Bewegende tafels en bedden

Het Boelgakov-museum in Kiev

Bert Wiskie

Seances en heftig schuddend meubilair roepen onder literatuurliefhebbers onmiddellijk associaties op met de Russische auteur Michaïl Afanasevitsj Boelgakov (1891-1940). Weinig bekend is dat de auteur van De meester en Margarita, waarin de duivel in eigen persoon Moskou op stelten zet, het grootste deel van zijn leven in Kiev doorbracht.

Op nummer 13 - in stijl dus - aan de Andriyivski Uzviz in Kiev, een steile straat vanaf de Bovenstad naar de gezellige wijk Podil, voerde hij zijn artsenpraktijk en schreef hij zijn eerste verhalen. Het vroegere woonhuis van Boelgakov is tegenwoordig een klein museum. Boelgakov vereeuwigde het in zijn roman De Witte Garde als de woning van de familie Toerbin.

Het is in alles een typische woning van de gegoede middenklasse in Kiev aan het begin van de twintigste eeuw. Wat opvalt is het grote aantal foto's van het gezin Boelgakov uit die jaren. Ze roepen het beeld op van een conformistische familie. Verder is er een aantal manuscripten zichtbaar en de oorspronkelijke meubels staan er ook nog. Aan de wand van de praktijkkamer hangt zijn artsendiploma. Op het bureau liggen de eenvoudige medische hulpmiddelen van de huisarts tentoongesteld. Exponaten uit een lang vervlogen tijd.

In 1990 verscheen, in toen nog de Sovjet-Unie, een fotoboek met als titel Bulgakov’s Kiev. Daarin krijgen we een prachtig beeld van dat Kiev. De stad aan de Dnjepr straalde een groot optimisme uit en hield een beloftevolle toekomst in voor het groeiende aantal plattelanders dat een nieuw bestaan in Kiev zocht.

Boelgakov blikte later terug op dat zelfvertrouwen: 'Maar dat waren legendarische tijden, die tijden, dat in de tuinen van de meest schitterende stad van ons vaderland een zorgeloze jonge generatie leefde. Toen ontstond in de harten van die generatie de zekerheid, dat het hele leven verloopt in wit licht, rustig, en het ochtendgloren, de zonsondergang, de Dnjepr, de Kresjtsjatik*, 's zomers zonnige straten, en 's winters een niet te koude, niet ruwe, maar vriendelijke sneeuw van grote vlokken'.

Voor Boelgakov en vele van zijn generatiegenoten vertegenwoordigden Kiev en Oekraïne twee totaal verschillende werelden. De dynamische, maar voor Russische begrippen provinciale stad in de schaduw van Moskou en Petersburg, stond toch voor vooruitgang en moderniteit: elektriciteit, trams en aansluiting met de rest van de beschaafde wereld via het culturele leven. Het platteland was in hun optiek achterlijk, sprak een andere taal en stond stijf van de angsten voor het nieuwe en het onbekende.

De stedelijke intelligentsia, die later de politiek zou bestormen als de kaders van de bolsjewistische partij, keek met veel dédain naar dat platteland. Boelgakov liet zich niet tot deze arrogantie verleiden en constateerde nuchter: 'Zij kenden het ware Oekraïne niet en het interesseerde ze ook niet, ze haatten het met hun hart en ziel'.

Hij had recht van spreken, want als arts op het platteland leerde hij het gewone volk 'beter kennen dan één van zijn latere “proletarische” belagers het ooit gekend heeft of zal kunnen kennen', schreef zijn vertaler Marko Fondse.

Idyllische jeugd
Boelgakov kwam uit een intellectueel gezin. Als de oudste van drie zonen in een gezin met zeven kinderen was hij de oogappel van zijn vader, hoogleraar aan de Theologische Academie van de Universiteit van Kiev. Na zijn studie vestigde hij zich als arts.

In 1919 trok hij de deur van zijn medische praktijk achter zich dicht en vertrok naar de Kaukasus, een gebied dat bij veel leden van de intelligentsia fascinatie opriep. Hier leefde hij een jaar en publiceerde hij voor het eerst verhalen in kranten en theaterstukken. Zelfkritisch schreef hij dat hij 'de kachel als meest geliefde redactie beschouwt'.

Het hoofdwerk over de jaren in Kiev is De Witte Garde uit 1925. Het is de literaire neerslag van een revolutionaire, door burgeroorlog en een Poolse bezetting verscheurde samenleving. Beroemd is het citaat van Boelgakov dat de chaos illustreert: 'De inwoners van Kiev telden 18 machtsomwentelingen. Sommige schrijvers vanachter hun bureau noteerden er 12 in hun memoires. Ik kan u vertellen dat het er precies 14 waren, waarvan ik er 10 zelf heb meegemaakt.'

Bij Boelgakov gaat de strijd tussen de verschillende legers over veel meer dan alleen het lot van de stad. De arts-auteur voorzag in de strijd de ondergang van een tijdperk, van de identiteit van het tsaristische Rusland en misschien wel van zijn eigen sociale klasse.

Met die profetische blik overschreed Boelgakov de drempel van het mediocre schrijverschap naar het domein van de kunstenaar. De metafoor van het monument aan de oever van de Dnjepr van de met kruis en zwaard gewapende heilige Wolodymyr, de legendarische vorst die Kiev-Roes de christelijke beschaving opdrong, spreekt boekdelen. Als de bolsjewieken de stad naderen beschrijft de auteur dat het kruis samengesmolten is met het scherp en dreigend zwaard’. De boodschap was duidelijk.

Toneelstuk
Kritiek van officiële zijde kon niet uitblijven. De publicatie in afleveringen van De Witte Garde was zo omstreden dat het de ondergang van het tijdschrift Rossija veroorzaakte. Het zou niet bij deze omstreden literaire bijdrage van Boelgakov blijven.

De Witte Garde werd in 1926 door Boelgakov omgewerkt tot een toneelstuk onder de titel De dagen der Toerbins. De nooit geheel opgehelderde problemen rondom de opvoering van het stuk pasten in de rode draad in het leven van Boelgakov: de uitzonderlijk bizarre reactie van de macht op het werk van de schrijver. Tot 1941 werd het stuk opgevoerd en naar verluidt zou Stalin, die zijn enthousiasme over De dagen der Toerbins niet verborg, daar persoonlijk de hand in gehad hebben.

Als schrijver werd Boelgakov voortdurend geplaagd door de druk die de Russische Associatie van Proletarische Schrijvers op hem uitoefende. Boelgakov weigerde echter toe te geven. Nog liever verbrandde hij uit frustratie een aantal manuscripten. Jaren na zijn dood in 1940 zou zijn anticommunistische magnum opus De meester en Margarita aanvankelijk alleen in gecensureerde vorm worden gepubliceerd. Op zich al een godswonder.

In het museum vertelt de gids vol vuur over de schrijver. Even later doet zij plots het licht uit en staren we in een spiegel met een bewegend bed, een schuddende schemerlamp en een sterrenhemel. De gids informeert ons op samenzweerderige toon over de geheimzinnige zaken waar wij mensen geen vat op hebben.

* de Kresjtsjatik is de kloppende slagader van Kiev met zijn luxueuze winkels, terrasjes en overheidsgebouwen.

Boelgakov Museum
Andriyvsky Uzviz 13
Kiev

Omhoog
Terug naar archief