Tsjechië en Slowakije

Marlies Ootes

Ook in Slowakije en Tsjechië is de economische crisis inmiddels aangekomen. Hoewel rating agencies als Moody's de Centraal- en Oost-Europese landen graag op een hoop gooien, bestaan er wel degelijk verschillen in de omvang en uitwerkingen van de crisis binnen deze regio. En juist dit over een kam scheren van deze staten kan leiden tot self-fulfilling prophecy.

Op 17 februari waarschuwde Moody's voor een eventuele downgrading van banken met een groot aandeel aan investeringen in Centraal- en Oost-Europa, vanwege de hoge schuldenlast in buitenlandse valuta en de geringe reserves van de commerciële banken. Twee dagen later meldde de Financial Times dat Tsjechische banken in totaal 192 miljard euro zouden hebben geleend van buitenlandse kredietinstituten. Dit tot groot ongenoegen van de Tsjechische Nationale Bank, die van schulden in vreemde valuta in hoogte van 38 miljard sprak. Ook The Economist deed een duit in het zakje door het artikel 'Argentina on the Danube?'waarin Tsjechië tot de landen te rekenen die overmatig leningen in vreemde valuta hebben opgenomen.

De Tsjechische Nationale Bank eiste rectificatie, maar het kwaad was al geschied. Gevoelig als de economische markt op het moment is voor dergelijke verontrustende berichten, kelderde de Praagse beursindex PX binnen enkele dagen van 735 naar 615 punten. De Tsjechische kroon maakte een nieuwe duikvlucht ten opzichte van de euro en de dollar.

Natuurlijk zou de wereldwijde economische crisis ook zonder deze kwaadsprekerij niet aan Tsjechië voorbij zijn gegaan, maar het was een nieuwe klap voor de toch al wankelende economie, die sterk afhankelijk is van exporten naar de eurozone, met name naar Duitsland en het sinds 1 januari tot deze zone behorende Slowakije.

Vooral de automobielindustrie is in de afgelopen jaren bepalend geworden voor de Tsjechische economie. Als trekpaard van de economische bloei vormde ze zo'n tien procent van het bruto binnenlands product. Nu ziet deze industrietak zich gedwongen werkdagen te verkorten, vakanties te verlengen en medewerkers te ontslaan.

Hoewel een groot deel van de in Duitsland door de Abwrackprämie sterk gestegen vraag naar auto's ten goede komt aan buitenlandse producenten, onder meer aan het Tsjechische Škoda, daalde het aantal verkochte nieuwe auto's in januari met 12,3 procent in vergelijking met januari 2008.

Ook de traditionele meubel- en glasindustrieën hebben hevig te lijden, zij zagen hun omzet met ongeveer 16 procent teruggaan vergeleken met een jaar geleden. Met de dalende exporten gaat een golf van ontslagen en een stijgende werkloosheid gepaard. In februari steeg het werkloosheidspercentage tot 7,4 procent, nadat het van december op januari al met bijna 1 procent was toegenomen tot 6,8 procent. Vooral de regio's Noord-Moravië en Noord-Bohemen zijn hierdoor getroffen, met het district Most op kop: hier zit 14,1 procent van de bevolking zonder baan. In Praag daarentegen beweegt de werkloosheid zich rond de door economen als 'normaal' beschouwde 2 procent.

Om de neerwaartse spiraal tegen te gaan kondigde ook de Tsjechische regering eind februari een conjunctuurpakket aan, ontwikkeld aan de hand van adviezen van de NERV-commissie, bestaande uit economen uit het bedrijfsleven en de wetenschap. Het pakket moet 50.000 tot 70.000 banen redden en de stabiliteit van de publieke financiën waarborgen. De keerzijde is echter de prijs die ervoor betaald moet worden.

De kosten van het conjunctuurprogramma bedragen zo'n 70 miljard kronen (2,64 miljard euro) door het schrappen van vooruitbetalingen op inkomstenbelasting vallen nog 22 miljard kronen (830 miljoen euro) meer weg. Een begrotingstekort van minder dan 3 procent, een van de voorwaarden voor eventuele toetreding tot de eurozone, kan de Tsjechische regering met deze niet ingeplande kostenpost vergeten. En daarmee verdwijnt de eventuele komst van de toch al omstreden euro nog verder uit het zicht.

In buurland Slowakije staan de zaken er anders voor. De Slowaakse kroon was al enige tijd gekoppeld aan de euro en moest op 1 januari van dit jaar definitief het veld ruimen. Met deze stap lijkt Slowakije in het behaaglijke vangnet van de stabiliteit gesprongen: de verontrustende berichten van Moody's en de economische bladen vonden weliswaar hun weerslag op de beursindex van Bratislava, maar van een koersval zo dramatisch als in Tsjechië was geen sprake.

Met de euro verwierf het vijf miljoen inwoners tellende land, dat zich net als Tsjechië grotendeels op exporten naar de eurozone oriënteert, het belangrijke voordeel van een gemeenschappelijke munt. Want ook de huidige dalende koers van de Tsjechische kroon blijkt voor veel ondernemers die uit Tsjechië importeren niet per se een voordeel. Toen de kroon in de zomer van 2008 namelijk zeer sterk in waarde toenam, verzekerden velen zich uit voorzorg tegen verdere koersstijgingen. Hierdoor betalen zij nu nog altijd een hogere prijs dan de kroon op dit moment eigenlijk waard is. Voor Slowakije zijn deze wisselkoersproblemen, in ieder geval wat de handel met andere eurolanden betreft, verleden tijd.

Maar het is voor Slowakije niet alleen vruchten plukken sinds de komst van de nieuwe munt. De dalende valutakoersen van andere Centraal- en Oost-Europese landen maken arbeid in Slowakije in verhouding duur. Stijgende werkloosheid is er aan de orde van de dag. Voor het eerste kwartaal van 2009 wordt een werkloosheidspercentage van ruim 10 procent verwacht, waarmee de situatie in Slowakije nog ernstiger lijkt dan in buurland Tsjechië. Sommige districten melden zelfs percentages van rond de 25 procent.

De Slowaakse overheid heeft inmiddels al het derde - ook hier door een speciaal in het leven geroepene deskundigencommissie ontworpen - conjunctuurpakket aangekondigd, dat door middel van subsidies werklozen moet helpen een baan te vinden. De regering van minister-president Robert Fico, die juist sinds haar aantreden in 2006 veel gedaan heeft om de positie van werknemers te verbeteren, weigert vooralsnog, tot ongenoegen van de oppositie, werknemersbijdragen aan sociale verzekeringen te verlagen. Er ligt een plan op tafel om een slooppremie in te voeren die de vraag naar auto's moet stimuleren. Ook heeft Fico voorgesteld huiseigenaren die hun baan hebben verloren, te ondersteunen bij het betalen van hun hypotheek.

Met name aan de effectiviteit van de eerste maatregel kan getwijfeld worden, aangezien volgens een parlementslid van de christendemocratische oppositiepartij SDKÚ slechts een verwaarloosbaar deel van de in Slowakije verkochte auto's in eigen land wordt geproduceerd. Het plan zou naar schatting 33,2 miljoen euro kosten.

Tot welke maatregelen ook besloten zal worden, één ding is duidelijk: crisis heerst er wel degelijk in Tsjechië en Slowakije. Beide hebben hun verwachte economische groei drastisch omlaag moeten corrigeren. De problemen werden echter niet in de eerste plaats, zoals de bovengenoemde boze tongen beweerden, door de bankensector veroorzaakt. Zowel de Tsjechische als de Slowaakse banken hebben relatief veel reserves gehouden. Ook het aantal huishoudens dat leningen in vreemde valuta heeft afgesloten is in beide landen klein, bijna nihil: in Slowakije 0,15 procent, in Tsjechië 0,1 procent. De vergelijking met landen als Hongarije (59,2 procent in 2007) en Estland (82,35 procent in 2008) is veelzeggend.

De in relatief goede staat verkerende banksystemen in Tsjechië en Slowakije zijn een goede basis voor de nabije toekomst. Verder is het te hopen dat de Tsjechische en Slowaakse export zich spoedig zullen herstellen en dat investeerders hun heil niet elders gaan zoeken.

Omhoog
Terug naar archief