Tussen corruptie en hervorming
Ingrid Mülthaler
Het hoger onderwijs waarmee Roemenië tot de Europese Unie is toegetreden bevat lacunes. In de laatste zeventien jaar heeft onderwijs voortdurend op een van de laatste plaatsen van de Roemeense politieke agenda gestaan. Andere prioriteiten hebben de energie en tijd van de politici opgeëist. Kan deze situatie nog verbeterd worden?
Terwijl het onderwijs vóór 1989 rigide, sterk technisch georiënteerd en (te) theoretisch was, is er nu wel meer ruimte gekomen voor alfawetenschappen, kritisch denken en creativiteit. Toch dreigt in het Roemeense hoger onderwijs een impasse te ontstaan doordat de hervormingen tot nu toe meer optisch lapwerk waren dan dat ze werkelijke structurele verbeteringen hebben gebracht. In dit opzicht wijken de hervormingen niet af van wat er op andere gebieden is gebeurd.
Het onderwijs bevindt zich in een bizarre en verdachte situatie met negatieve effecten op de maatschappij. Dit is het gevolg van het onderwijsbeleid van de laatste jaren.
De toelating tot de universiteiten geschiedt op basis van de eindcijfers op het lyceum (te vergelijken met het einddiploma VWO). Het onderwijs op de lycea laat echter sterk te wensen over en door de verschillen in kwaliteit van lycea zijn eindcijfers nauwelijks te vergelijken. Veel universitaire studenten beschikken niet over de vereiste kennis. Er zijn echter ook goede leerlingen met een te bescheiden eindresultaat die niet tot de beste universiteiten toegelaten worden.
Na 1989 zijn nieuwe privé-universiteiten als paddestoelen uit de grond geschoten. Zij profiteerden van gaten in de wetgeving en functioneerden in het grijze gebied van de legaliteit. Sommige zijn later wel erkend.
Wat meestal ontbrak aan deze privé-onderwijsinstellingen was geschikte accommodatie. Soms werd lesgegeven in oude schoolgebouwen voor primair onderwijs, en ook de verdere hardware ontbrak veelal.
De decentralisatie van het administratief en financieel systeem had tot gevolg dat veel particuliere onderwijsinstellingen financieel onafhankelijk werden. De staatsinstellingen waren van oudsher gratis, maar laten nu ook een groeiend aantal betalende studenten toe, waardoor zij zichzelf deels financieren.
Dit gaat echter ten koste van de kwaliteit, omdat bij de toelating financiële overwegingen zwaarder kunnen wegen dan capaciteiten. De universiteiten zijn nu grotendeels afhankelijk van de inkomsten uit collegegelden.
De gebudgetteerde salarissen van docenten zijn gebaseerd op het aantal studenten en lesuren. Deze laatste zijn soms onterecht zo hoog ingeschat dat ze in werkelijkheid nooit uitvoerbaar zijn, zodat de hoge inkomsten in feite op een fictie gebaseerd zijn.
Het commerciële systeem heeft zich uitgebreid van collegegelden naar het kopen van tentamenbriefjes. Het is een publiek geheim, want het is te zien in advertenties in bijvoorbeeld de studentenpers, op affiches in de gebouwen van de campus en op internet. Studenten kunnen laboratoriumonderzoeken, scripties en tentamenresultaten kopen. Tegenwoordig kun je ook diploma's kopen op internet, net zoals adellijke titels. Het gevolg is dat veel studenten hun studie vooral zien als een mogelijkheid om lol en avontuur te beleven.
In deze context van de systematische achteruitgang van het onderwijs telt Roemenië paradoxaal genoeg, evenals andere voormalige Oostblok-staten, meer universitair afgestudeerden dan landen in West-Europa.
Volgens het Roemeens Nationaal Instituut voor de Statistiek waren er in het studiejaar 1990-1991 maar 48 hoger onderwijsinstellingen met 186 faculteiten en 192.810 ingeschreven studenten. In 2004-2005 is dit aantal vermenigvuldigd tot 117 instellingen, 742 faculteiten en 650.335 ingeschreven studenten, waarvan 62 private hoger onderwijsinstellingen met 232 faculteiten en 155.301 studenten.
Roemenië was de laatste jaren, mede met het oog op het lidmaatschap van de EU, bezig met onderwijshervormingen. Er is een aantal organen gecreëerd voor kwaliteitscontrole en coördinatie, zoals het Nationaal Centrum voor Curriculum en Evaluatie in het Pre-universitair Onderwijs (1998), het Roemeens Agentschap voor Kwaliteitsbewaking in het Onderwijs (2005).
De Onderwijsinspectie, een bureaucratisch orgaan van communistische oorsprong, bleef bestaan.Niettemin zijn dit vooral papieren organisaties. Ze hebben niet de middelen om het onderwijs te verbeteren. Ze opereren niet zelfstandig en kunnen ook geen kritisch onderzoek uitvoeren.
Volgens informatie op officiële websites ontwikkelt het Roemeense onderwijs zich in de juiste richting. Op de site van het ministerie van Onderwijs en Onderzoek lezen wij bijvoorbeeld in 'De strategie na de toetreding, 2007-2013' uit januari 2007 over de kwalitatieve verbetering van het onderwijs op alle niveaus en dat onderwijs een nationale prioriteit heeft.
Het Roemeens Academisch Forum beschuldigt het Roemeense universitaire systeem er echter van dat het zich in een voortdurende neergaande spiraal bevindt en dat geen enkele Roemeense universiteit behoort tot de eerste 500 universiteiten wereldwijd of tot de eerste 100 Europese universiteiten voor wat betreft de kwaliteit van de studieprogramma's.
Een andere organisatie, de Beroepsvereniging voor Onderwijs en Onderzoek, heeft in juli een open brief aan premier Calin Popescu Tariceanu gestuurd met een lange lijst van niet gehaalde doelstellingen en zware beschuldigingen, zoals dat 'de premier zelf verantwoordelijk is voor de mislukking van de hervorming in het onderwijs', dat overwegend 'communistisch' qua structuur en mentaliteit is gebleven.
Programma's van de Wereldbank en PHARE hebben de laatste jaren de onderwijsvernieuwing gesubsidieerd. Roemenië was echter een van de weinige landen die door mismanagement, nalatigheid, incompetentie, onverschilligheid en foutieve beslissingen de doelstellingen niet gehaald hebben.
Momenteel plaatsen de Europese evaluatiesystemen Roemenië in de periferie op het gebied van kennis en innovatie. Om het onderwijs te saneren zijn een beter onderwijsmanagement en een verandering in de mentaliteit van de docenten en studenten noodzakelijk. Deze prioriteiten dienen op landelijk niveau gesteld te worden.
Als het onderwijs niet gemoderniseerd wordt, zal Roemenië aan Europa aardbeienplukkers, ramenwassers, schoonmakers en andere ongeschoolde gastarbeiders blijven leveren.
Een braindrain als in de vorige eeuw is het andere uiterste en evenmin wenselijk. Roemenen van internationale faam emigreerden en droegen met hun kennis en werk bij aan de universele cultuur en wetenschap. Voor Roemenië was het jammer dat zij assimileerden en integreerden in andere culturen.