Poznan, juni 1956

Jan van Steenbergen

De Hongaarse volksopstand van 1956 was niet enig in zijn soort. Gedurende de gehele communistische periode hebben zich in diverse Oost-Europese landen vergelijkbare situaties voorgedaan, waarbij de Sovjet-Unie slechts ternauwernood de controle over een satellietstaat wist te behouden. In hetzelfde jaar deden zich in Polen maar liefst twee van zulke gebeurtenissen voor, die beide hun impact hadden op de situatie in Hongarije.

Stalin zei eens over de Polen: 'Proberen de Polen het communisme te brengen, is proberen een koe te zadelen'. Hiermee presenteerde hij, om bij dezelfde metafoor te blijven, een waarheid als een koe. Toch greep hij het beest stevig bij de hoorns en installeerde Boleslaw Bierut aan het hoofd van stalinistisch Polen.

Bierut ging meedogenloos te werk: willekeurige arrestaties, gedwongen collectivisatie, absurd hoge eisen aan de arbeiders, economische exploitatie door Rusland… Dat zijn bewind in sommige opzichten humaner was dan dat van zijn collega's in andere Oost-Europese landen mocht niet verhinderen dat ook de Poolse stalinisten het na Chroesjtsjovs geheime rede in februari 1956 moeilijk kregen.

Aldus tekende zich dat jaar in Polen - net als in Hongarije en andere landen - een scheiding af tussen de stalinisten die de Tweede Wereldoorlog in Rusland hadden doorgebracht, en de 'nationale communisten', van wie de meesten in het ondergrondse verzet actief waren geweest. Exponent van die laatste stroming was Wladyslaw Gomulka, voormalig partijbons en communist van het eerste uur, die in 1951 op verdenking van 'rechts-nationalistische afwijkingen' uit de partij en in de gevangenis was gezet. Hij genoot een morele autoriteit waar geen stalinist tegenop kon.

Op 28 juni 1956 ('zwarte donderdag') brak in de Stalinfabrieken in Poznan een spontane staking uit. De eisen hadden aanvankelijk een economisch karakter. Toen zich echter het gerucht verspreidde dat de delegatie die de stakers naar Warschau hadden gestuurd, gearresteerd was, brak de hel los.

Een grote groep demonstranten viel eerst de gevangenis binnen, bevrijdde de gevangenen en maakte de wapens van de bewakers buit. Vervolgens overvielen zij een radiostation en vielen het hoofdkantoor van de geheime dienst UB aan. De demonstratie ontaardde in wilde rellen tegen de regering, zowel in Poznan als in andere steden. De regering drukte de opstand de kop in door op de menigte te schieten, waarbij ten minste 74 mensen om het leven kwamen, vermoedelijk meer.

Niettemin had de demonstratie overduidelijk gemaakt hoe onhoudbaar de positie van de Poolse stalinisten was, zeker na het wegvallen van de steun uit het Kremlin. Uiteindelijk zou de partij daarom op 19 oktober, enkele dagen voor het uitbreken van de Hongaarse opstand, Gomulka tot Eerste Secretaris kiezen en daarmee de weg vrijmaken voor Polens eigen weg naar het socialisme.

Zowel de opstand in Poznan als de 'Poolse Oktober' die eruit voortvloeide, hadden grote invloed op de gebeurtenissen in Hongarije. De Hongaren zagen in Imre Nagy een soort Hongaarse Gomulka. Bij de demonstraties werden Poolse vlaggen meegevoerd en Poolse symbolische plekken bezocht. De wederzijdse solidariteit was groot, ook na de Russische inval in Hongarije.

Er is dan ook veel gespeculeerd over de vraag waarom de Sovjet-Unie wel Hongarije binnenviel, maar niet Polen. Het antwoord ligt waarschijnlijk in de veel adequatere reactie van de Poolse machthebbers: zij hadden Chroesjtsjov duidelijk weten te maken dat zij hun problemen zelf wel aankonden. Gomulka wist Chroesjtsjov er bovendien van te overtuigen dat er van zijn kant niets te vrezen viel.

Hoe waar dit was, zou bijvoorbeeld in 1968 blijken, toen Gomulka een sleutelrol speelde bij het neerslaan van de Praagse Lente. Paradoxaal genoeg ontwikkelde het Hongarije van János Kádár zich tot 'de vrolijkste barak van het kamp', en niet het Polen van Gomulka.

Omhoog
Terug naar archief