Rusland in gijzeling
Greetje van der Werf
Op woensdagavond 23 oktober 2002 genieten achthonderd mensen van de musical Nord-Ost in het cultuurpaleis aan de Eerste Doebrovka-straat in Moskou. Het is de eerste musicalproductie van Russische bodem en ze is een groot succes. De musical is gebaseerd op het sovjet-jeugdboek Dva Kapitana (De twee kapiteins) uit 1944 van Veniamin Kaverin.
Een van de toeschouwers is Natasja Zjirova. Zij is, net als iedere tiener in de sovjettijd, opgegroeid met deze avonturenroman. In de pauze moet ze het verhaal aan haar veertienjarige zoon Dima uitleggen. Dima groeit op in een totaal andere wereld. Het gezin Zjirov is in 1994 naar Nederland geëmigreerd en kreeg in 2000 een Nederlands paspoort.
Natasja en Dima zitten net weer in de zaal als gemaskerde Tsjetsjenen met automatische geweren het podium bestormen. Ze eisen stopzetting van de oorlog in Tsjetsjenië en terugtrekking van de Russische troepen. Zo niet, dan zullen zij het theater opblazen. Er is meer dan genoeg springstof het theater binnengesmokkeld om dat te laten gebeuren. Midden in de zaal wordt een enorme bom geplaatst.
Buiten staan Oleg, de man van Natasja, en Peter d’Hamecourt, correspondent in Moskou voor onder meer het NOS-journaal. Af en toe is er telefonisch contact via een mobiele telefoon.
De mensen in de zaal worden gevangen gehouden door een handjevol doorgewinterde terroristen en een veertigtal Tsjetsjeense vrouwen van rond de twintig jaar. Waarschijnlijk hadden zij tot dan toe nauwelijks actief deel aan de oorlogshandelingen. Nu staan ze daar in een theaterzaal in het verre Moskou met een grote lading springstof om hun middel en geheel in zwarte sluiers gehuld. ‘Het komt goed’, zeggen zij telkens weer tegen de doodsbange mensen in de zaal met wie ze gesprekjes aanknopen. Een van de meisjes vertelde een gijzelaar dat ze de musical leuk gevonden had.
De leider van het zelfmoordcommando is de 26-jarige Movsar Barajev, een telg uit een beruchte Tsjetsjeense familie. Zijn oom was de rebellenleider Arbi Barajev, een grote crimineel die rijk werd in de ontvoeringindustrie die opbloede tussen de eerste Tsjetsjeense oorlog (1994 – 1996) en het begin van de tweede in 1999.
Movsar presenteert zich tijdens de gijzeling als een gelovig moslim - ‘Ons verlangen te sterven is groter dan jullie wil om te leven’ - maar erg overtuigend is het niet. Iedere keer dat de Russen een onderhandelaar sturen van een in zijn ogen te laag kaliber, is hij woedend.
De strijd van de Tsjetsjenen is geen onderdeel van de jihad, hoe goed dat beeld Movsar Barajev ook van pas lijkt te komen. Van Barajev was bekend dat hij geld kreeg van moslimextremisten uit de Arabische wereld. Tsjetsjenië telt vele Barajevs – krijgsheren die een persoonlijk belang hebben bij voortzetting van de oorlog. Als Rusland zich uit Tsjetsjenië terugtrekt zullen de krijgsheren elkaar te lijf gaan en dan kan het gevaar van islamitisch extremisme wel toenemen. De lokale legertjes kunnen zich door radicaal islamitische landen laten financieren. Dat die landen het moslimgeloof in Tsjetsjenië dan in feite kopen maakt het dreigende gevaar van fundamentalisme daar niet kleiner. In het verpauperde Tsjetsjenië, waar jonge mannen totaal geen perspectief hebben op een normaal leven, kan de vonk van de jihad wel overslaan.
Rusland zal nooit de volledige onafhankelijkheid van Tsjetsjenië accepteren, maar misschien wel een grote mate van autonomie binnen de Russische Federatie met een Moskou-gezinde president aan het hoofd, die door de Tsjetsjeense burgers gesteund wordt omdat dat voor hen vrede betekent.
De burgerbevolking in Tsjetsjenië lijdt al jaren onder het brute geweld van het Russische leger en het gewelddadige machtsvertoon van de ‘eigen’ Tsjetsjeense krijgsheren. Er heerst wetteloosheid. De wanhopige jonge mensen die nu zelfmoordacties beramen zal een toekomstperspectief geboden moeten worden met uitzicht op een normaal bestaan. Dat betekent: herstel van de rechtsorde, maar ook het herstel van woonruimte, onderwijs, sociale voorzieningen en gezondheidszorg.
Het beste vredesplan heeft misschien nog de oudgediende in de Russische politiek, Roeslan Chasboelatov, zelf een Tsjetsjeen. Hij stelt een scenario voor als in Kosovo of Afghanistan, waarbij het gebied gedemilitariseerd wordt en een internationale politiemacht tijdelijk de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de burgers overneemt.
In de vroege morgen van zaterdag 26 oktober hebben Alfatroepen het theater bestormd, nadat zij eerst een zeer sterke concentratie van een narcosegas naar binnen spoten. Vanuit het gezichtspunt van de Russische staat werd de gijzeling succesvol geëindigd: het theater is niet de lucht in gevlogen, alle gijzelnemers zijn gedood en er is niet toegegeven aan de eisen van de gijzelnemers.
De Alfatroepen hadden hun werk goed gedaan. Alle Tsjetsjenen in de zaal werden snel en in koele bloede, terwijl ze bewusteloos op de grond lagen, geëxecuteerd. Maar wat te doen met achthonderd bewusteloze mensen? Het antwoord was: naar buiten slepen en daar op één hoop gooien. Waarschijnlijk zijn hierdoor veel onnodige doden gevallen. Een bewusteloos mens mag nooit op zijn rug liggen of zitten met het hoofd achterover, omdat de tong dan de luchtweg afsluit. Deze verdoofde mensen werden per autobus afgevoerd, het lichaam slap in de stoel van de bus, het hoofd achterover. In Rusland doet men niet aan nazorg. Daar gaat de staat vóór op het individu. In Rusland gaat het er vaak hard aan toe, maar dit overtrof alles.
D’Hamecourt schreef een uitvoerige, uiterst zorgvuldige reconstructie. Het boek combineert een aantal genres: dagboek, documentatie, verslaggeving. De chronologie is door elkaar gegooid, maar toch is het een helder boek dat je, als je het uit hebt, met een machteloos gevoel laat zitten. De ontluisterende conclusie dringt zich op dat niemand ook maar iets is opgeschoten met deze gijzeling, de Tsjetsjenen niet, de Russen niet.
Dima overleefde het drama. Natasja’s naam staat nu gebeiteld in het monument dat de slachtoffers van de gijzeling herdenkt en dat onlangs door Poetin plechtig onthuld werd.