Slowakije wantrouwt eigen minderheden

Marlies Ootes

De twee grootste minderheden in Slowakije, de Hongaren en de Roma, bezorgen de Slowaakse politici kopzorgen. Sommige zien geen bezwaar in nationalistische en populistische maatregelen. Slowakije kan echter de eisen die de internationale gemeenschap stelt, niet negeren. Hieronder valt ook wetgeving die de rechten van etnische minderheden garandeert.

Hongaren
Bij de laatste volkstelling, in 2001, verklaarde ruim een op de acht inwoners van Slowakije tot een etnische minderheid te behoren (13,1 procent). Dit lijkt op het eerste gezicht niet opzienbarend hoog, maar het leeuwendeel behoort tot dezelfde minderheid, namelijk de Hongaarse. De 520.528 Hongaren in Slowakije (9,7 procent) wonen in meerderheid in het zuiden van Slowakije, in het grensgebied met Hongarije.

Dit is geen toeval. Na het uiteenvallen van het Groot-Moravische rijk aan het eind van de negende eeuw werd het huidige Slowakije bijna duizend jaar lang overheerst door Hongaarse adel. Weliswaar werd het huidige Slowakije - samen met het Hongaarse koninkrijk, waar het toen deel van uitmaakte - halverwege de 16de eeuw opgeslokt door het Habsburgse rijk, toch kon de machtspositie van de Hongaren niet geheel worden gebroken.

In 1867 zagen de Habsburgers zich gedwongen tot een Ausgleich, waardoor de Hongaren in het oostelijk deel van het Oostenrijks-Hongaarse rijk het weer voor het zeggen kregen. Dit bleef zo tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.

Met de ondertekening van het Verdrag van Trianon in 1920 werd het Hongaars grondgebied drastisch ingeperkt, waardoor veel Hongaren plotseling niet meer in Hongarije woonden, maar in Roemenië, Tsjechoslowakije, Servië en Oekraïne. De Hongaren in het huidige Slowakije wonen vooral in de zuidelijke provincies Nitra en Trnava, grenzend aan Hongarije. Hier is meer dan twintig procent van de bevolking Hongaars.

Slowakije is nog altijd bang voor Hongaarse claims op Slowaakse gebieden. Populistische politici als Vladimír Mečiar, partijleider van de nationalistische en populistische Beweging voor een Democratisch Slowakije (HZDS) en Ján Slota, leider van de extreem-rechtse Slowaakse Nationale Partij (SNS) weten hier handig op in te spelen. Slota meent dat politici van de Hongaarse minderheid slechts tot doel hebben de Slowaakse staat te gronde te richten. In het Duitse weekblad Der Spiegel wordt hij geciteerd met de uitspraak: 'De Hongaren zijn een kankergezwel in het lichaam van de Slowaakse natie'.

Tijdens de tweede regeringsperiode van Mečiar (1994-1998) werd onder meer de beruchte wet op het gebruik van de staatstaal aangenomen, die bepaalde dat het Slowaaks de primaire taal in de publieke sfeer diende te zijn. De nieuwe taalwet was in 1995, in combinatie met enkele andere ergernissen, voor het Europees Parlement aanleiding een misprijzende resolutie uit te vaardigen over de ontwikkelingen in Slowakije. Het dreigde met het dichtdraaien van de geldkraan als Slowakije de mensenrechten, de rechten van minderheden, en de democratie en rechtsstaat zou blijven minachten.

De nieuwe taalwet, het treuzelen met de ratificatie van het bilaterale verdrag met Hongarije (dat de rechten van de Hongaarse minderheid in Slowakije en omgekeerd die van de Slowaakse minderheid in Hongarije regelde), pogingen tot verwijdering van oppositieleden uit het parlement en aanhoudende provocaties van de kant van regerende politici leidden er uiteindelijk toe dat Slowakije in 1997 niet werd uitgenodigd om toe te treden tot de NAVO. De onderhandelingen over het EU-lidmaatschap werden in hetzelfde jaar om dezelfde redenen opgeschort.

Na de parlementsverkiezingen van 1998 gloorde hoop op verbetering. De HZDS van Mečiar en de SNS van Slota werden naar de oppositiebankjes verwezen doordat de HZDS, de eigenlijke winnaar van de verkiezingen, geen coalitiepartners kon vinden. Een coalitie van vier partijen, waaronder de Partij van de Hongaarse Coalitie (SMK), vormde de nieuwe regering.

De SMK werd als coalitiepartner aangetrokken in de hoop dat mede hierdoor binnen afzienbare tijd een breed gedragen wet op het gebruik van minderheidstalen tot stand kon komen. De EU had namelijk als voorwaarde voor de hervatting van de toetredingsgesprekken een wet geëist die het gebruik van talen van etnische minderheden regelt. Deze wet werd uiteindelijk in 1999 aangenomen, vlak voor het begin van de formele toetredingsonderhandelingen in Helsinki.

Roma
Met de politieke emancipatie van de Hongaarse minderheid en de wettelijke verbetering van hun rechten nam de bezorgdheid van de Europese Commissie om deze groep af. Dit gold niet voor de Roma in Slowakije. Officieel maken de Roma slechts 1,67 procent van de totale bevolking uit, maar het vermoeden bestaat dat veel Roma uit angst of wantrouwen aangeven Slowaak te zijn. Het werkelijke percentage kan beduidend hoger liggen, sommige schattingen gaan zelfs uit van 500.000 Roma, ongeveer tien procent van de bevolking van Slowakije.

Driekwart van de Slowaakse Roma woont in de provincies Banská Bystrica, Košice en Prešov, in het zuidoosten van het land. In tegenstelling tot de Roma in Tsjechië leven de meeste Slowaakse Roma op het platteland en in de kleinere steden, vaak in afgescheiden kampen. De werkloosheid onder de Slowaakse Roma wordt geschat op tachtig procent.

Dit is onder meer te wijten aan discriminatie en gebrekkige opleiding. Amnesty International wijst op het feit dat veel Roma-kinderen gescheiden van de andere kinderen les krijgen, soms in aparte klassen voor Roma op een gewone school. Op scholen voor bijzonder onderwijs, bedoeld voor gehandicapte, zwakbegaafde of moeilijk lerende kinderen, is tachtig procent van de leerlingen Roma.

Moeizame integratie en discriminatie van Roma zorgden de afgelopen jaren voor verontrusting in binnen- en buitenland. Daarnaast baart ook het toenemende extreem-rechtse geweld tegen Roma zorgen, onder meer in de Raad van Europa.

In een rapport wordt gewezen op een verergering van het 'racistisch politiek discours' sinds het aantreden van de nieuwe regering in 2006, waarvan opnieuw de extreem-rechtse SNS deel uitmaakt. Na twee regeringen onder de christendemocraat Mikuláš Dzurinda, waarin Slowakije zijn internationale aanzien dusdanig wist te verbeteren dat het land zowel tot de NAVO als tot de EU werd toegelaten, won in 2006 de sociaaldemocratische SMER-SD (Richting-Sociale Democratie) onder leiding van Robert Fico de verkiezingen.

Fico vormde een coalitie met de HZDS van Mečiar en de SNS van Slota. De samenwerking met Slota, die bekend staat om zijn discriminerende uitspraken over Hongaren, Roma en homoseksuelen, was voor de Europese sociaaldemocraten reden om de SMER tijdelijk te schorsen.

De situatie van de Hongaren, Roma en kleinere minderheden als de Tsjechen, Roethenen, Oekraïners lijkt zich in Slowakije in de afgelopen twee decennia vooral juridisch verbeterd te hebben. De omzetting in de praktijk laat echter te wensen over. Zo wordt het recht op het gebruik van de eigen taal in gebieden waar een minderheid meer dan twintig procent van de bevolking uitmaakt, tenietgedaan doordat er geen plicht bestaat voor lokale autoriteiten, de betreffende taal daadwerkelijk te beheersen. Wat alledaags respect voor zijn minderheden en hun rechten betreft, heeft Slowakije nog een lange weg te gaan.

Omhoog
Terug naar artikelen