Pitbull Servië

Morries Leeraert

Kosovo heeft zich onafhankelijk verklaard en wordt door steeds meer landen erkend. Einde verhaal? Zeker niet, en al helemaal niet voor Servië. 'Servië zal blijven strijden voor Kosovo als een onvervreemdbaar deel van ons land', luidt het standpunt van de regering én de oppositie. Het verschil zit 'm in de vraag hoe.

De kwestie Kosovo heeft Servië in maart opnieuw een regeringscoalitie gekost. Het begon met premier Vojislav Koštunica, die één maand na de onafhankelijkheidsverklaring en één maand voor de verkiezingen van 11 mei Kosovo koppelde aan 'Europa': als de EU Servië niet wil met Kosovo, dan wil Servië de EU niet. Het is 'of-of'. Diplomatie was aan Koštunica niet besteed, wat de voortzetting van de samenwerking met de vers gekozen president van Servië en coalitiepartner Boris Tadic zelfs voor Servische begrippen onmogelijk maakte.

President Tadic kiest voor Kosovo én 'de weg naar Europa'. Hij moest man en macht inzetten om het Stabilisatie- en Associatie-verdrag met de EU (met Nederlandse voorwaarden) ondertekend te krijgen. Koštunica wilde het verdrag blokkeren.

Servië 'mobiliseert' alle diplomatieke, politieke en juridische middelen om de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo aan te vechten. Waar het maar kan, wordt deze internationaal aan de orde gebracht. De verstandhouding met Rusland is goed, maar Servië zoekt ook toenadering tot China. Via een officiële brief verklaarde Servië zijn steun aan dat land voor 'het behoud van Tibet in het moederland'.

Op 1 juni zocht minister van Buitenlandse Zaken Vuk Jeremic tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de Organisatie van Amerikaanse Landen (OAS) in Colombia steun om 'Kosovo' in september opnieuw aan de orde stellen in de Veiligheidsraad. Dertig van de 36 OAS-landen hebben de onafhankelijkheid (nog) niet erkend.

Verder probeert Servië om de rechtmatigheid van de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring voor het Internationale Gerechtshof van de VN in Den Haag aan te klagen. Hiervoor is echter de steun van diezelfde VN nodig.

Ook de verkiezingscampagnes voor de parlements- en regionale verkiezingen van 11 mei werden door Kosovo en Europa bepaald, ondanks de regeringscrisis en de werkloosheid en inflatie die het land teisteren. Jeremic, bondgenoot van Tadic, vergeleek de verkiezingen met de 'Slag om Stalingrad': het historische keerpunt tussen Europa of isolatie.

Maar ondertussen is er nog een tweede, 'subtiele' politieke lijn ten aanzien van Kosovo, die niet zo zichtbaar is en die door de media niet zo breed wordt uitgemeten. Daarin wordt gedaan alsof er niets gebeurd is - de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring was 'immers' niet rechtsgeldig volgens de Servische grondwet.

Na de ernstige rellen (in enkele sensatiekranten 'opstanden' genoemd) vlak na de onafhankelijkheidsverklaring, lijkt de hevigheid eraf, maar de brand die werd gesticht in een 'Albanese' bakkerij in Novi Sad en natuurlijk de Amerikaanse ambassade smeult zeker na. De vernieling van UNMIK-grensposten op 19 februari noemde Slobodan Samardzic, de minister voor Kosovo-Metohija, 'ongelukkig maar legitiem'.

Ook was er een gewelddadige inval in het gerechtsgebouw in Noord-Mitrovica (een Oekraïense UNMIK-soldaat verloor hierbij het leven). Het gerechtsgebouw, dat jarenlang gesloten was, zou volgens de Servische nationalisten weer gaan functioneren. En begin maart werd door nationalistische politici en een vakbond van Servische spoorwegarbeiders aangekondigd dat een 50 kilometer lange spoorlijn van het noorden van Kosovo naar Servië weer zou worden opgelapt en in gebruik genomen, na een onderbreking van negen jaar.

De lokale verkiezingen werden in 25 gemeenten van het door Serviërs bewoonde deel van Kosovo gehouden. De opkomst was er evenwel nog lager (38,7 procent) dan het landelijke gemiddelde. Dit weerhoudt Belgrado er echter niet van om lokale gemeentebesturen en andere overheidsorganen te vormen, op basis van de verkiezingsresultaten van 11 mei. De VN-missie in Kosovo (UNMIK) verklaarde deze verkiezingen in het gebied van Kosovo illegaal, maar liet ze wel begaan. Ze zei al op voorhand dat het de stembusgang van de Servische Kosovaren 'zal goedkeuren noch hinderen'.

Servië lijkt met dit alles aan te sturen op een opdeling van Kosovo. Daar werd in de campagne niets over gezegd, maar een keer praatte partijleider Ivica Dacic van de Socialistische Partij van Servië, de partij van wijlen Slobodan Miloševic, op tv zijn mond voorbij. 'We zullen ons deel van Kosovo wel krijgen,' zei hij. Zijn redenering kun je als volgt uitleggen: zoals de Albanese Kosovaren hun onafhankelijkheid opeisten tegenover Servië, zo zullen de Serviërs in Kosovo op hun beurt ook hun onafhankelijkheid gaan opeisen tegenover de (eventuele) staat Kosovo. Zo wordt het 'volkenrechtelijke precedent' dat Kosovo schept voor eigen doeleinden gebruikt.

Er is ook protest tegen deze politieke lijn van Belgrado. Sommige Servische locale politici (met name zij die verspreid in de 'enclaves' wonen) zijn weliswaar ook tegen een onafhankelijk Kosovo, maar willen een pragmatische lijn van samenwerking volgen. In een interview met de krant Blic op 22 mei beschuldigde de Servisch-Kosovaarse politicus Oliver Ivanovic de partij van Koštunica ervan een politiek spel te spelen over de rug van de verspreid levende Serviërs in Kosovo. 'In het noorden [Servië] is het makkelijk de Grote Serviër te spelen en punten te scoren, maar de Serviërs in het centrale deel van Kosovo zullen hiervoor een hoge prijs betalen. Zij zullen zich in de steek gelaten voelen en het zal onvermijdelijk leiden tot de emigratie van Serviërs uit Kosovo.'

Net als Ivanovic is ook Rada Trajkovic een doorgewinterde politicus die al 25 jaar meegaat. Zij is het met hem eens dat de politiek van Belgrado de Serviërs in Kosovo niet helpt. Vanuit haar perspectief als Serviër in Kosovo zegt ze dat 'niemand de Servische staat en het Servische volk zoveel schade aanricht als politici als Koštunica en Samardzic'.

Omhoog
Terug naar archief