Balticum

Herman W. Hoen

De Baltische staten - Estland, Letland en Litouwen - ondertekenden in 1998 het Kyoto-protocol en ratificeerden het verdrag in 2002. Daarmee hebben de landen zich verplicht tot emissiereducties van broeikasgassen in de periode 2008-2012 van 8 procent beneden het niveau van 1990. Nu behoren de drie landen tot de snelste groeiers in de Europese Unie en economische groei staat vaak op gespannen voet met het milieubeleid. Derhalve rijst de vraag of en in hoeverre Estland, Letland en Litouwen aan de eisen van het verdrag van Kyoto kunnen voldoen.

Estland, Letland en Litouwen hebben alle drie een sovjetverleden. In de sovjettijd was er een enorme verspilling van energie en nog steeds ervaren buitenlandse bezoekers een te intensief gebruik van energie, bijvoorbeeld als blijkt dat in hotels het raam als thermostaat van de verwarming dient. Alleen door het verder te openen of sluiten kan een aangenamere kamertemperatuur worden verkregen. Tot de sovjeterfenis behoren ook de vervuilde gronden en de hoge emissies van broeikasgassen, in het bijzonder die van kooldioxide (CO2).

De reductie van de broeikasgassen heeft in de Baltische staten een hoge prioriteit gekregen. Enerzijds valt die terug te voeren op de toetreding van de landen tot de Europese Unie in mei 2004, waardoor ze zich hebben gecommitteerd aan de ambitieuze Lissabon-doelstellingen op het gebied van duurzame groei en ontwikkeling.

Anderzijds behoren de drie landen tot de ondertekenaars van het verdrag van Kyoto. Het verdrag van Kyoto regelt de mondiale vermindering van broeikasgassen. De overeengekomen emissiereducties verschillen van land tot land en zijn afhankelijk van de welvaart van het betreffende land. De EU heeft zich verplicht tot een reductie van 8 procent ten opzichte van het niveau van 1990.

Daarmee hangen de twee zaken - Kyoto en EU - nauw met elkaar samen. Door toetreding tot de EU hebben de Baltische staten de verplichting van de Unie overgenomen. Uniek aan het Kyoto-document is de verhandelbaarheid van emissierechten en de mogelijkheid emissiereducties elders te realiseren, bijvoorbeeld omdat het daar veel goedkoper is.

In dit artikel staat het beleid van emissiereductie van broeikasgassen in Estland, Letland en Litouwen centraal. Broeikasgasemissies zijn sterk afhankelijk van de structuur van de energiebronnen.

Alvorens in te gaan op het voorgestane beleid van de drie landen komt daarom de energiestructuur van de Baltische landen aan de orde. Bijzondere aandacht verdient tenslotte de regionale samenwerking als antwoord op een mondiaal probleem. Estland, Letland en Litouwen hebben meer dan andere EU-landen gekozen voor samenwerking in wat bekend geworden is als de 'Nordic region'.

De drie Baltische staten zijn qua bevolkingsomvang en geografische omstandigheden redelijk vergelijkbaar. Litouwen is met 3,5 miljoen inwoners het grootst, terwijl Estland met minder dan 1,5 miljoen inwoners het kleinst is. Letland zit daar qua bevolkingsomvang precies tussenin. De geografische gelijkheid leidt er vaak toe dat de drie in één adem 'de Baltische landen' worden genoemd.

Dit komt ook door het gemeenschappelijke sovjetverleden en het feit dat ze sinds de val van het communisme soortgelijke politieke en economische hervormingen ondergingen. De hervormingen leidden tot succes en de jaarlijkse economische groei gemeten in bruto binnenlands product (bbp) bedraagt de laatste jaren voor alle drie zo'n 8 procent of meer. De huidige kredietcrisis heeft er uiteraard een grote impact, maar dit laat onverlet dat de gerealiseerde groei opmerkelijk is.

Estland, Letland en Litouwen vertonen echter opvallende verschillen in de energiestructuur en die maken dat er aanzienlijke verschillen in de emissie van broeikasgassen zijn. Een en ander valt af te leiden uit de tabel.

Structuur van energiebronnen in de Baltische landen (2005)
Energiebron (aandeel in procenten)
  Estland Letland Litouwen
Olieproducten 20,1 29,3 28,7
Gas 11,1 29,1 25,2
Kolen 0,9 1,6 1,6
Turf 2,8 0,7 0,2
Oliehoudende leisteen 54,5 1,1 -
Brandhout 10,9 29,0 7,8
Waterkracht 0,0 4,8 0,3
Kernenergie - - 42,8
Invoer van elektriciteit* -0,3 4,4 -6,6

Bron: www.iea.org/Textbase/stats/index.asp
* Een minteken impliceert een uitvoer van elektriciteitoverschotten. Estland en Litouwen exporteren elektriciteit naar het noordwesten van de Russische Federatie en naar Letland.

De tabel maakt duidelijk dat de belangrijkste energiebron in elk van de drie landen verschilt. Litouwen beschikt als enige van de drie landen over kernenergie en deze voorziet in meer dan 40 procent van de energie. Er staat een kerncentrale in Ignalina, gebaseerd op de technologie van de Tsjernobyl-centrale. Bij de toetreding tot de EU is één van de twee units gesloten, terwijl de sluiting van de andere unit is voorzien in 2009. Er bestaan overigens plannen voor de bouw van een nieuwe centrale.

Voor Estland is leisteen veruit de belangrijkste energiebron (meer dan 50 procent), terwijl dat voor Letland hout is (bijna 30 procent).

Wat niet uit de tabel valt af te leiden, maar wel degelijk ook van belang is voor de emissie van broeikasgassen, is de intensiteit van de energieconsumptie. Estland presteert daarin minder gunstig dan de andere twee landen. Het heeft sterk vervuilende sectoren.

Letland is het beste af vanwege het gebruik van waterkrachtcentrales. In broeikasgasemissies gemeten presteert Litouwen onbetwist als beste van de drie landen, maar de voorgenomen sluiting van de kerncentrale in Ignalina kan de voorsprong in z'n geheel teniet doen.

De doelstellingen van het Kyoto-verdrag lijken goed realiseerbaar voor Estland, Letland en Litouwen. De peildatum 1990 is een jaar waarin de economie nog niet was ingestort en de emissies naar goed sovjetvoorbeeld buitensporig hoog waren.

Deze daalden vervolgens met de neergang van de economie in de eerste helft van de jaren negentig. De snelle groei van de afgelopen jaren maakt beleid voor het realiseren van de 8 procent vermindering ten opzichte van 1990 noodzakelijk.

De drie landen laten een grote eensgezindheid zien in hun emissiebeleid. Dat heeft alles te maken met het lidmaatschap van de EU en in hun beleid sluiten ze vooral aan bij de verhandelbare EU-emissierechten, naast de gebruikelijke belastingmaatregelen en pogingen om met prijsregulering efficiënter gebruik te maken van energie. Grote vervuilers kunnen in dit systeem emissierechten kopen van schone landen.

Estland is daarin beduidend verder gegaan dan Letland en Litouwen. Vanwege het feit dat Estland sterker dan de andere twee landen afhankelijk is van olieverbrandende sectoren is het voor dit land aantrekkelijker zich op de markt van emissierechten te begeven. Bovendien lijkt in Estland het liberale principe van marktwerking het sterkst te zijn geworteld.

Het is bijna een open deur te zeggen dat energie- en milieuproblemen een mondiale aanpak vergen. Dit geldt uiteraard ook voor Estland, Letland en Litouwen. Opmerkelijk in de aanpak van de drie Baltische landen is evenwel de samenwerking met de Scandinavische landen.

Samen wordt gezocht naar een regionaal antwoord op een mondiaal probleem. Na de val van het communisme is veel werk verzet door met name Finland en Zweden om te komen tot een 'Nordic region'. De achtergrond van deze regionalisering is dat de Scandinaviërs willen voorkomen dat ze tot de periferie van de EU gaan behoren.

De samenwerking heeft inmiddels allerlei vormen aangenomen en zich ook uitgestrekt tot het energie- en milieubeleid. Dat lijkt vooralsnog een succes te zijn.

Meer dan elders in de EU vindt concrete samenwerking plaats waar het gaat om grootschalige energieprojecten. Het geheim van dat succes lijkt te schuilen in het feit dat voor Estland, Letland en Litouwen de Scandinavische landen als een rolmodel fungeren.

Omhoog
Terug naar archief