Moderniseerders in Centraal- en Oost-Europa

László Marácz

In deze Ablak-special wordt ingegaan op de vraag wanneer en hoe moderniseerders in Centraal- en Oost-Europa vernieuwende westerse ideeën over staat en samenleving in deze regio's van Europa geďntroduceerd hebben.

Over het algemeen laat men de moderniteit in het midden van de vijftiende eeuw beginnen. Op dat breukvlak op het einde van de Middeleeuwen worden nieuwe transportmiddelen en de boekdrukkunst ontdekt. De modernisering is geen continu proces, maar wordt vertraagd of versneld in bepaalde historische tijdvakken, zoals de Verlichting en de Industriële Revolutie. Soms kunnen belangrijke gebeurtenissen het proces van modernisering onderbreken, zoals revoluties of oorlogen. Moderniteit in Centraal- en Oost-Europa volgt het globale patroon van die in het Westen, maar er zijn ook duidelijke verschillen.

In deze regio's van Europa begint de moderniteit later, aan het einde van de achttiende eeuw en krijgt dynamiek naar aanleiding van de Verlichting, de Franse Revolutie en de Engelse Industriële Revolutie.

De moderniteit in Centraal- en Oost-Europa is voornamelijk een beweging van bovenaf. De moderniseerders zijn hier bijna uitsluitend te vinden in de bovenlaag van de samenleving, aan de keizerlijke en koninklijke hoven. Daar toont men zich ontvankelijk voor de westerse ideeën van moderniteit.

Intelligente, verlichte heersers als de Habsburgse keizerin van Oostenrijk Maria Theresia en de Poolse koning Stanislaw August Poniatowski omarmen de moderniteit en proberen de staat te verstevigen, homogeniseren en uniformiseren door de invoering van degelijk algemeen onderwijs.

De ideeën van moderniteit vallen in Centraal- en Oost-Europa in een maatschappelijk sociale structuur die afwijkt van die in West-Europa. De continentale keizerrijken en koninkrijken zijn agrarische samenlevingen met een feodale structuur waar de adellijke grootgrondbezitters de lakens uitdelen. Er zijn relatief weinig stedelijke kernen met onafhankelijke burgers. In sommige landen van Centraal- en Oost-Europa komt de ontwikkeling van de steden pas op gang als gevolg van de modernisering.

Vóór de Verlichting had het Westen in alle opzichten een grote voorsprong genomen ten opzichte van Centraal- en Oost-Europa. Westerlingen of West-Europeanen doen in de zestiende eeuw grote overzeese ontdekkingen en gaan voordelige betrekkingen aan met koloniën.

Hier blijven de landen in Centraal- en Oost-Europa van verstoken. Daarbij zijn Centraal- en Oost-Europese landen, met name Hongarije, Bohemen en de Balkan-landen, zelf doelwit van kolonisering door respectievelijk de Habsburgers en de Osmanen.

Tevens zijn er verschillen in de ontwikkeling van de moderniteit binnen Centraal- en Oost-Europa zelf. De modernisering van Polen wordt bruut onderbroken omdat het land in 1795 van de kaart verdwijnt en opgedeeld wordt door het absolutistische Pruisen, Rusland en Oostenrijk.

De modernisering van Hongarije krijgt juist een kans als de liberale graaf István Széchenyi zijn hervormingsprogramma weet door te drukken in het Hongarije onder de Habsburgers. De Hongaarse ontwikkeling wordt onderbroken door de Hongaarse Opstand en Vrijheidsstrijd van 1848-1849, waarna de Hongaarse hervormers door de Habsburgers tot de orde worden geroepen.

Roemenië wordt pas in de tweede helft van de negentiende eeuw onder inspiratie van Mihail Kogalniceaunu gemoderniseerd als het land onafhankelijk wordt van het Osmaanse rijk. De nalatenschap van de Servische taalvernieuwer Vuk Karadzic (1787-1864) wordt een generatie na hem in de tweede helft van de negentiende eeuw gemeengoed in Servië.

Binnen het kamp van de Centraal- en Oost-Europese hervormers waren er ook grote verschillen van inzicht over hoe de modernisering het beste geďntroduceerd kon worden. Graaf István Széchenyi wilde het grootgrondbezit beperken, de lijfeigenschap afschaffenb en het algemeen onderwijs invoeren. Met de legalisering van een pachtsysteem wilde Széchenyi een commerciële landbouwrevolutie in gang zetten.

De moderniteit zette in het Habsburgse rijk pas echt door in de periode tussen 1870 en 1914. Hoewel er in die periode na het politieke accoord tussen Oostenrijk en Hongarije in 1867, de Ausgleich, nog steeds sprake is van politieke onderdrukking van de bevolking, is de sociaal-economische modernisering in het Habsburgse rijk in die periode juist ongekend.

In 1894 zal in Moravië de Tsjechische fabrikant Tomas Bata een start maken met zijn schoenenimperium en in Hongarije gaat het rond 1900 beter dan ooit tevoren. Het inwonertal van Boedapest groeide van 200.000 naar bijna een miljoen; het spoorwegennet waarvoor graaf Széchenyi al in 1848 het plan had ontwikkeld, groeide van 2200 kilometer naar 22.200 kilometer; de industriële productie groeide gemiddeld met 5 procent per jaar; de landbouwproductie gemiddeld met 2 procent en het nationaal inkomen met 3,3 procent per jaar.

De moderniteit in Centraal- en Oost-Europa wordt door de Eerste en Tweede Wereldoorlog ingrijpend onderbroken. De communistische elite wil aanhaken bij het Westen, maar modernisering is niet in alle communistische landen succesvol gebleken.

Elk moderniseringsinitiatief heeft zijn eigen profeet. George Soros, een Amerikaan van Hongaarse komaf, is zo'n profeet die met financiële en ideologische injecties de zegeningen van de moderniteit in het huidige Centraal- en Oost-Europa probeert aan te prijzen.

Met de toetreding van de landen uit Centraal- en Oost-Europa tot de Europese Unie dienen zich nieuwe mogelijkheden aan om in een hoog tempo te moderniseren. De Centraal- en Oost-Europese pioniers die in deze Ablak de revue passeren, gaven al een lichtend voorbeeld.

Omhoog
Terug naar archief