Verlaten fabrieksterreinen en oud ijzer in de tuin
Jorie Horsthuis
Negen jaar na de oorlog ligt Kosovo economisch nog altijd op z'n gat. De verwachtingen van de bevolking zijn hooggespannen nu het land onafhankelijk is. Maar ondertussen is de armoede nog steeds enorm. Een reportage over de economische situatie in Kosovo, met vier portretjes waarin gewone Kosovaren vertellen hoe zij overleven.
Een klein mannetje met een baard en een bruin petje staat voor de moskee in het centrum van Mitrovica. Naast hem staat een kruiwagen met een grote berg wilde spinazie. Een klant voelt wat aan de groene blaadjes en bestelt dan een kilo. 'Spinazie is heel populair in Kosovo,' zegt Besnik Brahimi (28). 'Mensen maken er taart van.' Besnik verdient vier euro per dag, voor veertig kilo verkochte spinazie. Van dat geld moet hij zijn vrouw en twee kinderen onderhouden. Soms heeft hij zondag vrij, als hij het geluk heeft dat hij al zijn spinazie op zaterdag al heeft verkocht. Maar meestal moet hij toch weer terug naar de markt. 'Spinazie gaat kapot als je het te lang bewaart,' zegt hij.
Kosovo is een van de armste gebieden van Europa. Negen jaar na de oorlog staat Kosovo er economisch slecht voor, ondanks de enorme financiële injecties die de internationale gemeenschap de afgelopen jaren heeft gegeven. Volgens cijfers van de Wereldbank leeft bijna de helft van de Kosovaarse bevolking in armoede - van minder dan 1,42 euro per dag. Ruim veertig procent van de beroepsbevolking is werkloos en veel gezinnen zijn afhankelijk van het geld dat familieleden vanuit het buitenland toesturen. Duurzame investeringen worden nauwelijks gedaan.
In het centrum van de hoofdstad Pristina is van deze armoede weinig te zien. Terrassen zitten vol en jongeren paraderen in dure merkkleding en met grote zonnebrillen over de pleinen. Maar als opeens overal generatoren beginnen te ronken, is al snel duidelijk dat dat plaatje niet helemaal klopt. Meerdere malen per dag valt de elektriciteit, uit in de hoofdstad, maar ook in de rest van Kosovo. Terrasbezoekers moeten schreeuwen om boven de generatoren uit te komen. En de dure merkkleding, die komt meestal uit het buitenland
.'Mijn broer woont in Duitsland,' vertelt Afet Bela, student journalistiek. 'Hij weet precies mijn kledingmaat en stuurt me af en toe een spijkerbroek, of wat blouses. Zo komen de meeste van mijn studiegenoten aan hun spullen.' Uit zijn broekzak tovert hij een gloednieuwe mobiele telefoon. 'Ook van mijn broer,' glimlacht hij.
Overal in het Kosovaarse landschap liggen de fabrieksterreinen er verlaten bij. Machines staan al jaren te roesten en industriële complexen raken steeds meer vervallen. De levendige mijnindustrie van voor het uiteenvallen van Joegoslavië raakte verwaarloosd in de jaren negentig en is sinds het einde van de oorlog in 1999 niet weer opgebloeid. Veel ingenieurs zijn Kosovo ontvlucht. De economische en politieke omstandigheden zijn nog altijd te onzeker om grote investeringen te doen. Een groot deel van de industriële infrastructuur ligt nog altijd in handen van Servië, en dat land is niet van plan zijn eigendomsrechten over te dragen aan de Kosovo-Albanezen. De totale export uit Kosovo bedroeg in 2006 77 miljoen euro, terwijl er dat jaar voor 1241 miljoen euro werd geïmporteerd.
Afvalmetalen als koper, ijzer en aluminium vormen een van de belangrijkste exportproducten van Kosovo. Illegale handeltjes in deze metalen floreren overal. Zoals bijvoorbeeld in Mitrovica, waar de tuin van een gezin in een achterafstraatje fungeert als opslagplaats voor afvalmetalen. Dag en nacht komen mensen - veelal kinderen - koper en ijzer brengen dat ze uit voormalige fabrieken en kantoren hebben gesloopt. Soms leveren ze vuilniszakken af vol lege blikjes frisdrank. Die worden dan bovenop de metershoge berg metalen gegooid. 'Na de oorlog zijn ze deze handel begonnen,' vertelt een buurman, die iedere nacht wakker wordt door het lawaai in de tuin. 'Ze moeten toch iets doen om aan geld te komen.' Een paar keer per week rijden de inwoners met een volgeladen truck naar de hoofdstad om de metalen te verkopen.
In euforische stemming gingen de Kosovo-Albanezen op 17 februari dit jaar de straat op om de onafhankelijkheidsdag te vieren. Eindelijk konden de politici gaan werken aan de opbouw van het land, werd overal geroepen. Want de meeste problemen in het gebied werden in de jaren na de oorlog toegeschreven aan de onduidelijke status van Kosovo en de inmenging van Servië en de internationale gemeenschap in binnenlandse aangelegenheden.
Verwachtingsvol kijkt de Kosovaarse bevolking nu naar haar regering om te zien met welke oplossingen ze komt voor de economische problemen in het land. Dat analisten en internationale waarnemers waarschuwen voor teleurstellingen over een te langzame economische groei, wordt maar door weinig mensen gehoord.
Nu Kosovo zichzelf onafhankelijk heeft verklaard, zal de internationale gemeenschap langzaam uit het gebied wegtrekken. Wanneer dit precies gebeurt is nog altijd niet duidelijk, maar dát het gebeurt is zeker.
In 2006 heeft UNMIK, de missie van de Verenigde Naties in Kosovo, alvast onderzoek gedaan naar de mogelijke economische gevolgen van hun vertrek. Die gevolgen lijken enorm. Sinds haar komst in 1999 heeft UNMIK zo'n 2,6 miljard euro gespendeerd aan personeel, goederen en diensten in Kosovo. UNMIK heeft 3250 lokale mensen in dienst, wier inkomen goed is voor 4,6 procent van de totale salarissen in Kosovo. Daarnaast zijn er nog eens 2600 banen gecreëerd in de restaurants, hotels en supermarkten waar de internationale werknemers dagelijks gebruik van maken. Veel van deze banen en salarissen zullen verloren gaan vanaf het moment dat UNMIK zich (gedeeltelijk) terugtrekt. Naast UNMIK zijn er nog talloze andere internationale organisaties die langzaam hun aanwezigheid zullen terugschroeven. Hoe de Kosovaarse regering de economische klap gaat opvangen, is onduidelijk.
Ondertussen proberen Kosovaarse diplomaten en lobbyisten de nieuwe staat in het buitenland te promoten als een gebied vol lonkende mogelijkheden. Het is nog te vroeg om het resultaat van deze missies te kunnen analyseren. Maar vooralsnog lijkt het erop dat buitenlandse investeerders liever nog even wachten met hun komst totdat de verhoudingen duidelijker zijn en de rust in Kosovo is teruggekeerd.