Historisch jaar met een bescheiden feestje

Hinke Pietersma

Dit jaar is een bijzonder jaar in de geschiedenis van Midden- en Oost-Europa. Tien jaar geleden, in november 1989, verdwenen het IJzeren Gordijn en de Berlijnse Muur en viel het communisme. Vijf jaar geleden, op 1 mei 2004, traden acht voormalige Oostbloklanden toe tot de Europese Unie. Op deze 'big bang' volgde op 1 januari 2007 nog de toetreding van Bulgarije en Roemenië. De Koude Oorlog ligt definitief in het verleden, de jongste generatie is opgegroeid in een verenigd Europa. Binnenkort mag de eerste generatie van na de Koude Oorlog haar stem uitbrengen voor het Europees parlement. Wat is de zeggingskracht van het huidige verenigde Europa?

Wat momenteel opvalt is dat Europa nog steeds een baken blijkt in tijden van nood. Zelfs het eurosceptische IJsland overweegt het EU-lidmaatschap aan te vragen vanwege de overwegend positief ervaren Europese respons op de wereldwijde economische crisis en de eigen wanprestaties op financieel terrein.

Ondanks de alom tegenwoordige uitbreidingsmoeheid binnen de EU, met alle negatieve effecten van dien voor kandidaat- en potentiële kandidaat-lidstaten, blijft de Europese integratie een topprioriteit in het buitenlands beleid van deze landen. Europa is nog steeds aantrekkelijk voor de buitenstaanders, maar welke conclusies trekt Europa zelf?

Als we teruggaan naar 1 mei 2004 zien we in de toetredende landen grote feesten en de gezichten van veel blije burgers, die in referenda massaal de integratie van hun land in Europa hebben gesteund. In de oude lidstaten, waaronder Nederland, is het op dat moment veel stiller op straat en moeten kunstkoeien die elk een lidstaat verbeelden, Europa dichter bij de burger brengen.

Hoewel de toetreding door menig Europees politicus wordt omschreven als een morele plicht aan Oost-Europa en een historische hereniging van Europa, leven onder de bevolking van het oude Europa gevoelens van onrust en onzekerheid over de gevolgen voor hen persoonlijk. Er is angst voor het verlies van banen, het niet kunnen concurreren met de lage lonen in Oost-Europa en een massale migratie van arbeiders naar West-Europa.

In reactie hierop stellen de meeste oude lidstaten transitieperiodes en quota in ten aanzien van het vrij verkeer van werknemers. Dit werpt een schaduw over de uitbreiding en roept bij de nieuwkomers gevoelens op van niet volledig welkom zijn. Het is opmerkelijk dat juist grote voorstanders van Europese uitbreiding als Duitsland en Oostenrijk nog altijd beperkingen stellen aan het vrij verkeer van werknemers uit nieuwe lidstaten.

Hun reserves doen af aan de grote symboolwaarde van de historische uitbreiding: een herenigd Europa. Met de vijfde EU-uitbreiding in 2004 en de zesde in 2007 kwamen 100 miljoen Oost-Europese burgers erbij en groeide het totale aantal Europese burgers naar 475 miljoen.

In februari 2009 bracht de Europese Commissie het evaluatierapport Five years of an enlarged EU. Economic achievements and challenges uit. Hierin worden de volgende positieve resultaten genoemd: uitbreiding van de zone van vrede, stabiliteit en welvaart en de vestiging van duurzame en stabiele democratieën; 100 miljoen potentiële consumenten en producenten in snel groeiende economieën; groeipercentages in 2005 van 2,1 procent in de EU-15 en 4,6 procent in de nieuwe lidstaten; een positieve handelsbalans voor de EU-15, waardoor banen worden gegarandeerd en gecreëerd; toegenomen milieu- en voedselveiligheid; gezamenlijke strijd tegen drugs, georganiseerde misdaad en illegale immigratie; een versterkte rol van de EU in de wereld en positieve gevolgen voor de ontwikkeling van de private sector.

Ook wordt een aantal mythes rondom de uitbreiding van 2004 geïdentificeerd: de uitbreiding zou te snel zijn gegaan, was te duur en zou de Europese instituties lamleggen; Europa zou overspoeld worden door Oost-Europese arbeiders, hetgeen zou leiden tot een hogere werkloosheid.

Volgens een ambtenaar van de Commissie is dit een misvatting en is juist de uitbreiding van 2004 de best voorbereide Europese uitbreiding ooit met een historisch resultaat: een verenigd, stabiel, welvarend en democratisch Europa. De EU-27 is wereldwijd een krachtige economische speler en een serieuze partner op het gebied van vrede en veiligheid. Hij wijt de in zijn ogen vertroebelde blik op Europese uitbreiding aan verkeerde percepties over de impact van de globalisering en is van mening dat uitbreiding niet het probleem, maar juist een onderdeel van de oplossing is geweest.

Ondanks deze positieve evaluatie van vijf jaar Europese uitbreiding kunnen we onze ogen er niet voor sluiten dat genoemde resultaten niet overeenkomen met de algehele terughoudendheid en de afwijzende houding tegenover verdere uitbreiding van de EU onder nationale politici in Europa. Sommigen willen het uitbreidingsproces zelfs deels terugdraaien.

Begin mei hebben de Duitse bondskanselier Angela Merkel en de Franse president Nicolas Sarkozy het idee gelanceerd dat Turkije - ondanks zijn kandidaatsstatus - geen volwaardig lid van de EU moet worden. Dit doet denken aan geluiden in het Nederlands parlement, waar in reactie op het stopzetten van EU-fondsen aan Bulgarije vanwege beheerproblemen werd geroepen dat het EU-lidmaatschap van Bulgarije en Roemenië moest worden ingetrokken.

Ook al is dit een volkomen irreëel voorstel, het vormt een goede illustratie van de algemene uitbreidingsmoeheid in West-Europa. Deze is grotendeels te wijten aan het feit dat Europese politici en burgers sceptischer zijn geworden over de Europese integratie. Het referendum over de Europese constitutie (feitelijk het grondwettelijke verdrag) heeft de afstand tussen Europa en zijn burgers en de tekortkoming van nationale politici om Europa dichterbij de eigen burgers te brengen, pijnlijk aan het licht gebracht.

Een verwijt aan nationale politici is dat zij de voordelen van Europa niet voldoende duidelijk gemaakt hebben aan hun kiezers en over het algemeen wel erg gemakkelijk met de vinger naar Brussel wezen als iets in hun nadeel in eigen land plaatsvond. Zodoende konden ook de mythes rondom de uitbreiding voortleven.

Het gevoel geen grip meer te hebben op het Europese project, in combinatie met de negatieve gevolgen van globalisering, hebben de blik naar binnen doen keren. Het gevolg was een algemene tendens van meer invloed vanuit de lidstaten op de EU en een voorkeur voor - allereerst - de EU hervormen door het Verdrag van Lissabon aan te nemen, en dan pas te willen praten over verdere uitbreiding.

Opmerkelijk is dat de uitbreiding in 2004 op zichzelf nooit ter discussie heeft gestaan. Natuurlijk is er kritiek geweest op de gang van zaken en speelden er, zoals beschreven, allerlei angsten. Ook in de huidige tijden van economische crisis roept niemand in Europa: 'Hadden we die Oost-Europeanen maar nooit binnen gehaald!'

Het is volkomen normaal dat Slovenië en Tsjechië de Europese Unie kunnen leiden. Zelfs de val van de regering tijdens zijn EU-voorzitterschap lokt niet uit om het lidmaatschap van Tsjechië zelf ter discussie te stellen. Deze vanzelfsprekendheid zegt meer dan de terughoudendheid rondom de uitbreiding. Na tien jaar zijn we de Koude Oorlog al bijna vergeten en vinden we het volstrekt normaal dat Europa herenigd is en er een generatie naar de stembus gaat die in een vrij en ongedeeld Europa is opgegroeid.

Omhoog
Terug naar archief