De hele Goelag-geschiedenis in één boek

Marc Jansen

Goelag is de afkorting van de Russische naam van 'Hoofddirectoraat van de Kampen', dat heeft bestaan van 1930 tot 1960. Sinds het verschijnen van Aleksandr Solzjenitsyns trilogie De Goelag Archipel (1973) staat het begrip in het algemene spraakgebruik voor het hele strafkampensysteem van Lenin tot na Stalins dood.

De Goelag was de administratieve structuur van 476 complexen van 'correctieve arbeidskampen' tot in de verste uithoeken van de Sovjet-Unie, ieder bestaand uit tientallen, soms zelfs honderden kampeenheden (lagpoenkty).

In totaal zijn er volgens de schatting van Anne Applebaum achttien miljoen gevangenen door de Goelag gegaan, van wie een kwart tot een derde volgens onze begrippen als politieke gevangenen (in sovjetterminologie 'vijanden van het volk') te beschouwen zijn. Het verschil met de criminele gevangenen was niet altijd groot: ook die waren vaak opgepakt om een kleinigheid.

Daarnaast waren er nog zo'n tien miljoen gedeporteerden en krijgsgevangenen, zodat het totaal uitkomt op ruim 28 miljoen.

De Goelag wordt in de regel gekoppeld aan Stalins terreur. De destalinisatie onder Chroesjtsjov maakte echter geen definitief einde aan het systeem van concentratiekampen met politieke gevangenen. Vanaf de jaren vijftig werden er duizenden dissidenten heen gestuurd, en ook hen behandelt Applebaum in haar voortreffelijke overzichtswerk over de Goelag.

Een werk als dit bestond nog niet, daarvoor moest worden gewacht tot Rusland de archieven opende en er een groot aantal kampherinneringen en andere documentatie kon verschijnen. Met een combinatie van wetenschappelijkheid en journalistiek in de beste zin van het woord beschrijft Applebaum de geschiedenis, geografie en omstandigheden van de Goelag. De hele weg van arrestatie tot voor sommigen de dood in het kamp, en voor anderen vrijlating wordt in detail gevolgd.

Applebaum benadrukt het aan de kampen toegekende economische belang. Sedert 1929 werden gevangenen ingezet voor economische projecten, zoals het kappen van hout, het delven van goud, steenkool en andere grondstoffen, het aanleggen van kanalen en spoorlijnen, veelal in afgelegen gebieden waar vrije arbeid moeilijk te vinden en duur was.

De auteur gaat zover de mogelijkheid te opperen dat de arrestaties van de jaren dertig en veertig mede waren bedoeld om de werkkampen te bevolken. Of het systeem economisch lonend was is iets heel anders: het opzetten en instandhouden van het kampensysteem kostte zelf ook veel geld en uitgeputte en onbedreven arbeiders leveren niet de beste prestaties.

Bovendien waren veel projecten vanuit economisch oogpunt slecht doordacht, waarvan de overwoekerde spoorlijn van Igarka naar Salechard in het Arctische noorden en andere verlaten projecten tot op de dag van vandaag getuigen. In de jaren vijftig drong het besef door dat de kampen er niet alleen mensen maar dikwijls ook middelen doorheen joegen zonder winst op te leveren.

Het moest tot na Stalins dood in 1953 duren voordat daaruit conclusies werden getrokken. Het betekent wel dat de sovjetkampen, anders dan sommige van de concentratiekampen van nazi-Duitsland, niet waren bedoeld voor vernietiging; daarvoor werd het rechtstreekse middel van de terechtstelling gebruikt, waardoor honderdduizenden omkwamen.

Dat nam niet weg dat de extreme klimatologische omstandigheden ('s winters tientallen graden onder nul), het zware en slecht geoutilleerde werk en onvoldoende voedsel (gerelateerd aan de arbeidsprestatie) een zeer zware tol eisten; in de moeilijkste tijd gedurende de oorlog stierf per jaar een op de vier gevangenen. Volgens officiële gegevens zijn er 2,7 miljoen gevangenen in de kampen gestorven, maar Applebaum vermoedt dat dit getal te laag is, en in de flaptekst heet het dat 4,5 miljoen mensen nooit zijn teruggekeerd.

Applebaum laat de Goelag eindigen in de tweede helft van de jaren tachtig, als partijleider Gorbatsjov na Anatoli Martsjenko's kampdood de laatste dissidenten vrijlaat. Dat wil niet zeggen dat de opvolgerstaten van de Sovjet-Unie geen gewetensgevangenen meer kennen.

In Centraal-Azië zitten vandaag de dag talloze mensen om vage 'staatsgevaarlijke' activiteiten vast. En Rusland telt nog honderdduizenden criminele gevangenen, vastgehouden onder omstandigheden die nauwelijks onderdoen voor die van Applebaums Goelag, dikwijls opgepakt om vergrijpen waarvoor je hier hooguit een taakstraf zou krijgen.

Als geschiedenis leeft de Goelag voort, en ook daarop gaat Applebaum diep in. Werd het onderwerp in de sovjettijd doodgezwegen, inmiddels bestaat er een omvangrijke literatuur over, met kampherinneringen, slachtofferlijsten, een gids van de diverse kampen en historische werken. In het bijzonder het genootschap Memorial ziet het als zijn taak de geschiedenis van de sovjetterreur te reconstrueren en de herinnering eraan levend te houden.

Maar het zou overdreven zijn te beweren dat in Rusland de Goelag een plek heeft gekregen in het collectieve geheugen. Veel Russen denken met nostalgie terug aan de sovjettijd, daarbij de terreur maar liever vergetend, zo ze die al niet gerechtvaardigd vinden.

Anders dan bijvoorbeeld in Duitsland na 1945, heeft er in Rusland na 1991 geen radicale breuk met het verleden plaatsgevonden. De zittende politieke elite komt rechtstreeks voort uit de sovjet-nomenklatoera, met president Poetin als gewezen KGB-er voorop. Ook de bevolking heeft geen ingrijpende mentaliteitsverandering doorgemaakt.

Het instandhouden van de herinnering aan de Goelag is dus het werk van een betrekkelijk kleine groep, en wordt door de regering niet gestimuleerd. Een museum over de terreur of een monument voor de slachtoffers van staatswege ontbreekt. Wat er is komt voort uit particulier initiatief, zoals de kei van de Solovki-kampeilanden in de Witte Zee vóór het hoofdkwartier van de voormalige KGB.

Toen Nederlandse diplomaten twee jaar geleden voorstelden onze koningin bij haar staatsbezoek aan Rusland dit monument te laten aandoen, achtten de Russische autoriteiten dit niet opportuun. Zoiets zou ondenkbaar zijn in landen die met de Holocaust te maken hebben gehad, waar aandacht daarvoor tot het vaste ritueel pleegt te behoren.

Het komt ook doordat het Westen de Goelag veel minder aandacht geeft dan de Holocaust; men heeft hier vaak nog het idee dat er in de Sovjet-Unie enkel iets verkeerd is gegaan, maar dat er niet iets fundamenteel mis was zoals in nazi-Duitsland.

Anders is het natuurlijk voor hen die uit de Goelag zijn teruggekeerd, al zijn ook zij niet onder één noemer te brengen (sommigen verlieten het kamp zelfs als onverbeterlijke stalinisten). Het KZ-syndroom wordt in Rusland niet erkend, dus zoeken overlevenden steun bij elkaar en bij organisaties als Memorial. Sommigen hebben herinneringen geschreven aan hun kamptijd. Applebaum heeft een groot aantal daarvan gebruikt en geeft in haar bibliografie een indrukwekkend overzicht.

Een auteur van kampherinneringen is Janusz Bardach, een joodse Pool die in 1940 na de inlijving van Oost-Polen bij de Sovjet-Unie werd opgeroepen voor het sovjetleger, om een jaar later wegens 'sabotage' te worden gearresteerd en veroordeeld tot tien jaar kamp. Hij belandde in de goudmijnen van Kolyma.

In 1945 werd hij op voorspraak van zijn broer, inmiddels Pools diplomaat, vervroegd vrijgelaten; het kostte hem zeven maanden voordat hij daadwerkelijk uit deze afgelegen streek naar Moskou weg kon komen, een tijd waarin hij voor een kampziekenhuis werkte. Over zijn kamptijd publiceerde hij in 1998 in samenwerking met de Amerikaanse non-fictieauteur Kathleen Gleeson het boek Man Is Wolf to Man: Surviving Stalin's Gulag.

Kort na Bardachs dood (in 2002) is nu een vervolg verschenen, Surviving Freedom: After the Gulag. Het bijzondere is dat het boek niet over het overleven in, maar na de Goelag gaat. Want ook dat was, en dat verschijnsel is eveneens bekend uit de literatuur over de nazi-kampen, een moeilijke opgave.

Vrijgekomen gevangenen hadden geen geld, nauwelijks te eten, de terugreis was ingewikkeld, hun gezondheid was vaak ondermijnd, hun woning waren ze kwijtgeraakt, hun gezin was dikwijls uiteengevallen, een baan was moeilijk te vinden, rehabilitatie liet lang op zich wachten. Thuis werden ze bovendien geconfronteerd met hun beulen, zoals de dichteres Anna Achmatova in 1956 opmerkte: 'Nu komen de arrestanten terug, en twee Ruslanden staan oog in oog, zij die hebben gezeten, en zij die hen daar hebben gezet.'

De wereld waarin Bardach weerkeert verschilt totaal van die waaruit hij een paar jaar eerder verdween. Zijn ouders, vrouw en zus zijn vermoord door de nazi's. Zijn geboortestad Wlodzimierz-Wolynski heeft zijn joodse bevolking verloren en maakt niet langer deel uit van Polen, maar van de Sovjet-Unie.

Zijn overlevende vrienden uit de tijd dat Bardach zelf nog deel uitmaakte van een linkse, antifascistische, pro-sovjetorganisatie, hebben zich aangepast aan de nieuwe omstandigheden in het communistische Polen en willen geen kwaad horen over de Sovjet-Unie. 'Misschien hebben je ervaringen in de kampen je waarnemingen vervormd en je het idee gegeven dat het erger is dan in werkelijkheid', reageren zij als hij hun vertelt over de slechte situatie in de Sovjet-Unie onder Stalin.

Hebben veel Goelag-gevangenen geestelijke of lichamelijke schade opgelopen, Bardach is volgens Applebaum een van degenen die 'psychologisch voldoende intact overleefden om naar huis terug te keren, er bovenop te komen en een relatief normaal leven te leiden'.

Maar hij moet zich aanpassen aan het leven in vrijheid in de Sovjet-Unie; vrijheid tussen aanhalingstekens, want ter wille van een studie medicijnen in Moskou moet de aanpassing ver gaan. Hij moet lippendienst bewijzen aan wat hij verafschuwt: Stalin, het stalinisme en zijn catechismus de Korte Cursus, die hij letterlijk moet kunnen citeren. Zijn kampverleden moet hij verzwijgen, ook als de snijzaal herinneringen oproept aan Kolyma.

Bij zijn bezoeken aan Polen anderzijds wordt hij geconfronteerd met het antisemitisme daar, dat tussen joden en communisten geen onderscheid maakt. Maar behalve over hersens beschikt Bardach over een enorme wilskracht, die hem in staat stelt zelfs uit zijn kampverleden positieve energie te putten en de voortdurende barrières op zijn pad te overwinnen.

Begin 1953 krijgt hij nog eens te maken met de antisemitische campagne van Stalins nadagen, die pogromachtige dimensies aanneemt; massadeportaties lijken op stapel te staan. Maar direct na Stalins dood wordt de zaak afgeblazen.

Als het nieuws over het verdwijnen van de tiran hen bereikt vieren Bardach en zijn verloofde, dochter van een slachtoffer van de Stalinterreur, feest met hun vrienden.

Tegen de verdrukking in slaagt Bardach erin zijn studie plus daaropvolgende aspirantoera met uitstekend resultaat te beëindigen. Hij krijgt een prestigieuze baan in de plastische chirurgie in het Poolse Lodz, tot een nieuwe antisemitische campagne, nu andermaal in Polen, hem in 1972 doet besluiten naar de Verenigde Staten te vertrekken, waar hij zijn carrière in Iowa voortzet.

Als het voor Bardach al zo moeilijk is, hoe zwaar moet het dan voor minder wilskrachtigen zijn geweest de 'vrijheid te overleven'! De combinatie met Kathleen Gleeson (afgestudeerd bij het Nonfiction Writing Program van de Universiteit van Iowa) is een zeer vruchtbare geweest, al wordt uit het boek niet duidelijk wat nu zijn en wat haar bijdrage is geweest. De authenticiteit van het document heeft er in ieder geval niet onder geleden. De paar onzorgvuldigheden (bijvoorbeeld dat Lenin zou zijn vermoord) verbleken in vergelijking hiermee.


Omhoog
Terug naar archief