Het stadion van Ferenc Puskás
László Marácz
Rijdende met de rode metrolijn van Boeda in de richting van Pest, is de eerste halte na het centrale Ooststation die van het Ferenc Puskásstadion. Wie de diepe metro uitkomt, ziet de kolossale pilarenconstructie van het stadion dat op 2 april 2002 ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van de beste voetballer die Hongarije ooit heeft gehad, Ferenc Puskás, de spits van het legendarische 'Gouden Team', geopend werd.
Het nationale voetbalelftal van Hongarije werd het Gouden Team genoemd omdat het in 1952 tijdens de Olympische Spelen in Helsinki de gouden medaille had gewonnen. Het Gouden Team speelde zijn thuiswedstrijden in dit stadion en was in de jaren vijftig onverslaanbaar. Het stadion droeg tot 2002 de naam Népstadion (Volksstadion) en is een van Hongarije's architectonische overblijfselen uit de stalinistische periode tussen 1949 en 1956.
Al in het interbellum had de regering van Hongarije een groot stadion willen bouwen. De stad Boedapest wilde graag een keer de Olympische Spelen organiseren. Maar door de chaos aan het einde van de Eerste Wereldoorlog en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werden de plannen opgeschoven tot na de Tweede Wereldoorlog.
In het eerste driejarenplan dat in 1945 door het Hongaarse parlement werd aangenomen, werd er geld vrijgemaakt voor de bouw van een groot stadion in Boedapest. Het staatsbouwbedrijf ÉTI kreeg in 1948 de opdracht om een ontwerp te maken voor de bouw van het Népstadion. Het stadion moest ten noorden van het Ooststation komen in de hoek waar de Hungária-ringweg en de Kerepesi-weg elkaar kruisen op een gebied ter grootte van zo'n 27 hectare. Dit gebied ligt ingeklemd tussen de stadswijken Theresastad, Elisabethstad en Jozefstad, die in het centrum liggen, en de wijk Zugló, die tegen het centrum aanligt.
Vanaf 1949, toen de stalinistische vleugel van de Hongaarse communistische partij onder leiding van partijleider Mátyás Rákosi de absolute macht naar zich toetrok, werd het stalinistische socialistisch realisme ook in Hongarije een toonaangevende bouwstijl. Tussen 1951 en 23 oktober 1956, het uitbreken van de Hongaarse Opstand tegen het communisme, werden alleen nog gebouwen opgeleverd die in stalinistische stijl gebouwd waren. In gebieden met veel zware industrie werden nieuwe steden ontworpen met een stalinistisch aanzien.
Ook Boedapest krijgt een aantal gebouwen in de socialistisch-realistische stijl, zoals het Ministerie van Defensie in de Honvédstraat in de omgeving van het parlement, de Universiteit voor Tuinbouw en Voedsel aan de Ménesi-weg in het stadsdeel Boeda en het uit rode baksten opgetrokken R-gebouw van de Technische Universiteit van Boedapest. Het R-gebouw staat achter het hoofdgebouw van de Technische Universiteit dat langs de oever van de Donau staat.
In socialistisch-realistische stijl werd ook het hoofdkwartier van de vakbond voor bouwarbeiders MÉMOSZ gebouwd, aan het rand van het stadspark naast het Heldenplein. De grote laan voor het vakbondsgebouw werd door de communisten gebruikt voor feestelijke parades, zoals die op de Dag van de Arbeid op 1 mei.
Het einde van het stalinisme in Hongarije en daarmee ook het einde van de stalinistische bouwstijl werd ingezet door de Hongaarse Opstand die, onder invloed van de 'dooi' onder sovjetleider Nikita Chroesjtsjov, op 23 oktober 1956 uitbrak. In de nacht van 23 op 24 oktober werd het grote Stalinbeeld van acht meter hoog, dat voor het hoofdkwartier van MÉMOSZ stond, van zijn sokkel getrokken en door de opstandelingen in stukken gehakt.
Een ander stalinistisch bouwwerk, het Népstadion, werd echter tijdens de Hongaarse Opstand ongemoeid gelaten. Dat kwam omdat de inwoners van Boedapest een hele andere relatie hadden met het Népstadion dan met het Stalinbeeld.
Het Népstadion werd ontworpen door architect Károly Dávid (1903-1973) die voor de Tweede Wereldoorlog zijn loopbaan bij het Parijse architectenbureau Le Corbusier was begonnen. Dávid was ontsnapt aan de communistische zuiveringen in 1948, die ook de Hongaarse architectengemeenschap hadden getroffen.
Hij ontwierp een stadion met een toeschouwerscapaciteit van 70.000. Het plan was om die capaciteit uit te breiden naar 100.000 toeschouwers. De grote tribune aan de oostkant van het stadion werd door 18 reusachtige pilaren ondersteund. Deze enorme pilaren geven de bezoeker van het stadion een nietig gevoel, zoals ook werd beoogd door de ideologen van de stalinistische bouwkunst.
Onder de tribune bevinden zich de kleedkamers van de sporters. Aan de noordkant en de zuidkant waren marathonpoorten, die inmiddels afgebroken zijn. Aan de westkant was de eretribune waar de communistische leiders zich tijdens grote politieke en sportmanifestaties door de arbeiders van Boedapest, die op de grote tribune aan de andere kant zaten, lieten toejuichen.
Op 13 juli 1948 werd er met de bouw van het stadion begonnen, zonder dat de bouwplannen overigens definitief waren. Vanwege tijd- en geldgebrek werden er tijdens de bouw niet veel veranderingen meer doorgevoerd.
Meer dan 90 procent van de bouwmaterialen voor het stadion werd ter plaatse gefabriceerd. Op het bouwterrein draaiden zeven fabrieken dag en nacht door. De balken werden gemaakt van een mengsel van ijzer en beton en wogen 20 tot 24 ton. Er werd 664 mł grond verplaatst en er werden 84 bouwmachines, hijskranen, treintjes, lopende banden, walsen en betonmolens voor de bouw ingezet. Tijdens de werkzaamheden werd er 45.000 mł gewoon beton gebruikt en 2500 ton gewapend beton. Er werden 24.000 tribune-elementen en 15.000 trapelementen geplaatst. Voor de verlichtingsinstallatie waren 18.000 gloeilampen nodig. Er werd 150 kilometer kabel gelegd.
De stalinisten in de Hongaarse regering wilden de bouw van het stadion versnellen. Zij zagen veel in een kolossale sporttempel die goed gebruikt kon worden voor politieke propagandabijeenkomsten en die de arbeiders van Boedapest in de vrije uurtjes ontspanning zou bieden.
Vandaar dat er vanaf het begin van de jaren vijftig met man en macht aan de bouw van het Népstadion werd gewerkt. Militairen en arbeiders werden massaal ingezet om het stadion op 20 augustus 1953 te kunnen openen. Die dag was voor de communisten belangrijk omdat ze 20 augustus hadden herdoopt in de Dag van de Grondwet, ter vervanging van de traditionele christelijke feestdag op die dag, Sint Stefanusdag.
De opening werd een massale adhesiebetuiging aan het stalinistische leiderschap van Hongarije dat toen op het hoogtepunt van zijn macht was. Ongeveer 12.000 atleten traden die dag op. Er was een voetbalwedstrijd tussen de legerclubs van de communistische broederlanden Hongarije en de Sovjet-Unie. Honvéd Boedapest won van Spartak Moskou met 3-2. Tijdens de slotceremonie beeldden turners in het stadion de communistische vijfpuntige ster uit, die overging in een piramide waaruit het Vrijheidsbeeld in de vorm van een vrouw omhoog kwam. Het Vrijheidsbeeld was na de Tweede Wereldoorlog op de Gellértberg in Boedapest geplaatst ter herinnering aan de overwinning van het Rode Leger op de nazi's.
De dag werd ontsierd door een schandaal. Een van de eregasten was de Amerikaan Avery Brundage, voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité. Partijleider Rákosi wilde echter niet dat een vertegenwoordiger van een 'imperialistische' mogendheid plaats zou nemen op de eretribune waar de top van de communistische partij had plaatsgenomen. Vandaar dat Brundage genoegen moest nemen met een plaats op de perstribune.
Ondanks zijn stalinistische ontwerp is het Népstadion nooit geďdentificeerd met de uitwassen van het stalinisme in Hongarije. De reden daarvan is dat het imposante stadion verbonden is met de successen van het Hongaarse nationale voetbalelftal in de jaren vijftig. Puskás en zijn mannen leerden geduchte tegenstanders zoals Engeland een lesje voetbal op de heilige mat van het Népstadion.
De herinnering aan de successen van het Gouden Team is in Hongarije nog steeds levend, al was het maar omdat de successen van dit team daarna nooit meer geëvenaard zijn. Het Népstadion is voor veel Hongaren het symbool van wat ze eens waren: de beste voetbalnatie ter wereld.
Tussen 1994 en 1998 is het stadion ingrijpend gemoderniseerd. Niettemin kondigde de Hongaarse regering in de zomer van 2004 aan het Ferenc Puskásstadion opnieuw te willen moderniseren. De hoge tribune zal worden afgebouwd en de toeschouwerscapaciteit zal worden terugbracht naar 50.000. Verder zal het stadion worden ingebed in een multifunctioneel sport- en vrijetijdscentrum.
De bouwwerkzaamheden zullen dit jaar van start gaan. Gaat alles door dan zal het stalinistische stadion van weleer een metamorfose ondergaan die zal doen vergeten dat ooit de Hongaarse stalinisten zich hier lieten bewieroken.