Het is niet eenvoudig om twintig jaar hervormingen in Midden- en Oost-Europa in kort bestek samen te vatten. Je moet oppassen niet in opsommingen te vervallen die geen recht doen aan wat er wezenlijk is veranderd. De omwentelingen in 1989 zijn over het algemeen gezien als een overwinning van het liberalisme op het communisme. Dat is in principe juist.
Er zijn ook in Midden- en Oost-Europa weinig burgers meer die overlopen van nostalgie naar het communisme. Ook in de politiek wil niemand terug naar het oude systeem, hoewel er in de meeste Midden- en Oost-Europese landen nog wel restpartijen zijn die het oude communisme vertegenwoordigen. Die leiden echter een onbetekenend bestaan aan de rand van het politieke spectrum. De totalitaire systemen van de twintigste eeuw - het fascisme en het communisme - hebben ook in Midden- en Oost-Europa definitief afgedaan.
De meeste satellietstaten van de Sovjet-Unie hebben intussen hun intrek genomen in het Europese Huis en bescherming gezocht en gekregen onder het dak van Brussel. Over het doel van de politieke en maatschappelijke veranderingen is de oude en de nieuwe politieke elite in Midden- en Oost-Europa het eind 1989 snel eens geweest. 'Democratisering' en 'Europeanisering' waren de sleutelwoorden in het transformatieproces. Dit heeft veel nieuwe mogelijkheden geboden.
In plaats van het monopolie van de verschillende communistische partijen ontstond er een pluriform partijenlandschap dat gespiegeld werd aan het politieke systeem van de gevestigde democratieën in West-Europa. Na de rommelige jaren negentig, met politieke partijen die uiteenvielen en zich opnieuw organiseerden, is het partijenlandschap inmiddels aardig uitgekristalliseerd. In de meeste landen van de regio is het redelijk definitief geworden met socialisten, liberalen en christendemocraten, aangevuld met de onvermijdelijke politici van Midden- en Oost-Europese makelij: de nationalisten die voor een stevig eurosceptisch geluid zorgen in eigen land én sinds de recente Europese verkiezingen ook in Brussel.
Belangrijk naast de herwonnen politieke vrijheid was de vrijheid om de eigen opinie in druk te laten verschijnen. Al spoedig verscheen er een veelheid aan kranten, dagbladen, weekbladen, maandbladen, magazines, televisiezenders en wat dies meer zij. De persvrijheid die generaties lang onderdrukt was in Oost-Europa werd herontdekt en iedereen wilde zo zijn eigen krant. Veel van die gedrukte opinies verdwenen na een tijdje weer uit de kiosken. Foto's en afbeeldingen van schaars geklede jongedames op de cover werden daarentegen steeds groter. De markt heeft zo zijn eigen wetten.
De grenzen in Midden- en Oost-Europa werden na de val van de Muur weer doorlaatbaar. Opeens kon je weer door het hele gebied reizen zonder aan allerlei lastige bureaucratische verplichtingen als inreisvisa en uitreistempels te moeten voldoen. Dat was voor iedereen een verademing. Grensregio's die afgelegen, verdorde regio's waren geworden, kwamen weer tot leven en de relaties tussen staten in de regio kregen weer een normaler karakter.
De doorlaatbaarheid van de grenzen werkte ook de andere kant op, zeker na de toetreding van de Midden- en Oost-Europese landen tot de EU in 2004 en 2007. Miljoenen Oost-Europeanen trokken naar West-Europa om er voor kortere of langere tijd te gaan werken. De 'Poolse loodgieter' werd het stereotype om deze nieuwe trek van Oost naar West te karakteriseren.
Het is waar dat veel Oost-Europeanen de niches op de arbeidsmarkt vulden en vooral seizoensarbeid verrichtten. Maar dat niet alleen. Ook veel jongeren trokken de laatste twintig jaar uit Oost-Europa weg. Het ging vooral om hoogopgeleid en gekwalificeerd personeel, zoals artsen en IT'ers. Voor deze beroepen zijn er niet direct vervangers in de regio waardoor de Midden- en Oost-Europese landen nu voor het opvullen van deze vacatures aangewezen zijn op arbeidskrachten uit de voormalige Sovjet-Unie en het Verre Oosten.
De val van de Muur viel samen met een ongekende technologische revolutie waarvan men in de regio volop gebruik heeft kunnen maken. Korte tijd waande Oost-Europa sneller te gaan dan West-Europa als het ging om technologische vernieuwingen.
Ook in Oost-Europa won de mobiele telefoon spoedig terrein. De aanvankelijke plannen van telecombedrijven om kabels te leggen werden opzij geschoven; in plaats daarvan verrezen grote zendmasten om de mobieltjes van signaal te voorzien. In Midden- en Oost-Europa betekende dit een revolutie op het gebied van communicatie, na de enige telefoon die het dorp of het stadsdistrict onder het communisme rijk geweest was.
Na de val van de Muur heeft het liberalisme in Midden- en Oost-Europa een zegetocht gemaakt. Toch zijn er ook keerzijden aan het succes. Er valt nog veel te verbeteren in de relatie tussen politiek en samenleving. De civiele maatschappij is betrekkelijk zwak en nog veel te afhankelijk van de 'goodwill' en financiële steun van de heersende macht.
Het is de nieuwe maatschappelijke organisaties, zoals de onafhankelijke vakbonden, nauwelijks gelukt om een factor van betekenis te worden in de politieke besluitvorming. De Oost-Europese civiele maatschappij is nog niet echt in staat om de gevestigde politiek tegenspel te geven, zoals dat in de oude lidstaten van de Unie wél gebeurt. Als onafhankelijke maatschappelijke organisaties zich dan toch inzetten voor de bescherming van mensenrechten, het vrije woord, of het recht om te demonstreren, wordt dat door de gevestigde politiek nog vaak gezien als een bedreiging van haar machtspositie.
De Midden- en Oost-Europese landen blijven 'top-down' georganiseerd, en is er nog steeds die typische haat-liefdeverhouding van de samenleving jegens haar eigen politieke leiders. De Oost-Europese politicus wordt bejubeld bij verkiezingswinst, waarin men hoopt te delen, maar gewantrouwd als het gaat om de uitoefening van macht.
Veel Oost-Europese economen en beleidsmakers hebben een blind vertrouwen gehad in de werking van de vrije markt. Op veel plaatsen heeft de overheid zich teruggetrokken uit het economische leven. Dit leidde tot veel sociale uitwassen. De kolossale staatsbedrijven die geen nieuwe eigenaar en ook geen westerse koper konden vinden, gingen dicht. Reizend door Midden- en Oost-Europa kun je de fabriekswrakken overal zien liggen. Dit heeft weer extra werkloosheid en een groot verschil tussen arm en rijk veroorzaakt.
De sociaaleconomische structuur van de Midden- en Oost-Europese samenlevingen heeft de vorm van een 'piramide' met een zeer rijke maar kleine bovenlaag van 'winnaars' van de transformatie, en een brede basis met de 'verliezers' van de transformatie. Het zal nog een lange weg worden om hiervan een 'ruit' te maken die de samenlevingen in het andere Europa meer evenwicht, politieke stabiliteit en sociale solidariteit zal brengen.