economisch beeld in alle Baltische landen rooskleurig is. Estland scoort het best, want de werkloosheid is er het laagst en de lonen zijn er het hoogst. Voor de toekomst verwachten zowel de nationale autoriteiten als het IMF voortgaande economische successen. De toetreding van de Baltische staten is dan ook een verrijking voor de Europese Unie.
1 Prognose IMF.
1999 2000 2001 2002 2003 20041
Inflatie (CPI) 3,3 4,0 5,8 3,6 1,3 3,0
Werkloosheid2, einde jaar 12,2 13,7 12,6 10,3 10,0 8,1
Gemiddeld maandloon in euro, einde jaar 284 312 352 390 428 450
Begrotingsoverschot (% bbp) -4,3 -0,6 0,4 1,1 2,4 0,8
Tekort lopende rekening (% bbp) 4,4 5,5 5,6 10,2 13,2 11,2
2 Volgens de definitie van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO).
Bronnen: IMF (www.imf.org); Ests Bureau voor de Statistiek (www.stat.ee); Centrale Bank (www.eestipank.info)
1 Eind september 2004 ten opzicht van eind september 2003. Het IMF verwacht 5,8% inflatie in 2004 en 3,5% in 2005.
1999 2000 2001 2002 2003 2004
Inflatie (CPI),einde periode 3,2 1,8 3,2 1,4 3,6 7,71
Werkloosheid2, einde jaar 13,2 13,3 12,9 11,6 10,3 9,9
Gemiddeld maandloon in euro 225 268 282 297 298 3173
Begrotingsoverschot (% bbp) -4,0 -2,6 -2,0 -2,3 -1,6 -
Tekort lopende rekening (% bbp) 9,0 6,4 9,0 7,0 8,6 13,74
2 Volgens de definitie van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO); voor 2004 eind juni.
3 Eind juni 2004.
4 Eerste helft van 2004.
Bronnen: Bureau voor de Statistiek (www.svb.lv); Centrale Bank (www.bank.lv)
1 Eind september 2004 ten opzicht van eind september 2003. Het IMF verwacht 0,6% inflatie in 2004 en 2,5% in 2005.
1999 2000 2001 2002 2003 2004
Inflatie (CPI),einde jaar 0,3 1,4 2,0 -1,0 -1,3 3,21
Werkloosheid2, einde jaar 15,3 16,1 17,5 13,0 11,6 11,3
Gemiddeld maandloon in euro 231 263 274 293 306 3543
Begrotingsoverschot (% bbp) - -2,5 -2,0 -1,5 -1,9 -
Tekort lopende rekening (% bbp) 11,2 5,9 4,7 5,2 6,6 9,94
2 Volgens de definitie van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO); voor eind juni 2004.
3 Eind juni 2004.
4 Eerste helft van 2004.
Bronnen: Bureau voor de Statistiek (www.std.lt); Centrale Bank (www.lb.lt)