Geen duidelijke winnaar

Monica Bota

Op 30 november wist de alliantie van de Sociaal-Democratische Partij (PSD) en de Conservatieve Partij (PC) de Roemeense parlementsverkiezingen met 33 procent van de stemmen te winnen. Na vier lange jaren in de opositie was de euforie groot, maar van korte duur.

De andere opositiepartij, de Liberaal-Democraten Partij van president Traian Basescu (PD-L), bleek op minder dan één procent te volgen, maar krijgt wel drie zetels meer. De regerende Liberale Partij (PNL) van premier Calin Popescu Tariceanu en de Partij van de Hongaarse Minderheid (ook in de regering) haalden ook de kiesdrempel, met respectievelijk 18 en 6 procent van de stemmen.

Voor het eerst kozen de Roemenen hun vertegenwoordigers in de Senaat en het Huis van Afgevaardigden volgens het 'uninominale kiesstelsel', een ingewikkelde combinatie van het districtenstelsel en het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Dat de burger niet meer op een partijlijst stemt maar direct de persoon kiest, zou moeten zorgen voor een grote schoonmaak in de Roemeense politieke klasse.

Maar het aantal herkozen politici dat in het verleden veelvuldig in verband gebracht is met corruptie bewijst dat dit niet opgaat. Dit kiesstelsel legt juist nog sterker de nadruk op personen in plaats van op programma's. Onder de kandidaten waren zangers, acteurs, sportpresentatoren, voormalige voetballers en trainers goed vertegenwoordigd, terwijl de gedane beloftes in veel gevallen niet gehouden kunnen worden.

Bij de vorming van de regering zal president Basescu een cruciale rol spelen. Volgens de grondwet moet hij de premier benoemen, na consultatie van de partijen.

In 2004 wist hij de PSD naar de oppositie te manoeuvreren, hoewel de alliantie tussen de sociaal-democraten en de PC destijds meer stemmen wist te behalen dan de alliantie tussen PNL en PD-L. De regering die toen aantrad, sneuvelde door geruzie tussen de kopstukken van de twee partijen, premier Tariceanu en president Basescu.

De premier gooide de PD-L-ministers uit het kabinet en ging de laatste twee jaar door met een minderheidsregering die op slechts 20 procent draagvlak in het parlement kon rekenen. De sociaal-democraten, die op zwaar verlies in de peilingen stonden, gaven gedoogsteun aan deze regering.

De afgelopen verkiezingen zijn om meerdere redenen opmerkelijk te noemen. Ze bewijzen dat de sociaal-democraten voor het eerst in de geschiedenis, ondanks de grote mobilisatie onder ouderen, plattelandbewoners en laagopgeleiden (voornamelijk PSD-kiezers) minder stemmen kunnen halen dan één centrumrechtse partij, de PD-L. De opkomst van een middenklasse en de toename van de welvaart van de afgelopen jaren hebben ongetwijfeld bijgedragen aan de afnemende populariteit van een partij die zegt met de armen in de samenleving begaan te zijn.

Verder blijkt de Roemeense democratie een stukje volwassener geworden. Na zestien jaar verlaat de Groot Roemenië Partij van de nationalistische extremist Vadim Tudor het politieke toneel. Met slechts 3 procent haalde ze de kiesdrempel van 5 procent niet.

De opkomst was met minder dan 40 procent extreem laag, wellicht doordat de verkiezingen één dag voor de Nationale Dag van Roemenië georganiseerd werden, wanneer veel Roemenen genieten van een lang weekend. Belangrijker was echter de weigering van de bevolking om te moeten kiezen tussen politici die alleen maar in hun eigen belang handelen.

Het land door de economische crisis loodsen wordt de grote uitdaging van de komende vier jaar. Na jaren van sterke economische groei werd er aanvankelijk ontkend dat Roemenië last zou ondervinden van de wereldwijde economische crisis.

Toen deze echter ook in Roemenië gevolgen begon te krijgen en autofabriek Dacia de productie voor drie weken stillegde, werd de crisis het belangrijkste campagnethema. Men vreest vooral voor een toename van de werkloosheid, ook omdat verwacht wordt dat Roemeense arbeiders uit West-Europa terug zullen keren.

Interessant zal verder zijn hoe de Roemenen zullen omgegaan met de populistische maatregelen en beloftes die net vóór de verkiezingen gedaan zijn. Zo nam het parlement met grote meerderheid, tegen de wens van de regering, een wet aan die de lerarensalarissen met 50 procent verhoogde.

Gezien de geringe verschillen in de verkiezingsprogramma's hoeven lange inhoudelijke onderhandelingen de vorming van een regering niet in de weg te staan. Er bestaat consensus over de nodige investeringen in het onderwijs, de gezondheidszorg en vooral de infrastructuur. Volgens de verwachtingen kan met de aanleg van snelwegen, met behulp van de beschikbare EU-fondsen, veel banen gecreëerd worden.

Het is dan ook te hopen dat er snel een stabiele coalitie gevormd wordt die de persoonlijke geschillen opzij zal weten te zetten. Dit is echter tot nu toe een hele zware klus gebleken in de Roemeense politiek.

Omhoog
Terug naar archief