Omgang met Plattenbau
Herman W. Hoen
In 2004 traden acht landen met een communistische erfenis toe tot de Europese Unie (EU) en in 2007 volgden Bulgarije en Roemenië. Met de oostwaartse uitbreiding van de EU bedraagt het aantal inwoners uit voormalig communistische landen ruwweg 20 procent van de EU-ingezetenen.
De woonsituatie van deze mensen heeft in de beginperiode van de transitie betrekkelijk weinig aandacht gekregen. Ten onrechte, zo menen Willem Kwekkeboom en fotograaf Jan-Reinier van der Vliet, want de wijze waarop mensen zijn gehuisvest is van groot belang voor hun welbevinden en met een vijfde van de inwoners met die achtergrond is er goede aanleiding hun woonsituatie voor het voetlicht te brengen. Zij trokken door de landen aan de oostgrens van de Unie op zoek naar de veranderingen in de woonomstandigheden van de nieuwe lidstaten. In Wonen in Oost-Europa. Van Sofia tot Tallinn doen zij in woord en beeld verslag van hun bevindingen.
Voorafgaand aan het woord- en beeldverslag van de reis schetst de auteur in een inleidend hoofdstuk de veranderingen in de organisatie van de huisvesting. Hij gaat daarin terug tot de periode van vlak na de Tweede Wereldoorlog. De vestiging van communistische regimes ging overal met een grootschalige nationalisatie gepaard, maar Kwekkeboom merkt terecht op dat de onderlinge verschillen in de organisatie van de huisvesting altijd groot zijn gebleven.
Het beeld van een uitsluitend uit staatseigendom bestaande woningvoorraad schiet namelijk schromelijk tekort. Zo bestond er voor 1989 in Hongarije, Slovenië en Bulgarije een grote particuliere sector, terwijl in Polen en Tsjechoslowakije een coöperatieve organisatie van woningen een veel voorkomend verschijnsel was. Het door Mirjam van Emden en Sjoerdtje Giesen aan het boek toegevoegde statistische materiaal heeft in dat opzicht ook een grote toegevoegde waarde.
Wat Kwekkeboom enigszins onderbelicht laat is de wijze waarop men tijdens het communisme buiten de staatsmarkt om bouwmaterialen kon aanschaffen. In een planeconomie had je immers altijd met goederentekorten te maken en moest je linksom of rechtsom een beroep doen op de staatsmarkt. In Polen kon dat via een coöperatieve organisatie, maar elders bestonden andere opties en soms kon het niet. In dat geval kon particulier woningbezit de jure weliswaar mogelijk zijn, de facto was het vrijwel uitgesloten.
Na 1989 werd er massaal geprivatiseerd. De privatisering is een lastige klus gebleken. Kwekkeboom legt uit dat met name de problematiek van restitutie tot veel discussie en dus vertraging heeft geleid.
Niettemin lijken de hervormingen van de woningmarkten in de nieuwe lidstaten van de EU min of meer uitgekristalliseerd en zien we vanwege de uiteenlopende erfenissen van het communisme interessante verschillen tussen en binnen de nieuwe lidstaten. De reis van Kwekkebomm en van der Vliet maakt deze verschillen prachtig duidelijk. In elk van de bezochte landen hebben ze gekeken naar duidelijke verschillen in de woonsituatie (bijvoorbeeld Szczecin en Nova Huta in Polen, Riga en Daugavpils in Letland of Sofia en Varna in Bulgarije). Soms ook kozen ze voor de entourage, bijvoorbeeld het evenement van diploma-uitreikingen.
In de foto's vertaalt dit uitgangspunt zich in een bonte verzameling van impressies die de tegenstelling tussen jong en oud, armoedig en welvarend, of vervallen en modern duidelijk maken. Stuk voor stuk gaat het om prachtige foto's. Op het omslag van het boek prijkt een foto van een oude Hongaarse vrouw, bijna trots poserend in de woonkamer van haar eenkamerappartement in het VIIIe district te Boedapest.
Foto's waarop de verschillen tussen appartementen in één en dezelfde systeembouwflat (Plattenbau) te zien zijn zeggen veel over de impact van de organisatie in de huisvesting. In een aantal gevallen betreft het nog maar tien tot vijftien jaar geleden opgelapte bouwwerken die alweer een vervallen indruk maken. In die troosteloze gevelaanblik springen de appartementen die in coöperatieve handen zijn er vrolijk en kleurrijk uit.
Dergelijke foto's leggen het probleem van de transitie bloot. Overdracht van woningbezit van de staat naar het publiek is prachtig, maar goed onderhoud van de geprivatiseerde panden vergt veelal een organisatie die financiële krachten bundelt. Het boek van Kwekkeboom en Van der Vliet illustreert dat probleem zeer doeltreffend.
Om de keerzijden van privatisering te bestrijden hebben veel Oost-Europese woningbouwautoriteiten Nederlandse hulp ingeschakeld. De in Europa unieke Nederlandse organisatie met een groot aandeel van de sociale woningbouw is voor de auteur aanleiding na het (beeld)verslag van de reis de Nederlandse volkhuisvesting als exportproduct te bezien. De Nederlandse ervaring met bijvoorbeeld een belangenvereniging van huiseigenaren lijkt gretig te worden bestudeerd en komt soms tegemoet aan het meest urgente probleem van het wonen in Oost-Europa: onderhoud.
Wonen in Oost-Europa is prachtig boek. De luchtige stijl - een reisverslag met foto's - heeft nergens tot een oppervlakkig beeld van de organisatie van het wonen in landen met een communistische erfenis geleid. Integendeel, het boek weet een ingewikkelde huisvestingsproblematiek helder uiteen te zetten en is daarom van harte aan te bevelen.
- Willem Kwekkeboom, fotografie door Jan-Reinier van der Vliet, Wonen in Oost-Europa. Van Sofia tot Tallinn, Uitgeverij 010, Rotterdam 2007, ISBN 978-90-6450-638-3, blz. 318, €29,50