Cluj-Napoca, het hart van Transsylvanië

László Marácz

Het bestuurlijke en infrastructurele knooppunt van de West-Roemeense landsstreek Transsylvanië is de stad Cluj-Napoca. De stad ligt in de vallei van de rivier de Somes, ongeveer 150 kilometer van de Hongaars-Roemeense grens. Met 320.000 inwoners is Cluj qua inwonertal de derde stad van Roemenië.

Cluj-Napoca (Hongaars: Kolozszvár, Duits: Klausenburg) is vandaag de dag een multiculturele stad met een Roemeense meerderheid en een Hongaarse minderheid die ongeveer een kwart van het inwonertal van de stad beslaat. Cluj-Napoca is een belangrijk cultureel centrum met twee schouwburgen (een Roemeentalige en een Hongaarstalige), twee opera's (een Hongaarstalige en een Roemeenstalige) en elf instellingen voor hoger onderwijs, waaronder de Babes-Bolyai Universiteit.

Het stadsbeeld van Cluj met zijn verschillende bouwstijlen oogt hybride en vormt de afspiegeling van de verschillende politiek-staatkundige tijdperken waar Cluj mee te maken heeft gehad. Op de pleinen in het historische centrum vinden we de imposante gebouwen uit de tijd van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Deze gebouwen zijn opgetrokken in de Hongaarse variant van de fin-de-sciècle Jugendstil, de Secessie, met de ornamentiek uit de Hongaarse folklore.

Vanuit het historische centrum kun je de flatwijken zien. Deze zijn tegen de heuvels, die tussen de 500 en 825 meter hoog zijn, gebouwd. De flatwijken zijn een erfenis van het communistische bewind van partijleider Nicolae Ceausescu.

De nieuwe glimmende, zilvergrijze gebouwen staan in schril contrast met de verkrotte staat waarin zich veel andere gebouwen in de stad bevinden. Ze worden in een hoog tempo opgetrokken met behulp van buitenlandse investeringen, voornamelijk uit de EU-landen.

Cluj diende in de middeleeuwen als een versterkte garnizoensstad. Het stadskasteel was van een van de zeven forten waar Transsylvanië's Duitse naam Siebenbürgen aan ontleend is. Van de stadsmuren en de torens van het fort is overigens nog maar weinig overgebleven.

Cluj groeide in de zestiende en zeventiende eeuw, in de tijd dat Transsylvanië een semi-onafhankelijk vorstendom was, uit tot een welvarende stad. Het vorstendom Transsylvanië werd bestuurd door vermogende Hongaarse adellijke families, zoals de Báthory's, de Ráckóczy's, de Teleki's en de Bethlens, maar voor zijn buitenlandse politiek was het land afhankelijk van het Ottomaanse rijk.

De Hongaarse vorsten van Transsylvanië stonden geloofsvrijheid toe en werden zelf aanhangers van de Reformatie. Uit die tijd stammen de intensieve contacten met andere protestantse landen in Europa, waaronder Nederland.

In het huidige Cluj zijn de sporen van de Nederlands-Transsylvaanse contacten uit die tijd nog te vinden. Op de begraafplaats Házsongárd, net buiten het historische centrum, ligt de bekende Hongaarse pedagoog uit de zeventiende eeuw János Apáczai Csere (1625-1659) begraven. Apáczai Csere studeerde aan verschillende Nederlandse universiteiten en schreef in Utrecht de eerste Hongaarse encyclopedie. Naast hem ligt zijn Nederlandse vrouw Aletta van der Maet begraven. Ze volgde Apáczai Csere toen deze na zijn studies naar Cluj terugkeerde.

Inhaalslag

Cluj-Napoca is bezig met een inhaalslag. De stad had in de periode 1992-2004 te maken met het bewind van de extreem nationalistische burgemeester Gheorghe Funar. Funar, die lid is van de rechts-extremistische, xenofobe Partij voor Groot-Roemenië, had niet alleen weinig respect voor de Hongaarse inwoners van de stad, maar probeerde ook elke niet-Roemeense invloed uit de stad te weren. Hierdoor liep de stad talrijke interessante buitenlandse investeringen mis.

In 2002 wilde de Amerikaanse multinational Coca-Cola haar Roemeense distributiecentrum in Cluj-Napoca vestigen. Maurits Janmaat, directeur van het Nederlandse Businesscentrum te Cluj, zegt hierover: 'Elke andere Roemeense burgemeester was blij geweest met het aanbod van Coca-Cola, maar Funar persoonlijk verhinderde dat Coca-Cola zich in Cluj kon vestigen. Coca-Cola week uit naar het liberale Oradea en Cluj-Napoca liep veel investeringsgeld en werkgelegenheid mis.'

De erfenissen uit het tijdperk-Funar zijn nog te zien in het straatbeeld van Cluj. Onder Funar moesten namelijk het straatmeubilair, de stoepranden en de attributen in de speeltuinen van de stad in de kleuren van de Roemeense vlag geschilderd worden. Het enige positieve effect van deze potsierlijke vertoning is dat de vrolijke kleuren rood-geel-blauw de grauwheid in de buitenwijken van de stad enigszins doorbreken.

Cluj-Napoca groeide met name in de jaren zeventig en tachtig onder het bewind van Ceausescu. Toen werden grote grauwe betonwijken (Grigoresco, Manastur, Zorilor, Gheorgheni en Marasti) in een ring om de stad heen gebouwd. In deze periode nam ook het aantal Roemeense inwoners van de stad sterk toe en daalde het aantal Hongaren, mede vanwege het feit dat Hongaren zich niet mochten vestigen in Cluj.

Sinds de burgemeestersverkiezingen van 2004, die Funar verloor van zijn liberale rivaal Emil Bloc, probeert Cluj-Napoca zo snel mogelijk een op Europa gericht beleid door te zetten. De toetreding van Roemenië tot de Europese Unie is door het stadsbestuur uitbundig gevierd. Hiervan getuigt de zee van EU-vlaggen die de stad versieren.

Toch is niet iedereen ervan overtuigd dat de EU verbeteringen zal brengen. Jozef Kuk (65) bijvoorbeeld is dit jaar met pensioen is gegaan, maar moet blijven werken. 'Van mijn pensioen van 150 euro per maand kan ik nauwelijks rondkomen. De prijzen in de winkels in Cluj doen niet onder voor de prijzen in West-Europa.' Kuk runt twee zaken, een radio- en televisiereparatiebedrijf en een bar.

Hoewel Roemenië nog maar net lid is van de EU, heeft Kuk al drie boetes te pakken, variërend van 300 tot 1000 euro. In zijn reparatiezaak is volgens de inspectie het bordje met de openingstijden slecht te lezen; in de bar heeft hij geen rookvrije zone ingericht en verder heeft hij geen rechten betaald aan de lokale vereniging van musici over de muziek die in zijn bar te beluisteren valt.

'De inspectie beriep zich in al deze gevallen op EU-regelgeving die ik niet ken,' zegt Kuk verontwaardigd. 'Het lijkt erop dat de lokale overheid de plaatselijke ondernemers mag uitknijpen door naar de EU te verwijzen. Dit moet echter niet te lang gaan duren, anders red ik het financieel niet en moet ik mijn zaken misschien sluiten.'

Twee pleinen

De Roemeense en Hongaarse gemeenschap van de stad proberen na het bewind van Funar weer een modus vivendi te vinden. Dat zal niet eenvoudig zijn. Funar heeft de Hongaren en Roemenen in de stad verder van elkaar vervreemd. Hoewel Cluj-Napoca verschoond is gebleven van etnische rellen zoals die tussen Roemenen en Hongaren begin jaren negentig plaatsvonden in het naburige Tirgu Mures, is het duidelijk een etnisch verdeelde stad.

In de jaren negentig hebben de Hongaren, katholiek en protestant, zich ervoor ingezet dat zij hun scholen, die onder het bewind van Ceausescu gedwongen samengevoegd werden met Roemeenstalige scholen, weer terugkregen. Vandaar dat aan gerenommeerde middelbare scholen als de protestantse gymnasia Stefan Báthory en Brassai Sámuel en het gemengde katholiek-protestantse Apaczai Csere János college weer Hongaarstalig onderwijs wordt gegeven.

In het historische centrum van de stad zijn twee centrale pleinen: het Unirii-plein en het Avram Iancu-plein. De Hongaren noemen het Unirii-plein bij de oude Hongaarse naam Fötér (Hoofdplein). De pleinen liggen op loopafstand van elkaar.

Het Unirii-plein, vernoemd naar de samenvoeging van Transsylvanië en Oud-Roemenië in 1918, is het oude centrum van de stad. Dit is eigenlijk het 'Hongaarse' plein. De Hongaarse gemeenschap viert er haar nationale feestdagen.

Op het plein bevinden zich twee objecten die voor de Hongaren in de stad van bijzonder belang zijn en enigszins herinneren aan de grandeur van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie: de katholieke gotische Sint Michaëlskerk uit de veertiende eeuw (de neogotische kerktoren is overigens pas in de negentiende eeuw gebouwd) en het imposante bronzen ruiterstandbeeld van de Hongaarse koning Matthias Corvinus, die van 1458 tot 1490 over Hongarije regeerde en in Cluj geboren is.

Het robuuste beeld werd gemaakt door de Hongaarse beeldhouwer János Fadrusz en was bestemd om de festiviteiten van 1000 jaar Hongarije in 1896 luister bij te zetten. Dit ter herinnering aan de 'gouden vijftiende eeuw van Hongarije onder Matthias', zoals Fadrusz in zijn memoires schreef.

Op het plein vindt men naast het standbeeld van de humanistische koning Corvinus nog een erfenis uit de periode Funar: een groot gapend gat dat afgezet is. Dit had de archeologische vindplaats moeten zijn van Funars ultieme bewijs dat de Roemenen direct afstammen van de Daciërs, een volk uit de oudheid dat voor de Romeinen in Transsylvanië woonde. Met de opgravingen wilde Funar bewijzen dat de Roemenen eerder in het gebied waren dan de Hongaren.

Het andere centrale plein, het Avram Iancu-plein, is het 'Roemeense' plein. Hier vieren de Roemenen hun nationale feestdagen. Op het plein staat de Roemeens-orthodoxe kathedraal met daarvoor een meters hoog monument met het standbeeld van de Roemeense held Avram Iancu.

Iancu staat op een zuil waarop Roemeense herders berghoorns vasthouden. Dit beeld herdenkt dat de Roemeense jurist Avram Iancu aanvoerder was van een Roemeens boerenleger dat tijdens de Hongaarse Opstand en Vrijheidsstrijd van 1848-1849 als bondgenoot van de Oostenrijkse Habsburgers stelling koos tegen de Hongaarse vrijheidsstrijders.

Mogelijk dat de polarisatie in de stad doorbroken kan worden als er een derde plein komt, een EU-plein bijvoorbeeld, waar Roemenen en Hongaren ieder jaar op 1 januari de toetreding tot de EU kunnen vieren.

Omhoog
Terug naar archief