De Csángó's: een minderheid binnen een minderheid

Péter Csikós

Imre, een ietwat gezette maar kwieke vijftiger, woont in het dorp Gyimesközéplok, bij de Gyimespas hoog in de Transsylvaanse bergen. Hij en zijn dorpsgenoten maken deel uit van de Csángógemeenschap in oost-Transsylvanië. Wie zijn de Csángó's en waar komen ze vandaan?

'Het leven is zo gek nog niet,' zegt Imre met glinsterende ogen. Hij legt wat aubergines op het rooster van de barbecue en drinkt er een glaasje pálinka bij. Vervolgens haalt hij de zwartgeblakerde groenten van het vuur en geeft ze aan zijn vrouw Ilonka. Van het zacht geworden vruchtvlees maakt zij een smeuďge auberginesaus, die met brood en paprika vergezeld van een goed glas wijn wordt verorberd. Het betreft een traditioneel Roemeens gerecht dat in de Ottomaanse tijd van de Turken is overgenomen. Imre brengt een toast uit en heet zijn gasten hartelijk welkom, waarna de vrouwen een Hongaars welkomstlied zingen.

De Csángó's zijn een voor de buitenwereld vrijwel onbekende groep Hongaren die in het Roemeense Transsylvanië en Moldavië leven. Op de vraag waar ze vandaan komen, kunnen Hongaarse en Roemeense wetenschappers geen eenduidig antwoord geven. Hun visies op de etnische oorsprong van deze bevolkingsgroep lopen hiervoor te zeer uiteen.

Olie op het vuur van hun discussie is het gegeven dat niet alle Csángó's Hongaarstalig zijn. De twee kleine groepen Csángó's in Transsylvanië zijn dit wel. In Roemeens Moldavië zijn de Csángó's voor een deel Hongaarstalig, voor een deel Roemeenstalig.

Enigszins gesimplificeerd kunnen de discussies als volgt worden samengevat. Hongaarse wetenschappers menen dat de Csángó's die het Hongaars niet meer machtig zijn op z'n hoogst 'verroemeenste' Hongaren zijn. De Roemeense vakbroeders zeggen precies hetzelfde, maar dan met betrekking tot de Hongaarstalige Csángó's. Zij spreken over 'gemagyariseerde' (verhongaarste) Roemenen die zich tot het Rooms-katholieke geloof hebben bekeerd.

Voor de Roemeense theorie bestaat overigens geen enkel bewijs. Het wordt ook niet waarschijnlijk geacht dat de betrekkelijk kleine groep van gemagyariseerde Roemenen eeuwenlang hun taal en cultuur hebben kunnen behouden in een omgeving waarin de Roemenen de meerderheid vormden.

In de literatuur en in publicaties wordt de Hongaarse achtergrond van de Csángó's niettemin over het algemeen erkend. Bovendien heeft ook de Raad van Europa in een aanbeveling uit 2001 de etnisch Hongaarse achtergrond van de Csángó's in Roemenië erkend.

Een aantal historici beweert dat de Csángó's zich tijdens de Hongaarse volksverhuizing van 800 na Christus vanuit Azië naar het Karpatenbekken afsplitsten en in het oosten achterbleven, in het gebied dat nu Moldavië heet. Volgens anderen zijn de Csángó's nakomelingen van Turkse stammen als de Kumanen en de Petsjenegen.

Er zijn bronnen die verwijzen naar de Hongaren in Roemeens Moldavië. Deze gaan terug tot het begin van de dertiende eeuw. Hierin wordt gesproken over landverhuizers die vanuit Hongarije naar Moldavië zijn getrokken.

Onder koning Endre II (1205-1235) vestigden zij zich - vanuit Hongarije - langs de strategische grenzen in het oosten van het land om het te beschermen tegen invallen van buitenaf. Deze grenswachten waren aanvankelijk alleen boeren, maar in de loop van de dertiende eeuw kwamen er ook geestelijken, soldaten en ambachtslieden vanuit andere landstreken van Hongarije bij.

In de eeuwen die volgden tot omstreeks 1700 vertrokken groepen om uiteenlopende redenen - godsdienstvervolgingen, armoede en bevrijdingsoorlogen - vanuit Hongarije en Transsylvanďe naar Moldavië.

De inwoners van de Gyimesstreek lijken zich niet echt te bekommeren om hun al dan niet Hongaarse of Roemeense identiteit. Imre en zijn dorpsgenoten noemen zichzelf in eigen kring in eerste instantie 'Gyimesék' of 'Csángók'.

Omdat het geloof een belangrijke plaats in hun leven inneemt identificeren ze zich ook sterk met het Rooms-katholicisme. Maar omdat hun voertaal Hongaars is, kijken ze via de satelliet naar Hongaarstalige tv-zenders. En wanneer over de 'hoofdstad' wordt gesproken ontstaat enige verwarring. Wordt nu Boekarest of Boedapest bedoeld?

Ook het historisch bewustzijn van Imre en zijn vrouw is eerder Hongaars dan Roemeens georiënteerd. De oude Hongaarse grens verder oostwaarts van de Gyimespas spreekt immers nog sterk tot hun verbeelding. Ilonka en Imre slaan een kruis bij een provisorisch opgezet grensmonument dat de Hongaarse Stefanuskroon symboliseert.

Op 1 januari 2007 is Roemenië lid geworden van de Europese Unie. Ter voorbereiding van de toetreding heeft het land politieke en economische hervormingen doorgevoerd. In dit kader heeft Roemenië zich verplicht verbeteringen aan te brengen op het gebied van de mensenrechten en de bescherming van minderheden.

Van deze minderheden vormen de Hongaren in Transsylvanië de grootste groep. Volgens officiële cijfers van de volkstelling in 2002 bestaat deze uit 1,6 miljoen zielen, onder wie de Csángó's.

Volgens een in 1992 gehouden census in Roemeens Moldavië hebben slechts 2165 mensen zich met de etnische afkomst van 'Csángó' laten meetellen. Tien jaar later, in de census van 2002, was het aantal 'Csángó's' geslonken tot 796.

Deze getallen staan ver af van het vermoedelijk werkelijke aantal van rond de 239.000 mensen met een Csángó-achtergrond. Deze schatting is gebaseerd op de grootte van de Rooms-katholieke gemeenschap in Moldavië volgens dezelfde census van 2002. Het Rooms-katholieke geloof wordt immers exclusief door de Csángó's aangehangen. Dit in tegenstelling tot de Roemeense bevolking, die tot de Roemeense-orthodoxe kerk behoort.

Er zijn uiteenlopende redenen voor het opmerkelijke verschil tussen de officiële en officieuze cijfers. De Roemeense autoriteiten geven weinig ruchtbaarheid aan het bestaan van de etnisch Hongaarse Csángó's in Roemeens Moldavië.

Ook vanuit de Csángógemeenschap zelf werd hun identiteit jarenlang maar mondjesmaat naar de buitenwereld toe gepropageerd. Hun terughoudendheid kan worden verklaard uit de eeuwenlange geďsoleerde positie waarin de Csángó's zich bevonden, ver weg van de andere Hongaren in Transsylvanië. In tegenstelling tot deze Hongaren hebben de Moldavische Csángó's als bevolkingsgroep nooit deel uitgemaakt van het Hongarije van voor 1920.

Het woongebied van de Csángó's kan worden onderverdeeld in drie verspreide delen. Voorbij de Gyimes-pas woont de grootste gemeenschap. Deze Csángó's leven met name rond de steden Bacau (Bákó) en Roman, en langs de rivieren Siret, Bistrita, Trotus en Tuzlau in de Moldavische provincie Bacau in het oosten van Roemenië.

Daarnaast is er nog een groep over twee woongebieden verspreid. Dit zijn aan de Székhely-Hongaren verwante Székhely-Csángó's. Zij leven in het westelijke deel, rond de stad Brasov (Brassó) in zuid-Transsylvanië, en verder naar het noorden toe, in Oost-Transsylvanië aan de Gyimespas. Deze laatste streek is de Csángó-regio waar Imre en Ilonka vandaan komen.

Per auto is de afstand van Miercurea Ciuc (Csikszereda) naar de Gyimespas in korte tijd te overbruggen, maar de overgang van het stadse naar het dorpse leven is naar West-Europese maatstaven groot. De geďsoleerde ligging van de Gyimespas zorgde ervoor dat de leefwijze van de boeren eeuwenlang nagenoeg ongewijzigd bleef.

De dorpen in het gebied bieden de aanblik van een levensgroot openluchtmuseum uit een ver idyllisch verleden met mooi verzorgde houten huizen en boerenschuren met daartussendoor kleine akkers. Buiten de dorpen zijn steile hellingen met uitgestrekte weiden en bossen.

De bewoners voorzien zichzelf van voedsel door het bewerken van hun akkers en verzorgen van hun veestapel. Paarden en koeien lopen er vrij rond, het gras op de hellingen ligt er mooi groen bij en de bloemenpracht lijkt er intenser dan in menig Alpendal. Moderne landbouwwerktuigen als tractors zijn hier niet te vinden, het hoge gras wordt nog ouderwets met de zeis gekortwiekt.

Achter de ogenschijnlijke rust en gemoedelijkheid van de Csángó's heerst echter een gevoel van enig onbehagen. Dit heeft te maken met de ongerustheid over het voortbestaan van hun gemeenschap. Hoewel de Csángó's hier al eeuwenlang wonen, is hun voortbestaan vandaag de dag niet meer zo vanzelfsprekend.

Ilonka verwoordt dit met een weids handgebaar, alsof ze het hele dorp wil omarmen: 'Ons dorp wordt met het jaar kleiner en kleiner.' Steeds meer jonge vrouwen blijken uit Gyimesközeplok en de naburige dorpen weg te trekken, naar de stad. 'Ze trouwen met de Roemeense officieren uit de dichtbij gelegen kazerne en vertrekken definitief naar andere delen van het land,' zegt ze, met een zucht in haar stem.

Omhoog
Terug naar archief