Roemenië hervormt kinderbescherming

Vlad Nicolae

Na de val van dictator Nicolae Ceausescu in december 1989 was de westerse wereld, maar ook de Roemeense bevolking zelf, geschokt door de situatie die westerse verslaggevers in weeshuizen aantroffen: grootschalige inrichtingen met uitgehongerde kinderen, die broeiplaatsen van ziektes en infecties waren en waar het schaarse personeel de situatie allang niet meer aankon en kinderen soms zelfs aan hun bed vastbond. De afgelopen jaren heeft Roemenië het systeem van kinderbescherming sterk hervormd en dat moet de wereld kenbaar worden gemaakt.

De deplorabele situatie was in 1966 ontstaan nadat Ceausescu een decreet uitvaardigde dat voorbehoedsmiddelen en abortus verbood. Het idee van de 'Grote Leider' was om de bevolking gedurende het tijdsbestek van één generatie in aantal te verdubbelen door iedere vrouw te verplichten minstens vier kinderen op de wereld te zetten.

Omdat het voor arme gezinnen een onmogelijke opgave was om die kinderen groot te brengen, trad de communistische overheid 'gul' op en nam zij de verantwoordelijkheid voor deze kinderen over. Met het opzetten van een groot netwerk van instellingen waarin kinderen dankzij de 'goede zorg van de communistische partij' in welvaart en veiligheid zouden kunnen opgroeien, werd er een vraag naar kinderen gecreëerd.

Het achterlaten van je kind werd een geaccepteerde optie voor gezinnen die in armoede leefden en na de geboorte van hun kind in ziekenhuizen te horen kregen dat het kind in een instelling 'een beter leven zou krijgen'. Met het instorten van de Roemeense economie in de jaren tachtig en door het gebrek aan gespecialiseerd personeel verslechterden de omstandigheden in deze instellingen dramatisch.

De aandacht voor de Roemeense kinderen in de westerse media bracht gedurende de jaren negentig een grote vraag vanuit het Westen op gang. Ouders en tussenpersonen werden in sommige gevallen financieel gestimuleerd, met illegale adopties tot gevolg. Hoewel officiële cijfers ontbreken schat men het totale aantal door buitenlanders geadopteerde kinderen op 30.000 in de jaren '90.

Aan deze praktijk, die de ontwikkeling van een functionerend systeem van kinderbescherming geen goed heeft gedaan, kwam in 2000 een einde door een moratorium op internationale adopties. Deze zijn nu slechts mogelijk indien grootouders die in het buitenland leven hun kleinkind willen adopteren.

Het hervormingsproces, dat in 1997 goed op gang kwam, had drie belangrijke doelstellingen. Die vormen de basis van de op 1 januari 2005 van kracht geworden Wet op het Beschermen en Bevorderen van de Rechten van het Kind (Wet 272). Ten eerste moet het systeem van kinderbescherming op één lijn gebracht worden met de conventies van de Verenigde Naties. Voorts moet het ontwikkelen van ondersteuningsdiensten voorkomen dat kinderen van hun gezin gescheiden worden. Grootschalige opvanginstellingen ten slotte dienden gesloten te worden en vervangen door alternatieve diensten.

Een wezenlijk verschil met de oude wetgeving is dat de nieuwe wet gericht is op het ondersteunen van het gezin bij het groot brengen van het kind. De voornaamste verantwoordelijkheid bij het opvoeden van een kind wordt gelegd bij de ouders, die rekening dienen te houden met zijn 'bovengeschikte belang'. Volgens de nieuwe wetgeving 'heeft een kind het recht om door zijn familie te worden grootgebracht', hetgeen betekent dat afgerekend wordt met de misvatting dat de staat de rol van de ouders zou kunnen en willen overnemen.

De overheid rest slechts een ondersteunende taak, die voor een belangrijk deel bestaat uit het voorkomen dat een kind in een instelling belandt. Zwangere vrouwen bij wie het risico bestaat dat ze hun kind na geboorte in het ziekenhuis zullen achterlaten, krijgen (financiële) ondersteuning. Altijd wordt geprobeerd om kinderen die hun ouders verliezen onder te brengen bij andere familieleden. Voor gevallen waarin opvang de enige optie is zijn centra ontwikkeld waar kleine groepen kinderen onder toezicht van gespecialiseerde maatschappelijk werkers staan en waar zoveel mogelijk geprobeerd wordt een gezinsleven na te bootsen.

Het succes van dit hervormingsbeleid blijkt onder meer uit het sterk afnemende aantal kinderen in zorginstellingen. Eind 2004 telde Roemenië 4,8 miljoen kinderen, van wie er 82.902 door de staat werden verzorgd. Daarvan verbleven 32.579 kinderen in tehuizen, een derde van het aantal dat een paar jaar geleden geregistreerd was. Met 0,75 procent van het totale aantal Roemeense kinderen in tehuizen is de situatie vergelijkbaar met die in West-Europese landen.

De met EU-fondsen (het PHARE-programma) gefinancierde overheidscampagne 'De rechten van kinderen zijn wet!' stelt zich tot doel af te rekenen met het oude negatieve imago van Roemenië. De wereld moet worden getoond dat de oude beelden van verwaarloosde kinderen die in tehuizen gedumpt zijn definitief tot het verleden behoren. Daarnaast moet de nieuwe wetgeving nader worden uitgelegd aan het grote publiek.

Met het oog daarop zal er een mediacampagne van start gaan, met name gericht op ouders. Uit onderzoek blijkt immers dat - mede door voorlichting op scholen - kinderen beter op de hoogte zijn van hun rechten dan de ouders. Zo weten ze bijvoorbeeld dat ouders de voornaamste verantwoordelijkheid dragen voor de manier waarop kinderen opgroeien en zich ontwikkelen, terwijl de ouders nog steeds menen dat deze taak in eerste instantie onder de verantwoordelijkheid van overheidsinstellingen valt.

De mediacampagne vraagt tevens aandacht voor problemen als verwaarlozing en mishandeling. Zo beschouwde 47 procent van de ouders in 2003 fysiek geweld in de opvoeding als volstrekt normaal. Een groeiend probleem is kinderarbeid. De afgelopen jaren hebben verschillende media melding gemaakt van kinderen uit arme gezinnen in het noorden van het land die 'verhuurd' werden aan boeren om op het land te werken.

Behalve ouders moeten ook verschillende beroepsgroepen die met kinderen in contact komen, zoals rechters, maatschappelijk werkers, politieagenten, leraren, artsen en priesters, op hun verantwoordelijkheden gewezen worden. Met het oog daarop worden er door het hele land verspreid honderd workshops van twee dagen georganiseerd, waarin telkens twintig deelnemers de noodzaak tot een betere samenwerking tussen de beroepsgroepen die een rol spelen bij de bescherming van kinderrechten uitgelegd krijgen.

De arts bij wie een kind met blauwe plekken op consult komt, krijgt te horen welke instantie hij moet inschakelen, de leraar leert hoe te handelen wanneer hij het gevoel krijgt met een verwaarloosd kind van doen te hebben. Ervaringen worden uitgewisseld en dikwijls worden er over en weer scherpe verwijten gemaakt.

Het gebrek aan geld is wellicht het grootste gevaar voor de verdere ontwikkeling van de kinderbescherming. De jonge en zeer ambitieuze Violeta, maatschappelijk werker, vertelt mij na het afronden van een workshop in de bergplaats Busteni dat veel van haar collega's zeer gefrustreerd zijn door de belachelijk lage lonen. Zelf verdient ze amper honderd euro in de maand, terwijl de huur voor een eenpersoonswoning in Boekarest minstens 150 euro bedraagt. 'In de zomer rond ik mijn rechtenopleiding af en dan ben ik weg. Ik houd van wat ik nu doe, het is mijn droombaan, maar ik moet wel ergens van leven!'

Omhoog
Terug naar archief