Demografie: Bosnië-Herzegovina

Erik Nijsten

Bosnië-Herzegovina worstelt nog altijd met problemen die voortvloeien uit de oorlog die tussen 1991 en 1996 in het land heerste. Op politiek vlak is het land verdeeld, de werkloosheid is nog erg hoog en de demografische ontwikkelingen voorspellen een nieuw probleem voor Bosnië-Herzegovina: de bekostiging van de vergrijzende bevolking.

De laatste volkstelling in Bosnië-Herzegovina vond plaats in 1991. Volgens deze telling woonden er ruim 4,3 miljoen mensen in het land en noemde 44 procent zichzelf moslim, 31 procent Serviër, 17 procent Kroaat en 5,5 procent Joegoslaaf. Sindsdien is er geen volkstelling meer geweest.

Volgens schattingen telt Bosnië-Heregovina op dit moment rond de 4,5 miljoen mensen. Van een geleidelijke groei is echter geen sprake geweest. Was dit wel het geval geweest, dan zouden demografische studies laten zien dat het aantal van 4,5 miljoen inwoners al in 1995 was bereikt.

De gewelddadigheden zorgden voor een daling van de bevolking en een verandering in de etnische samenstelling ervan. Volgens een in 2007 verschenen wetenschappelijk rapport van een onafhankelijk onderzoeks- en documentatiecentrum in Sarajevo, zijn ten minste 97.207 mensen omgekomen. Meer dan een miljoen hadden hun land voor korte of langere tijd verlaten. Eind 1995 leefden er slechts 2,9 miljoen mensen in het land, waarvan 44 procent moslim, 34 procent Serviër en 16 procent Kroaat.

Sinds het einde van de oorlog is bevolking weer langzaam gegroeid tot de huidige naar schatting 4,5 miljoen inwoners. Voor de komende jaren wordt een groei van één procent voorspeld. Op langere termijn zal de bevolking echter dalen. Demografische modellen laten zien dat Bosnië-Herzegovina in 2050 rond de 3,4 miljoen inwoners zal tellen, een daling van ongeveer 20 procent.

Ook de leeftijdssamenstelling van de bevolking zal veranderen. Op dit moment is 18 procent van de inwoners van Bosnië-Herzegovina jonger dan 15 jaar en 13 procent is 65-plusser. In 2050 zal het aantal 65-plussers meer dan verdubbeld zijn en rond de 30 procent liggen. Rond de 13 procent zal dan jonger dan 15 jaar zijn.

Bosnië-Herzegovina zal in de toekomst dan ook te maken krijgen met een sterk vergrijzende bevolking. De levensverwachting van mannen en vrouwen, die op dit moment respectievelijk 70 en 77 jaar is, zal toenemen tot respectievelijk 76 en 81 jaar. Bovenstaande ontwikkelingen zullen in de toekomst hun stempel drukken op de gehele Bosnische bevolking. Er zal immers voor de ouderen gezorgd moeten worden.

Op dit moment kennen beide entiteiten in Bosnië-Herzegovina een eigen pensioenstelsel. Beide stelsels zijn gebaseerd op een omslagstelsel waarbij de pensioenen afhankelijk zijn van iemands arbeidsverleden. In eerste instantie lijken beide systemen op elkaar. Toch zijn er verschillen. In vergelijking met de Republika Srpska moeten arbeiders in de moslim-Kroatische Federatie procentueel meer van hun loon afdragen aan de pensioenfondsen. In tegenstelling tot de Federatie vult de regering van de Republika Srpska eventuele tekorten aan. Daarbij kunnen vrouwen op hun zestigste met pensioen gaan, terwijl in de Federatie de pensioensgerechtigde leeftijd voor zowel mannen als vrouwen 65 jaar is.

Beide systemen zullen in de toekomst problemen krijgen om het groeiend aantal ouderen financieel te ondersteunen. Het systeem in de Federatie zal naar verwachting resulteren in een steeds lagere uitkering voor ouderen. In Republika Srpska zal een steeds grotere regeringsbijdrage nodig zijn om een dergelijke daling te voorkomen. De toekomst van de ouderen ziet er in beide gevallen niet goed uit. Met een huidig gemiddelde van 180 euro per maand voor heel Bosnië-Herzegovina hebben veel ouderen nu al de grootste moeite om de eindjes aan elkaar te knopen.

Een uit 2007 stammend rapport van de Wereldbank pleit voor snelle maatregelen, zoals de harmonisatie van beide systemen tot één gezamenlijk stelsel. Ook stelt het rapport dat de pensioensgerechtigde leeftijd in de Republika Srpska verhoogd moeten worden naar 65 jaar voor zowel mannen als vrouwen. Het nieuwe systeem zal echter ook een soort van minimumpensioen moeten garanderen. Anders zal de armoedegrens voor veel ouderen nog altijd in zicht blijven.

Een van de grootste problemen voor de bekostiging van de vergrijzing in Bosnië-Herzegovina is de hoge werkloosheid. Deze wordt geschat op 45 procent. Veel Bosniërs, zo'n 20 tot 30 procent van de beroepsbevolking gaat, werken echter in de grijze sector. Hoewel het daadwerkelijke werkloosheidscijfer hierdoor daalt, zal dit voor de bekostiging van de vergrijzing weinig uitmaken. Wie werkzaam is in het grijze circuit betaalt immers geen pensioenspremies.

Of de werkloosheid in de toekomst zal dalen is vooralsnog de vraag. Bedrijven zijn nog altijd niet happig om in Bosnië-Herzegovina te investeren. Het valt dan ook niet te verwachten dat op korte termijn de pensioenbijdrage van de arbeiders zal toenemen.

Bosnië-Herzegovina zal de komende jaren vaart moeten gaan maken met maatregelen die de vergrijzing het hoofd kan bieden. Het harmoniseren en implementeren van regelgeving is echter niet iets waar Bosnië-Herzegovina om bekend staan. Voor de ouderen van nu zal het moeilijk blijven om rond te komen. Voor wie nu werkzaam is in het grijze circuit, geldt dat er zelf een appeltje voor de dorst gespaard moet worden.

Omhoog
Terug naar archief