Het Tsjetsjeense moeras

René Does

Rusland en Tsjetsjenië zitten in een vicieuze cirkel van geweld en tegengeweld. De desperate gijzelingsactie in het Moskouse musicaltheater en de verwoestende aanslag op het pro-Russische regeringsgebouw in Grozny zijn - als er niets verandert - niet de laatste Tsjetsjeense terreurdaden als antwoord op onbeheerst Russisch militair geweld in hun thuisland. Zelf zijn de strijdende partijen niet in staat uit deze toestand te komen.

Door 11 september is Tsjetsjenië in een groter internationaal isolement geraakt. In ruil voor zijn steun aan de Amerikaanse oorlog tegen de Taliban en het terrorisme kreeg de Russische president Vladimir Poetin praktisch de vrije hand in de onderdrukking van de Tsjetsjeense opstand.

In dit licht bezien is de terreurdaad in het Moskouse theater onder leiding van krijgsheer Movsar Barajev een wanhoopsdaad en geen teken van grote Tsjetsjeense militaire kracht, hoe beschamend de actie ook mag zijn voor Poetin, die drie jaar geleden beloofde de Tsjetsjeense opstand snel te zullen breken.

Nu zal het voor de Russen sowieso onmogelijk zijn om de Tsjetsjenen definitief onder Russische heerschappij te brengen. In het midden van de negentiende eeuw werd het Tsjetsjeense grondgebied door tsaristisch Rusland ingelijfd, maar daar hebben de Tsjetsjenen zich nooit bij neergelegd. De oorlogen van Jeltsin en Poetin tegen de deelrepubliek in de Noord-Kaukasus hebben de afkeer van de Russen voor de Tsjetsjenen alleen maar verdiept.

De oorlog in klassieke zin tegen de Tsjetsjenen hebben de Russen, die het overigens een 'antiterroristische operatie' noemen, inderdaad al een tijdje gewonnen. Maar daarop hebben de Tsjetsjeense krijgsheren hun militaire tactiek veranderd: zij delen reeksen speldenprikken uit in de vorm van guerrilla-acties en terreurdaden, die uiteindelijk moeten leiden tot oorlogsmoeheid onder de Russen.

Deze tactiek kunnen de Tsjetsjenen echter steeds minder goed uitvoeren. De bekendste krijgsheren zijn gevangen genomen, gedood, gewond of gevlucht. Dit is nog meer een teken dat de Tsjetsjeense terreuractie in Moskou een wanhoopsactie was, hetgeen werd onderstreept door de vele vrouwelijke deelnemers. Bovendien staat de krijgsgroep van de Barajevs bekend als de meest gewelddadige en drieste onder de Tsjetsjeense formaties.

Tsjetsjeense krijgsheren zijn geradicaliseerd en soms in moslimfundamentalistisch vaarwater terechtgekomen. De Tsjetsjeense gevechtsgroepen zijn gaandeweg gecriminaliseerd, gecorrumpeerd en versplinterd.

Verschillende groepen onderhouden contact met Al Qaeda van Osama bin Laden en worden gefinancierd door wahhabitische liefdadigheidsfondsen uit Saoedi-Arabië. Dit moslimfundamentalisme is echter 'gekocht fundamentalisme'; de Tsjetsjenen zijn zeer gematigde moslims.

Natuurlijk moet er een politieke oplossing van het Russisch-Tsjetsjeense conflict komen. Een militaire oplossing zal nooit duurzaam zijn. Vooral voor de Tsjetsjeense burgerbevolking een politieke uitkomst noodzakelijk: zij wordt al jaren gemangeld tussen het brute en corrupte Russische leger en de gecriminaliseerde krijgsheren. Daarnaast kan een politieke regeling voorkomen dat Tsjetsjeense krijgsgroepen verder afglijden naar de onderwereld van het moslimfundamentalistische terrorisme.

Tsjetsjenië is een land van militaire clans (tejpy). Er zijn ongeveer honderd clans en dus ook ongeveer honderd gevechtsgroepen met een krijgsheer aan het hoofd. In tijden van nood kiezen zij één militaire hoofdleider. Dit is nu Aslan Maschadov, als generaal van het voormalige sovjetleger de meest deskundige militair van het Tsjetsjeense volk.

Het Russisch-Tsjetsjeense conflict heeft enkele sterke overeenkomsten met het Israëlisch-Palestijnse conflict en met de kwestie Kosovo. De gekozen president Maschadov heeft weinig greep op de Tsjetsjeense krijgsheren. De Russische regering behandelt Maschadov als de 'Yasser Arafat van de Tsjetsjenen' en weigert met hem te onderhandelen over een politieke oplossing.

Misschien kan de groeiende Russische en Tsjetsjeense oorlogsmoeheid leiden tot een staakt-het-vuren en het openen van onderhandelingen. Aan de andere kant maakt het diepe wederzijdse wantrouwen een Russisch-Tsjetsjeense regeling moeilijk haalbaar.

Bovendien blijft de Tsjetsjeense hoofdeis, de volledige onafhankelijkheid van Tsjetsjenië, onaanvaardbaar voor de Russen. De meest logische uitkomst voor het Russisch-Tsjetsjeense conflict is de grootst mogelijke mate van zelfstandigheid voor de Tsjetsjenen bínnen de grenzen van de Russische Federatie (het 'Kosovo-scenario').

Zeer waarschijnlijk is er een derde partij als intermediair nodig om zo'n politiek compromis door te drukken. Dit moet een taak van de Verenigde Naties worden, want de hoofdlijn in het Russische buitenlandbeleid luidt dat grote conflicten in de wereld door de VN moeten worden begeleid en opgelost.

Maar zelfs als er een politieke regeling van het Russisch-Tsjetsjeense conflict komt, zijn de Tsjetsjeense problemen nog lang niet opgelost. Een zelfstandig Tsjetsjenië zal zonder begeleiding door de internationale gemeenschap waarschijnlijk snel afglijden naar een op Afghanistan lijkende wanorde.

De krijgsheren zullen de inmiddels vele onderlinge ruzies met geweld uitvechten. Bovendien leeft er een pro-Russische Tsjetsjeense minderheid in het vlakke noorden van de republiek.

De internationale gemeenschap heeft inmiddels ervaring met pacificatie van in wanorde geraakte landen, maar Tsjetsjenië zal een bijzonder harde noot zijn om te kraken. Ook Poetin zou het als de gunstigste oplossing moeten zien. De oorlogsmoede Russische bevolking zal hem electoraal dankbaar zijn.

Omhoog
Terug naar archief