Oliewinning bedreigt eeuwenoude Chantencultuur
'We ademen gas en drinken olie'
door Caroline Hanrath
Ver teruggetrokken in de West-Siberische taiga leven de Chanten. Meer dan
vijfduizend jaar wist dit inheemse nomadenvolk zich aan te passen aan de
extreme temperaturen en klimatologische omstandigheden. Nu dreigt het volk ten
onder te gaan als gevolg van de oprukkende olie-industrie.
Ze staat voor haar tent en wijst voor zich uit naar een enorme berg schroot; de restanten van een boortoren. Enkele jaren geleden kwamen geologen naar het land van Valentina en Vasili Ketsjoemov om naar olie te boren. Ze ondertekenden een contract en verhuisden naar een plek tien kilometer verderop. Inmiddels zijn de geologen weer vertrokken. Als dank lieten ze de rotzooi achter.
Valentina en Vasili wonen aan één van de zijrivieren van de Trom Agan in het noorden van het district Soergoet van de provincie Tjoemen. Sinds mensenheugenis is dit het leefgebied van verschillende Siberische nomadenvolken, waaronder 20.000 Chanten. 's Winters daalt de temperatuur soms tot min vijftig graden. 's Zomers verandert het gebied in een groot moeras met miljoenen muggen.
Toch wisten de Chanten zich hier vijfduizend jaar lang te handhaven. In kleine nederzettingen wonen ze verspreid over de taiga. Elke familie heeft haar eigen territorium. In de rivieren zwom altijd genoeg vis, in de bossen leefden elanden en sabeldieren. En er was voldoende ruimte om hun rendierkuddes te laten grazen. Het vlees van de dieren aten ze, van de huiden maakten ze jassen en laarzen. Hout diende als brandstof en voor het maken van hutten en sleeën.
Bosbranden
Sinds de ontdekking van de eerste olievelden, eind jaren zestig, ontwikkelde
West -Siberië zich tot één van de grootste olie- en aardgasvelden ter wereld.
Tachtig procent van de Russische olieproductie is afkomstig uit dit gebied. Een
groot deel daarvan is bestemd voor de export en daarom van cruciaal belang voor
de noodlijdende economie.
De gevolgen voor het milieu zijn echter desastreus. Olie lekt weg uit kapotte pijpleidingen en komt rechtstreeks in de bodem en rivieren terecht. Grote delen van het landschap zijn veranderd in netwerken van wegen en buizen. Bosbranden leggen jaarlijks enorme stukken taiga in de as.
Een degelijke hut bouwen, zoals ze dat vroeger gewend waren, doen Valentina en Vasili niet meer. In plaats daarvan wonen ze met hun twee kinderen in een tent die ze snel kunnen afbreken en gemakkelijk vervoeren. 'We zijn al drie keer naar een andere plek verhuisd,' licht Valentina toe. 'Overal waar wij Chanten komen, verschijnen geologen. Als de vervuiling zo doorgaat, is er straks geen plek over. De vissen stinken naar olie en het wild sterft uit. Onze rendieren drinken uit vervuilde plassen en rivieren en worden ziek. We drinken olie en ademen gas.'
Sommige Chantenfamilies krijgen geld, sneeuwscooters en brandstof van de oliemaatschappijen - bij wijze van vergoeding voor schade aan het milieu. Anderen worden min of meer gedwongen om zich te vestigen in een dorp, zodat het land vrijkomt voor exploratie. Daar vallen ze dikwijls ten prooi aan drank en armoede.
Een dorp waar veel Chanten wonen is Roeskinskoje. Het plaatsje is vernoemd naar de Roeskins, een oud Chantengeslacht dat hier vroeger zijn jachtgebieden had. Inmiddels staat het vol met goedkope prefab woningen die in deplorabele staat verkeren. De troosteloosheid wordt belichaamd door een leegstaand appartementencomplex van Finse makelij. Gebroken ruiten, kapot geslagen wanden en tientallen lege wodkaflessen illustreren het verhaal van de wanhopige Chanten.
Vechten
'Wat wil je ook?' zegt Ljoeba, die als verpleegkundige in Roeskinskoje werkzaam
is. 'Chanten zijn jagers en veehouders. Ze horen niet thuis in dorpen. Van het
geld dat ze van de oliemaatschappijen hebben gekregen kopen ze drank. En als ze
drinken gaan ze vechten. Veel van die ruzies gaan over de grenzen van de
territoriale gebieden en de daaraan gekoppelde compensatieregelingen. Met name
oudere Chanten hebben vaak overeenkomsten ondertekend zonder te weten wat daar
in stond. Ze konden de inhoud niet lezen omdat ze nooit Russisch hebben
geleerd.'
Toch ziet Ljoeba geen weg terug. 'Waar kan je nog heen als Chant? Straks is er geen enkel leefbaar gebied meer over. We moeten leren om in dorpen te wonen. Er zit weinig anders op.'
Het enige gebied in de West-Siberische taiga dat tot nu toe gevrijwaard bleef van oliewinning ligt ten zuiden van de stad Soergoet. Rondom een bestaand natuurpark aan de oevers van de Kleine en Grote Joegan leven ongeveer 900 Chanten op de manier zoals hun voorouders dat eeuwenlang gewend waren. De bewoners hebben zich verenigd in Jaöen Jach (Mensen van de Joegan), een organisatie die zich richt op het behoud van de taal, religie en cultuur van de inheemse bevolking. Door het verzamelen van handtekeningen en het schrijven van protestbrieven naar de regionale overheid, pogen de Chanten in dit gebied weerstand te bieden aan de groeiende druk van de olie-industrie.
Het lijkt een vergeefse strijd. Nu de eerste licenties voor proefboringen aan de bovenloop van de Joegan zijn afgegeven, dreigt ook dit laatste ongeschonden deel van de taiga ten prooi te vallen aan de ongebreidelde exploratiezucht.
'We zijn als laatste aan de beurt', stelt het hoofd van Jaöen Jach, Vladimir Kogontsjin, somber vast. 'Nu het noorden van de regio vol staat met boortorens, komen de geologen ook onze kant op. We weten inmiddels wat de gevolgen daarvan zijn voor de inheemse bevolking. De Chanten in het noorden worden voortdurend opgejaagd en gedwongen om grote stukken van hun gebieden af te staan. Zo raken ze hun traditionele bronnen van bestaan kwijt en kunnen ze zonder compensatiegeld niet meer in het bos overleven. Daarmee worden ze volledig afhankelijk gemaakt van de olie-industrie. Het geld maken ze op aan eten en drinken en wordt nergens in geïnvesteerd. En het land, waar de Chanten eeuwenlang van konden leven, zijn ze voorgoed kwijt.'
Reservaat
In een poging om dit gebied voor de oorspronkelijke bevolking te behouden,
heeft Kogontsjin de hulp ingeroepen van het Amerikaans-Russische
antropologenpaar Andrew Wiget en Olga Balalayeva. Elke zomer reizen ze naar
Siberië om de met uitsterven bedreigde Chantencultuur in kaart te brengen.
Samen met de lokale Chantengemeenschappen werken Wiget en Balalayeva nu aan een plan voor de inrichting van een reservaat. Volgens dit plan wordt een reeds bestaand natuurpark samengevoegd met de omringende inheemse gebieden. Het aldus verkregen territorium zou dan de status moeten krijgen van een door de Unesco erkend reservaat waarbinnen de Chanten een vorm van zelfbestuur krijgen.
De verzamelde data dienen als wetenschappelijk fundament voor de verdere uitwerking van dit project. Andrew Wiget: 'Wat we met ons onderzoek willen aantonen is dat het land - mits het voldoende wordt beschermd - genoeg is om van te kunnen leven. Mensen die hier wonen kunnen voor ruim tachtig procent rondkomen van de opbrengsten van hun land. Maar daarvoor hebben ze wel enige honderden vierkante kilometers territorium nodig om te kunnen jagen en te vissen en waar ze hun rendierkuddes kunnen laten grazen.
We hebben ook uitgerekend wat het kost voor één familie als ze alle producten als vlees, vis, hout, bont, bessen en paddestoelen in een winkel zouden moeten kopen. We kwamen uit op een bedrag van tienduizend dollar per jaar.' Stel dat de helft van de families naar de dorpen moet verhuizen, dan zou de Russische overheid hen jaarlijks voor tienduizend dollar schadeloos moeten stellen. Uiteraard is daar geen geld voor.
En zelfs al zouden de Chanten dat geld wel krijgen, dan nog zullen ze hun oorspronkelijke levenswijze vaarwel moeten zeggen. Wiget: 'Wat dan overblijft is folklore, zoals het vlechten van manden en het maken van houtsnijwerk. Maar cultuur is meer dan het enkel bewaren van losse tradities. Het is een heel systeem waarbij ecologie en levenswijze nauw met elkaar verweven zijn. Om dat te kunnen behouden moet er een evenwicht zijn tussen een bepaalde hoeveelheid mensen en een bepaalde hoeveelheid land en ruimte dat voor hen beschikbaar is. Verstoor je dat evenwicht en vernietig je grote delen van dat land, dan is een cultuur niet langer levensvatbaar en zal ze voorgoed verloren gaan.'