Servische economie in greep van tajkuni

Morries Leeraert

De meeste Serviërs zijn verre van rijk. Toch betalen ze voor hun dagelijkse benodigdheden vaak meer dan in omringende landen. Brood en zuivelproducten kosten bijna 20 procent meer dan in de buurlanden. Toiletpapier en een pak Pampers zijn zelfs twee keer zo duur als in Nederland. Er is namelijk maar één producent of importeur van deze producten, en ze worden verkocht in drie leidende supermarktketens. Het gebrek aan concurrentie geeft hen de mogelijkheid hun eigen prijzen vast te stellen. Ook Servië heeft tegenwoordig zijn tycoons.

Terwijl de meeste Serviërs proberen rond te komen van een maandsalaris van zo'n 350 euro, is er een kleine groep rijke ondernemers die hele segmenten van de consumptiemarkt beheersen. Mile Jerkovic bijvoorbeeld bezit naast landbouwmachinebedrijven en bioscopen ook achttien busmaatschappijen verspreid over het hele land. Alleen al in 2007 kocht hij tien bedrijven op ter waarde van 21 miljoen euro.

Predrag Rankovic Peconi is eigenaar van uiteenlopende bedrijven als een koekjesfabriek en voedingsoliefabrieken, een van de grootste farmaceutische bedrijven, een hotelketen, en een tv-station. Geschat vermogen: 75 miljoen euro. De rijkste man is Miroslav Miškovic van Delta Holding, met een geschat vermogen van twee miljard euro.

Hoewel vrijwel alle media over de macht van de tajkuni spreken, komen er weinig harde feiten in de openbaarheid over hun handel en wandel. Voor de gewone Serviër staat echter buiten kijf dat deze magnaten een monopoliepositie innemen of aan kartelvorming doen om prijzen kunstmatig hoog te houden. Ook het Transition Report 2007 van de Europese Bank voor Reconstructie en Ontwikkeling constateert dat 'het monopolie van enkele bedrijven in Servië de algehele economische ontwikkeling van het land tegenhoudt', waardoor Servië de laagste economische groei in de regio heeft.

De huidige minister van Handel, Slobodan Milosavljevic, ontkende echter onlangs nog glashard dat er van monopolie sprake is. 'Er zijn geen marktmonopolies in Servië,' zei hij in september in een interview met Ekonomist. Over het grootste detailhandelsbedrijf in Servië, Delta Holding van tycoon Miroslav Miškovic, zei hij dat het een 'Servische realiteit' is, en dat het niet zijn werk is om iemands verleden na te trekken, 'ook niet dat van Delta.' Hiermee raakt de minister wel de kern: want het is juist het recente verleden dat de huidige economisch-politieke elite heeft gevormd.

Een van de pijlers van wijlen Slobodan Miloševic' macht was de controle over de financiële sector. Zijn partij, de Socialistische Partij van Servië (SPS) en vooral ook de partij van zijn vrouw Mirjana Markovic, het neocommunistische Verenigd Joegoslavisch Links (JUL), hadden het mandaat over banken, industriële complexen, openbare diensten en (staats)bedrijven. De leidinggevenden kwamen van het partijkader en kregen alle ruimte om geld te verduisteren en zich te verrijken ten koste van het bedrijf. Zo verzekerde het regime zich van de loyaliteit van het bedrijfsleven.

De federale Jugobank en Jugoinvest stonden onder controle van JUL. 'Piramidebanken' als Jugoskandik bestonden enkel om het spaargeld van burgers af te romen en ging 'failliet' in 1993. Apparatuur uit ziekenhuizen werd verkocht. De olieverwerkende bedrijven Jugopetrol en Beopetrol vormden samen een monopolie, geleid door JUL. Het geld 'verdween' in de partijkas of in de zakken van partijleden, of werd gebruikt om militaire acties in Bosnië te financieren.

De internationale economische sancties versterkten het ongehinderd en zonder controle roven van financiële middelen en onroerend goed. Het beruchtste voorbeeld is de 'liquidatie' van Telecom Srbija, het eerste bedrijf dat in 1997 'geprivatiseerd' werd. Het bedrijf zelf - met 12.000 werknemers - heeft er nauwelijks van geprofiteerd. De koopsom van 1,5 miljard Duitse marken gebruikte Miloševic om vlak voor de verkiezingen van 1997 de pensioenen te verhogen en wapens te kopen. Ongeveer 78 miljoen mark is uit de transactie verdwenen en belandde waarschijnlijk op privé-rekeningen.

Van de innige verwevenheid tussen politiek en economie getuigt ook de serie dodelijke aanslagen op bedrijfsleiders c.q. partijfunctionarissen die Servië tussen 1999 en 2001 trof, in de periode dat het echtpaar Miloševic zijn greep op de macht verloor. Ook zijn er in de periode tussen de val van Miloševic in oktober 2000 en zijn arrestatie een half jaar later, veel documenten en archiefstukken verdwenen.

In de jaren negentig is een nieuwe, invloedrijke economische elite ontstaan, sterk gelieerd aan de politieke macht. Zij spon garen bij de jaren van embargo en isolatie van Servië, waardoor zij zich op de binnenlandse markt zonder controle en concurrentie konden ontwikkelen. En dat doen ze nog steeds: de tycoons hebben alle voordeel bij een aanhoudende transitie met een haperende en juridisch nog onduidelijke privatisering. Nu alle ogen gericht zijn op actuele ontwikkelingen als de kwestie-Kosovo en de arrestatie van Radovan Karadžic vallen veel twijfelachtige privatiseringen nauwelijks in het kritische oog.

Nikola Jovanovic van het onafhankelijke Bureau voor Transparantie zegt hierover: 'Helaas hebben de regeringen van na oktober 2000 nagelaten de twee grote kwaden die Servië geërfd heeft van het Miloševic-regime energiek te bestrijden. Het eerste is het systeem van georganiseerde criminaliteit die in de partijstructuren geďnfiltreerd is. En het tweede zijn de oorlogsprofiteurs die kolossale hoeveelheden kapitaal onwettig verzameld hebben; de private entrepreneurs, de zogenoemde tajkuni.'

Jovanovic: 'Nog steeds doneren de tycoons grote bedragen aan de heersende politieke partijen om hun belangen veilig te stellen. Deze geldstromen zijn echter moeilijk na te trekken, omdat geen enkele politieke partij in Servië haar inkomsten en uitgaven geheel openbaar maakt. Geschat wordt dat de campagnegelden drie keer hoger liggen dan in hun rapporten wordt vermeld. Dat zijn dan vaak barters, zoals kortingen op advertenties in de media. Ook hoeven ontvangen donaties onder de 7000 euro niet te worden gespecificeerd. Juist in het lagere politieke kader gaan zulke bedragen van hand tot hand.'

Niet alleen private bedrijven beheersen hele marktsegmenten in de Servische economie, ook de staat zelf behoudt graag zijn monopolieposities, zoals in de olieraffinage, het importbeleid, de energievoorziening en het luchtverkeer. 'Tot op de dag van vandaag wordt de invulling van bedrijfsfuncties bepaald door politieke partijen en bestaat er geen enkele doeltreffende controle,' zegt Verica Barac van de Raad voor de Strijd tegen Corruptie.

Het recentste geval betreft Milanko Sarancic, door regeringspartij SPS benoemd tot directeur van de Spoorwegen, die ongestraft 2,2 miljoen euro kon besteden aan de koop van een wagenpark. Barac: 'Wat de benoeming van directeursfuncties betreft, is er sinds Miloševic niets veranderd.'



Het Delta-imperium

Delta Holding werd in het oorlogsjaar 1991 opgericht door Miroslav Miškovic (1945) en groeide in tien jaar uit tot een multinational in de Balkanregio en een bijna-monopolist in Servië. Miškovic werkte tot 1987 als directeur van een filiaal van de Jugobank. Dat jaar werd hij benoemd tot directeur van het bedrijf Župa, waar hij de financiën beheerde. Dat hij contacten met het partijkader van de neocommunistische Verenigd Joegoslavisch Links (JUL) van Slobodan Miloševic' echtgenote Mirjana Markovic had, lijkt daarmee zeer aannemelijk. Begin 1990 werd hij onderminister van Economische Zaken.

Een jaar later richtte hij Delta Holding op, dat het ene na het andere winstrecord boekte. Dat Miškovic een neus voor geld en gaten in de markt heeft, is wel zeker, maar waar haalde hij het kapitaal vandaan om met de invoer van auto's, vee, fietsen en meubels te beginnen en fabrieken in het land op te kopen? Een hardnekkige interpretatie is dat de driehoek in de vorm van de Griekse letter delta niet zozeer Delta M (Miškovic) Groep betekent maar Delta 3M: de driehoek Miškovic, Miloševic en Markovic.

Delta Holding bestaat tegenwoordig uit vijf takken, die op hun beurt talrijke bedrijven en firma's omvatten in de levensmiddelenindustrie, de agro-industrie, de financiële dienstverlening (onroerend goed, leningen, verzekeringen), de sportsector en het autobedrijf. Delta M Groep beheerst de levensmiddelenmarkt met drie uitgebreide supermarktketens: Mini-Maxi, Maxi en hypermarkt Tempo. Alleen al Delta M heeft een jaarlijkse omzet van meer dan twee miljard euro, zijn marktaandeel wordt geschat op meer dan 60 procent.

Niet alleen leidt Delta op de consumentenmarkt, het bezit ook zowat de hele productieketen in de landbouw: zaden, diervoeding, pesticiden, en de opkoop en verkoop van landbouwgewassen als graan, maďs en vlees. Delta Automoto, de derde tak van de holding, legt zich toe op de import en verkoop van trucks, landbouwmachines en auto's. Delta Motors zorgt voor het onderhoud en de reserveonderdelen.

Delta Real Estate, Delta Invest en Delta City bewegen zich op de markt van onroerend goed. De afgelopen jaren worden steeds meer winkelcentra gebouwd en uitgebaat op de beste locaties in heel Servië. In november vorig jaar ging het grootste winkelcentrum Delta City in Nieuw-Belgrado open, compleet met 1200 parkeerplaatsen, een bioscoop, kegelbanen en een speeltuin. Delta Generali is de verzekeringstak van de holding, die onder andere een groot pensioenfonds beheert. Delta Sport ten slotte is marktleider op het gebied van sport- en modekleding in de Balkanregio. (ML)


Omhoog
Terug naar archief