Naar het einde van de zloty?
Herman W. Hoen
Jarenlang kostte het moeite de lachspieren te onderdrukken bij het uitspreken van de naam van de Poolse munteenheid. De zloty stond sinds de ondergang van het communisme namelijk symbool voor gestadig verlies aan Poolse koopkracht. De tijden lijken echter veranderd. Terwijl westerse financiële markten, geteisterd door de bankencrises, zich ternauwernood staande wisten te houden, kondigde de liberaalconservatieve premier Donald Tusk zelfbewust de Poolse wens van toetreding tot de eurozone per januari 2011 aan. Wat bezielt de Polen om het Sloveense (2007) en Slowaakse (2009) voorbeeld te volgen en op welke wijze kwalificeren ze zich voor de komst van de euro?
De Poolse economie behoort al jaren tot de snelste groeiers van de Europese Unie (EU). Nadat het in het begin van de jaren negentig door een diep dal moest, vond het als een van de eerste transitielanden de weg omhoog. De economische activiteit bevindt zich nu op 170 procent van het niveau bij het begin van de overgang naar een markteconomie in 1990. Het gaat om indrukwekkende groeicijfers die alleen door de Baltische tijgers - Estland, Letland en Litouwen - zijn overtroffen. De groei laat echter onverlet dat Polen op het vlak van monetaire stabiliteit nooit een goede reputatie heeft weten te verwerven.
Dit dateert al van de jaren zeventig toen het communistische regime op grote schaal leningen in het Westen aanging om de economie te moderniseren. Dat liep fout af en in 1980 kon Polen niet meer aan zijn schuldverplichtingen voldoen. Tezamen met Mexico luidde het een grote internationale schuldencrisis in; de eerste in de geschiedenis die mede werd veroorzaakt door een planeconomie.
Aan het einde van de communistische periode waren de problemen nog lang niet voorbij en de beroerde financiën brachten een slechte start voor de overgang naar een markteconomie. De regeringsverklaring van premier Tadeusz Mazowiecki in december 1989 was veelzeggend. De premier werd onwel, kreeg eerste hulp van een aantal parlementariërs die beweerden over een EHBO-diploma te beschikken, keerde lijkbleek terug achter het katheder en vervolgde zijn betoog met de mededeling dat zijn fysieke toestand symbool stond voor 's lands financiën: beroerd.
Verval en herstel van de zloty
De toestand van de Poolse economie vroeg om vergaande en veelomvattende hervormingen. Die kwamen er, mede onder aanvoering van Lezsek Balcerowicz. Als minister van Financiën en vicepremier (september 1989 - augustus 1991 en oktober 1997 - juni 2000) en als president van de Poolse Nationale Bank (december 2000 - december 2006), maakte hij zich sterk voor ingrijpende financiële hervormingen. Het hervormingsplan van 1990 droeg zelfs zijn naam.
Dat plan was eerst en vooral gericht op de bestrijding van de hyperinflatie. In een poging deze te beteugelen werd de munt fors gedevalueerd en vervolgens aan belangrijke Europese munten gekoppeld, maar de zloty (letterlijk 'gouden', met een oorspronkelijke betekenis die valt te herleiden tot die van de 'gulden') maakte z'n naam niet waar. De inflatie bedroeg in 1990 bijna 600 procent en de jaren erna schommelden de percentages tussen de 40 en 50 procent.
Op 1 januari 1995 kwam er een nieuwe zloty. Van de bankbiljetten werden vier nullen geschrapt; 10.000 oude zloty waren vanaf dat moment gelijk aan 1 nieuwe zloty. Daarna daalden door een restrictieve monetaire en begrotingspolitiek de inflatiecijfers binnen enkele jaren naar eencijferige percentages. Bij de toetreding van Polen tot de EU in 2004 schommelde de inflatie zelfs rond de één procent.
Sindsdien steeg de koers van de munt onafgebroken van 4,74 zloty/euro naar 3,30 zloty/euro. De enorme waardevermeerdering had een aantal consequenties. Zo was er een sterke vermindering van de prikkel achter de arbeidsmigratie, bleven prijsstijgingen door goedkope importen binnen de perken en werden gedachten ontvouwd over een toetreding tot de Economische en Monetaire Unie (EMU).
Alleen al de uitlating van de wens de euro te willen invoeren is een hachelijke zaak, zo ondervonden de autoriteiten eerder al in Tsjechië en Hongarije. Beide landen hebben direct na de aankondiging van het beleidsvoornemen ervaren dat nog niet aan de vereiste convergentiecriteria kon worden voldaan, of ondervonden in rap tempo dat het fout liep, en zagen er daarom snel weer vanaf. Slovenië en Slowakije hadden meer succes. Slovenië trad in 2007 toe tot de eurozone, terwijl Slowakije vanaf januari 2009 deel zal uitmaken van de monetaire unie.
Convergentie
Voor de introductie van de euro moet een land aan een aantal convergentiecriteria voldoen, ook wel bekend als de criteria van Maastricht. Deze staan verwoord in Artikel 121(1) van de Europese Commissie en bevat de volgende elementen. Ten eerste mag de inflatie niet hoger zijn dan 1,5 procentpunt boven dat van de drie eurolanden met de laagste inflatie. Ten tweede mag het begrotingstekort niet meer dan 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp) bedragen. In de derde plaats mag de staatsschuld niet meer zijn dan 60 procent van het bbp.
Daarnaast mogen de lange rentes niet meer dan 2 procentpunt boven die van de drie landen met de laagste inflatie bedragen. Ten slotte wordt bij de invoering van de euro vereist dat de wisselkoers twee jaar lang wordt vastgekoppeld aan de euro. De betreffende munt moet zich daarbij staande weten te houden zonder devaluatie of andere ingrepen van monetaire autoriteiten.
Van de kandidaat-leden voor de eurozone is Polen het enige EU-land dat aan de eerste vier criteria voldoet en daarmee kan het tot de tweejarige wisselkoersstage (ERM II in EU-jargon) worden toegelaten. Het meer welvarende Tsjechië, alsmede Estland, Letland en Litouwen kampen met een te hoge inflatie, terwijl Hongarije zich momenteel voor geen van de criteria kwalificeert. De tabel met de kerncijfers van de Poolse economie geeft inzicht de vorderingen die Polen heeft gemaakt ten aanzien van de toetredingsvoorwaarden. Daarbij moet worden opgemerkt dat de monetaire situatie momenteel verslechtert.
Het kan, maar moet het?
Een succesvolle convergentie maakt de invoering van de euro in Polen binnen afzienbare termijn wellicht mogelijk, maar de vraag is of ze er verstandig aan doen. De voordelen van de euro zijn iedereen duidelijk, de nadelen vaak veel minder. Uiteraard voorziet de Europese munt in monetaire stabiliteit en reduceert de euro de wisselkoersrisico's voor handelaren en investeerders. Daar staat tegenover dat de begrotingsdiscipline de beleidsruimte voor politici danig inperkt.
De rijke EU-landen hebben bij de totstandkoming heftige discussies gekend over de impact van de euro in tijden van recessie. Voor landen in ontwikkeling speelt dit argument ook in tijden van voorspoed. Het is namelijk twijfelachtig of de introductie van de euro een inhaalslag met de rest van de EU bespoedigt. Hogere groeicijfers die nodig zijn voor de inhaalslag gaan vrijwel altijd gepaard met hogere inflatiecijfers. De groeiverwachtingen zijn namelijk vaak een stimulans om meer te besteden.
De kans is dus niet ondenkbeeldig dat de convergentiecriteria vooralsnog juist belemmerend zullen werken. Daarmee wordt het aannemelijk te denken dat de Poolse autoriteiten erop zijn gebrand het slechte imago van Polen op het terrein van monetaire stabiliteit definitief van zich af te schudden. Het Polen van nu is volstrekt anders dan het Polen van begin jaren negentig.
En eerlijk is eerlijk, hoe men ook over de Poolse politiek in de afgelopen jaren mag denken, het is opmerkelijk dat de sterk uiteenlopende politieke overtuigingen en handelwijzen van de opeenvolgende kabinetten en presidenten niet ten koste zijn gegaan van de begrotingsdiscipline. Nog is Polen niet verloren, maar de zloty…?