Herinnering en vergetelheid
Carlos Reijnen
De Praagse Lente van 1968 geldt nog steeds als een weliswaar naïeve, maar toch vooral idealistische en vreedzame poging om het communistische systeem in Tsjechoslowakije te hervormen. In Tsjechië is de 40-jarige herdenking van de Praagse lente ook een spiegel van de Tsjechische omgang met het communistische verleden. Hoe de Tsjechen terugblikken op de Praagse Lente.
2008 was een herdenkingsjaar. Over de hele wereld herdacht men hervormingen, protesten en opstanden uit het jaar 1968. Amerika stond stil bij de dood van Martin Luther King, Latijns Amerika blikte terug op de Bevrijdingtheologie en in West-Europa herdacht men de studentenprotesten en de opkomst van Nieuw Links. Toch liggen de jaren zestig overal zwaar op de maag. Niet zelden liepen de hervormingen en protesten al snel uit op bandeloze seksuele vrijheid, anarchie en soms geweld, zoals van de Rote Armee Fraktion in Duitsland.
De Praagse Lente daarentegen was een hervormingsgolf in de Tsjechoslowaakse communistische partij in het vroege voorjaar van 1968 die tot een 'derde weg' moest leiden, op basis van wél een geleide economie, maar zonder totalitaire uitwassen. Aan de hervormingen waren gestage veranderingen binnen de maatschappij voorafgegaan. Als hervormingsbeweging heeft de Praagse Lente grote sympathie afgedwongen in Oost en West, niet in de laatste plaats door het schrijnende contrast met de ijstijd die op de Praagse Lente volgde.
Op 21 augustus 1968 maakten tanks van het Warschaupact een einde van de Tsjechoslowaakse poging om het stalinistische communisme te verruilen voor een 'socialisme met een menselijk gezicht'. De inval leidde tot een korte periode van onduidelijkheid, maar die maakte onder het codewoord 'normalisering' al snel plaats voor een starre, bureaucratische vorm van communistische dictatuur.
1968 was ook het jaar van de explosieve groei van moderne media als radio en televisie. De invasie werd overal op de voet gevolgd en leidde tot talloze protesten in Europese hoofdsteden. Veertig jaar later gaan achter die gedeelde herinnering niet overal in Europa dezelfde associaties schuil. Waar in West-Europa vooral het beeld van de vreedzame poging om het communistische systeem te hervormen opduikt, overheerst bij de huidige generatie Tsjechen vooral het trauma van de invasie.
De belangrijkste tentoonstelling rond het herdenkingsjaar in Praag was bijvoorbeeld 1948 bevrijding - 1968 bezetting. In goed gekozen foto's werd de bezoeker tweemaal rondgeleid langs Russische tanks (met andere gelaatsuitdrukkingen op de gezichten van soldaten en burgers): één keer als bevrijdende macht, één keer als bezettende macht. De Praagse Lente doet nu in Praag vooral denken aan invasie en bezetting. President Václav Klaus, zelf ook een spruit van de Praagse Lentegeneratie, meent zelfs dat de Tsjechische (of zijn) terughoudendheid ten opzichte van de Europese Unie wortelt in de ervaring van bezetting, het recentst in 1968.
Toch is die nadruk op de invasie en minder op de hervormingen niet uitsluitend een resultaat van een collectief trauma. Het zegt ook veel over de omgang van de Tsjechen met hun communistische verleden en over de huidige generatie ideologieloze politici.
Allereerst ontkomt ook Midden-Europa, dat in het verleden vaak werd gekarakteriseerd als de regio waar de geschiedenis is doorgedrongen in elke vezel, niet aan de algemene tendens tot vergetelheid. Een Tsjechische krant berichtte over de magere historische kennis van scholieren waaruit bleek dat een enkeling zelfs geen idee had van wat zich in 1968 had afgespeeld of twijfelend de mogelijkheid van een 'bevrijding door de Russen' opperde. Ook in Tsjechië ligt het geschiedenisonderwijs onder vuur.
Deze uitzonderlijke gevallen raken wel aan een dieperliggend probleem. De Tsjechische houding ten opzichte van het communisme is sterk a-historisch. De periode tussen 1948 en 1989 wordt gezien als een lang blok, waarbij het communisme in hoofdzaak geldt als een opgelegd systeem onder sovjetdruk. Dat was zeker het geval, maar de huiddige visie doet te weinig recht aan de verschillen tussen de stalinisten van de jaren vijftig, de hervormers van de jaren zestig en de bureaucraten van de jaren zeventig.
Belangrijker nog is de onderschatting van het eigen aandeel in de communistische staat. Niet alleen is de communistische partij na de Tweede Wereldoorlog met een indrukkwekkende verkiezingswinst in het zadel gekomen, ze bleek ook veertig jaar later roomser dan de paus toen de Sovjet-Unie onder Gorbatsjov juist op weg was naar democratisering. Door deze hele periode te benoemen als een periode van veertig jaar stilstand en als niet-Tsjechische geschiedenis komt het communistische tijdperk maar mondjesmaat in het curriculum terecht.
De overspannen kortzichtigheid ten aanzien van het communistische verleden bleek in oktober 2008 nog goed, toen de Tsjechische auteur en boegbeeld van de Praagse Lente, Milan Kundera, gekapitteld werd om zijn communistische jeugdjaren. Een speurneus van het Overheidsinstituut voor de Studie van Totalitaire Regimes concludeerde uit archiefstukken dat Kundera in 1950 een Tsjechische anticommunistische spion zou hebben verraden. Afgezien van onduidelijkheden over de ware toedracht springt in het oog hoe weinig men zich rekenschap geeft van het feit dat velen, zeker van de Praagse lentegeneratie, begonnen zijn als rechtgeaarde communisten.
Deze herinnering aan de Praagse Lente als een bevestiging van de Russische overmacht staat in dienst van de rigide visie op het communistische verleden, maar schakelt tegelijk diegenen uit die zich als luis in de pels van de huidige gevestigde politieke partijen opstellen. De droom van een alternatieve maatschappij, van een derde weg wordt ook niet op prijs gesteld door zittende politici.
Bij de herdenking van de Praagse Lente speelt een dubbele generatiekloof, namelijk tussen de hervormingsgezinde communisten en de pragmatici en anticommunisten van toen, en belangrijker nog, de huidige generatie politiek actieve Tsjechen die opgroeide in de ideologieloze en uitzichtloze jaren zeventig en tachtig en die elke vingerreiking aan het communisme of hopeloos idealistisch of simpelweg gevaarlijk vindt.
Desalniettemin werd er in 2008 op grote schaal herdacht, internationaal misschien wel intensiever dan in Tsjechië zelf. Dat heeft veel te maken met het feit dat de Tsjechen er gedurende de twintigste eeuw steeds opnieuw in geslaagd zijn om initiatieven tot verzet of democratisering tot hun handelsmerk te maken.
Dit bleek ook uit de Tsjechische reacties op de Russische bezetting van Zuid-Ossetië in Georgië in de zomer van 2008. De Tsjechische minister van Buitenlandse Zaken Karel Schwarzenberg trok meteen een parallel tussen de invasie in Georgië en de invasie in Tsjechoslowakije in 1968, met het verwijt dat Rusland weer terugkeerde naar de Koude Oorlog. Daarin werd hij overigens gesteund door zijn Amerikaanse ambtsgenoot Condoleezza Rice en presidentskandidaat Barack Obama.
President Klaus daarentegen was echter ook nu graag tegendraads en wilde niet weten van een parallel: in 1968 had Tsjechoslowakije immers niet eerst Roethenië (Tsjechoslowaaks grondgebied dat ná de Tweede Wereldoorlog door de Sovjet-Unie was ingelijfd) bezet.
Zo kan president Klaus in eigen land als neoliberaal de gruwelen van de 'derde weg', zoals die nagestreefd werd tijdens de Praagse Lente, maar tegelijk tegenover buitenlandse collega's het bijzondere karakter van de Praagse Lente benadrukken. De herdenking van de Praagse Lente legde een onverwerkt communistisch verleden bloot. Volgend jaar herdenkt Europa de val van de muur, dan mogen de Tsjechen op herhaling.