Visioen voor 2014

Morries Leeraert

Ondanks alle beren op de weg naar 'Europa' heeft de Internationale Commissie van de Balkan (ICB), een onderzoeksinstituut van Brussel, een visioen voor de lange termijn. In de zomer van 2014 - een eeuw na het fatale schot van Gavrilo Princip dat de Eerste Wereldoorlog ontketende - komt de Europese Unie in Sarajevo bijeen om haar nieuwe lidstaten te verwelkom: Bosnië-Hercegovina, Servië, Montenegro, Kosovo, Albanië en Macedonië. De bestemming is volledige integratie in de politieke en economische infrastructuur van de Europese Unie.

De landen in Zuidoost-Europa hebben ingrijpende politieke en economische hervormingen voor de boeg. Het beteugelen van de inflatie, de privatisering van de economische sector en de hervorming van het onderwijs zijn redelijk succesvol, al gaat het allemaal veel te langzaam, aldus de evaluatie van de Internationale Crisisgroep van de Verenigde Naties in 2005.

Het ambtenarenapparaat en de civil sector moeten geprofessionaliseerd worden. Er moet een einde komen aan de corruptie. Bosnië heeft het met de 'transitie' naar opname in EU-verband het meeste werk te verrichten. Het krijgt na Kosovo de meeste financiële steun.

Buitenlandse directe investeringen in de productiesector zijn in de meeste landen van voormalig Joegoslavië vooralsnog gering. In 2003 was er in Bosnië-Hercegovina voor 337 miljoen euro geïnvesteerd en in Servië-Montenegro voor 1,2 miljard euro.

Kroatië doet het nog het best met 1,7 miljard euro. Maar ook Kroatië haalt de voorgenomen intrede in 2009 naar alle waarschijnlijkheid niet. Hoewel het land een flinke economische groei doormaakt, houdt het geen pas met de hervorming van het politie- en justitieapparaat. Ook de corruptiebestrijding en onduidelijke belastingregels vormen nog een major challenge.

De ICB pleit voor een soort Marshallplan voor de Balkanlanden, het zogeheten Balkan Budget. Ook het contact van de huidige jonge generatie van de Balkan-landen met West-Europese landen ziet de commissie als cruciaal. Zij stelt vast dat meer dan 70 procent van de jonge 'Europese generatie' nog nooit een stap in het buitenland heeft gezet.

De huidige EU-landen treden de Balkanlanden echter niet met vreugde tegemoet. Nederland en andere EU-landen vinden de Unie nu al te groot.

Een enquête van Eurobarometer onder bewoners van oude en nieuwe lidstaten geeft aan dat 63 procent bezorgd is over de werkgelegenheid bij verdere uitbreiding: 80 procent in de oude lidstaten, en toch ook nog 45 procent in Polen, vreest voor verlies van werkgelegenheid.

De Bulgaar Ivan Krastev, secretaris van de ICB, geeft deze mensen deels gelijk. Wat moet de EU ook met deze kleine landen, stelt hij retorisch. Ze zijn etnisch verdeeld, met een half-democratische, half-corrupte staatsstructuur. Maar als de EU haar deuren niet openzet voorziet hij mislukte staten en vuile kleine oorlogen.

Volgens Krastev moet de Europese Unie terug naar haar oorspronkelijke grondslag. Dat wil zeggen dat het doel niet zozeer het behoud van banen is, maar stabiliteit en veiligheid. Vanaf de jaren zeventig kwam de nadruk verregaand op economische integratie te liggen.

De uitbreidingsmoeheid komt hieruit voort, maar voor de 21ste eeuw, zo betoogt Krastev, gaat het opnieuw om een politiek stabiel Europa, mét de Balkanlanden erin opgenomen.

Omhoog
Terug naar archief