Hongarije
László Marácz
Ferihegy terminal 1, het internationale vliegveld van Boedapest, op zo'n twintig kilometer van het centrum van de Hongaarse hoofdstad, maakt een verlaten indruk. Hoewel het bij aankomst zondagmiddag is en de Hongaren over het algemeen de zondagsrust respecteren, is het veel te rustig voor een stad als Boedapest, een metropool van tweeënhalf miljoen inwoners die in de jaren negentig nog gold als een dynamische transitiestad. Ik bespeur niet veel beweging in terminal 1, de thuishaven van de 'low budget'-vliegmaatschappijen. Een heel verschil met een aantal jaren geleden toen het - weekend of niet - juist op terminal 1 een drukte van belang was.
Misschien is de rust te wijten aan het wegblijven van sommige maatschappijen, zoals SkyEurope, een van de pioniers van de goedkope vliegreizen naar Midden- en Oost-Europa. SkyEurope heeft zich vorig jaar om onduidelijke redenen teruggetrokken uit Boedapest en dat scheelt wel wat reizigers.
Als ik de aankomsthal verlaat, staan er veel taxi's in de rij maar zijn er nauwelijks passagiers. Voorheen was dit precies omgekeerd. Op weg naar het centrum observeer ik dezelfde gelatenheid. De stad is veel te rustig voor wat ik als het zwierige Boedapest ken. De huizen zien er flets en gehavend uit, de mensen glijden langs de gebouwen en de taxi bonkt onderweg een aantal keren hard omhoog.
Ik neem mijn intrek in een appartement dat beheerd wordt door een hospita van middelbare leeftijd in de joodse wijk van het stadsdeel Pest, in de omgeving van de synagoge in de Dohánystraat. Normaal gesproken is dit een van de meest levendige wijken in het Pester gedeelte van de stad. Maar ook hier hangt diezelfde gelatenheid die ik al op het vliegveld tegengekomen ben. Wat is er toch aan de hand met Boedapest? Heeft de financieel-economische crisis nu al zo'n invloed op het dagelijkse leven, vraag ik me af.
Ik heb afgesproken met István Antal (60), een van de meest prominente wetenschappers van Hongarije, hoofd van het Onderzoeksinstituut voor Wetenschapsgeschiedenis van de Hongaarse Academie van Wetenschappen. István is van huis uit wis- en natuurkundige en heeft jarenlang kwantummechanica gedoceerd aan de Technische Faculteit van de Universiteit van Boedapest. Nu hij de zestig gepasseerd is, doet hij het naar eigen zeggen wat rustiger aan. Hij geeft colleges algemene en Hongaarse cultuurgeschiedenis aan een van de beste universiteiten van Boedapest, de Eötvös Lóránt Universiteit.
Overigens valt zijn 'rustiger' bestaan niet uit zijn publicaties af te leiden. Hij stopt mij zijn laatste verhandeling toe over het onderwerp 'Einstein en de Hongaren', een dikke pil van 734 pagina's.
We ontmoeten elkaar in een eetcafé in Boeda. Het gesprek gaat over van alles en nog wat en uiteraard kan de huidige financieel-economische crisis niet onbesproken blijven. Istváns stemming wordt pessimistisch als het over de toekomst van Hongarije gaat. Hij heeft net een college gegeven over de teloorgang van Hongarije, die volgens de academicus onvermijdelijk is.
'Als het zo doorgaat, bestaat Hongarije over twintig jaar niet meer.' Ik kijk hem verbaasd aan. István licht zijn stelling toe: 'Dit heeft alles te maken met Hongarije's slechte demografische cijfers, veroorzaakt door een hoog sterftecijfer en een laag geboortecijfer, de oplopende spanningen tussen Hongaren en Roma die het land in tweeën splijten, gecombineerd met een zeurende financieel-economische crisis die nu al een aantal jaren duurt en nog verhevigd is door de kredietcrisis en die onoplosbaar lijkt.'
Een van de gevolgen van de huidige situatie is volgens István dat 's lands gezondheidszorg in een slechtere staat verkeert dan onder het communisme. Professor Ferenc Kerényi (64), de bekende Hongaarse letterkundige overleed plotsklaps op 30 oktober vorig jaar aan een hartaanval. 'Er was helaas geen ambulance in de buurt om de beste man te reanimeren.
Kerényi was gespecialiseerd in het werk van Sándor Petöfi, de nationale dichter van de Hongaarse Opstand van 1848 die tijdens de oorlog met Oostenrijk in 1849 een heldendood stierf,' murmelt István triest voor zich uit. 'Het onderzoek over Petöfi zal nu abrupt tot een einde komen, want de Academie van Wetenschappen heeft geen geld om de professor te vervangen.'
Ik leef met István mee en informeer voorzichtig naar de verantwoordelijkheid van de politieke elite om de huidige crisis te bestrijden. 'Ach, de huidige politieke elite is onbetrouwbaar, niemand hecht geloof aan wat er gezegd wordt. De huidige premier Ferenc Gyurcsány heeft de regie strak in handen en oppositieleider Viktor Orbán wordt zeker geen premier. Die wordt door Gyurcsány als loopjongen Europa ingestuurd om een goed woordje te doen voor Hongarije.'
Mij bekruipt een onbehagelijk gevoel na zoveel pessimisme als ik laat in de avond met de metro terugkeer naar Pest. István Antal is toch niet de eerste de beste, een academisch zwaargewicht met wetenschappelijke onderscheidingen en een imposante lijst van publicaties waar je mee thuis kunt komen. Het gevoel van totale uitzichtloosheid en diep wantrouwen jegens de zittende elite is echter een terugkerend onderwerp in deze dagen.
Nu de crisis Hongarije in volle hevigheid treft, krijgen ook Hongaren met een baan het steeds moeilijker om de eindjes aan elkaar te knopen. Dat beaamt ook Zsuzsa (33), die als manager bij het Koreaanse Samsung in Boedapest werkt. Ik ontmoet de blondine in een sjiek café in Pest, waar ze vertelt dat haar afdeling ook op de Duitse afdeling van Samsung in Frankfurt wordt ingezet om zo optimaal mogelijk gebruik te maken van het personeel in Europa.
'Wordt er juist arbeidstijdverkorting aangevraagd in Europa, moet ik met mijn hele afdeling extra werken in Duitsland,' zegt Zsuzsa verontwaardigd. 'Maandagochtend vertrekken we vroeg naar Frankfurt, vrijdagavond laat weer terug naar Boedapest. En dat zonder extra salaris of bonussen en zonder de mogelijkheid om doordeweeks van het industrieterrein af te gaan.' Zsuzsa zit er gelaten bij. 'Voorlopig heb ik nog werk,' zegt ze sip.
Ik ben geschokt door het verhaal van Zsuzsa. De gevolgen van de economische crisis kunnen toch niet afgewenteld worden op goedkopere Oost-Europese werkkrachten, spreek ik haar verzachtend toe.
Bij mijn hospita is de pessimistische teneur ook voelbaar. Elke avond tijdens het diner praten we over de belevenissen van de dag. De televisie staat aan en de nieuwslezer waarschuwt voor een ernstige financieel-economische crisis waarbij massaontslagen en kortingen op het pensioen niet meer te vermijden zijn. We horen dat Globus, de populaire Hongaarse fabriek voor vleesconserven, de poorten moet sluiten. Dit betekent ontslag voor tweehonderd personeelsleden.
Analisten spreken nu openlijk over het feit dat Hongarije failliet is en dat de kredietcrisis zonder steun van de EU en het IMF niet te overwinnen is. De Hongaarse munteenheid, de forint, is in een vrije val terechtgekomen en heeft in korte tijd meer dan twintig procent van haar waarde verloren. De psychologische grens van 300 forint die een euro nu waard is, is inmiddels overschreden. Het passeren van de 300-grens werd overigens beleefd als een heuse nationale ramp.
De vele Hongaren die hun hypotheek hebben afgesloten in euro's of Zwitserse franken maar hun salaris in Hongaarse forinten krijgen uitbetaald, gaan de crisis zwaar voelen in hun portemonnee. De bodem is nog niet bereikt, verwachten koersanalisten. De val van de forint zou dit jaar wel eens pas kunnen stoppen rond de 400 forint voor één euro.
Avond na avond met zoveel slecht nieuws wordt het ook mij wat te veel. Ik begrijp helemaal niets meer van de gelatenheid die er overheerst. Ook niet van het feit dat er nauwelijks oppositie is tegen de regering-Gyurcsány, die de ene na de andere bezuinigingsmaatregel afkondigt. Deze regering is inmiddels een minderheidsregering zonder echt draagvlak in de Hongaarse samenleving. Iedereen kan op zijn vingers natellen dat dit niet goed kan aflopen.
Als dit zo doorgaat, gaan er in Boedapest roerige tijden aanbreken, zegt mijn hospita, terwijl ze een angstig gezicht trekt. Blijkbaar heeft de weinig geliefde Gyurcsány dat ook begrepen. Hij dringt elke dag aan op een wet die in de vrijheid van meningsuiting in Hongarije rigoureus aan banden moet leggen.
Ik vraag mijn hospita waarom de bevolking en de oppositie niet wat actiever worden om het tij te keren. 'Maar meneer Marácz, u kent toch wel het Hongaarse spreekwoord "Edd meg a levest, amit föztél",' zegt ze lachend. Het betekent 'Eet de soep, die jezelf bereid hebt'. Nu snap ik de gelaten sfeer in het land. Het volk gunt de elite de chaos waarvoor ze verantwoordelijk wordt gehouden.