Na Beslan
René Does
'Wat we zien is een directe interventie van het internationale terrorisme in Rusland', aldus president Poetin in een reactie op de gijzelingsactie in Beslan en de aanslagen op twee vliegtuigen en een Moskous metrostation in de weken daarvoor. Poetin vergelijkt Sjamil Basajev met Osama bin Laden en wil de wereld ervan overtuigen dat de Tsjetsjeense strijders geen separatistisch conflict uitvechten, maar deel uitmaken van de terroristische internationale. Daarom kan er niet met hen onderhandeld worden. Zij kunnen slechts bestreden worden. Heeft Poetin gelijk?
Volgens opinieonderzoeker Joeri Levada wordt Poetin door 27 procent van de Russen in zijn mening gesteund; 39 procent denkt dat de gijzelingsactie in Beslan het resultaat is van 'de oorlog in Tsjetsjenië' en 12 procent vindt dat er sprake is van 'intriges van het Westen'.
De verantwoordelijkheid voor de reeks aanslagen is opgeëist door de Tsjetsjeen Sjamil Basajev (1965). De Russische autoriteiten hebben tien miljoen dollar op zijn hoofd en dat van Aslan Maschadov, de president van Tsjetsjenië tot Rusland in 1999 voor de tweede maal militair ingreep, gezet. Hoewel Maschadov zich van de gijzelingsactie distantieerde, is hij voor Poetin net zo'n terrorist als Bin Laden en Basajev.
Basajevs terroristische daden zijn uiteraard op geen enkele wijze gerechtvaardigd, maar is hij ook een onderdeel van de internationale terroristische netwerken rond al-Qaida, zoals de Russische autoriteiten beweren? Laten we voor een antwoord op deze vraag de carrière van Basajev als terrorist bezien.
In de jaren voordat de Sovjet-Unie uiteenviel, studeerde Basajev in Moskou aan een landbouwacademie. Tijdens de mislukte coup tegen Gorbatsjov in augustus 1991 stond hij in de buurt van Boris Jeltsin op de barricaden voor het Witte Huis. Kort daarna keerde hij terug naar Tsjetsjenië om deel te nemen aan de Tsjetsjeense strijd voor afscheiding van de Russische Federatie.
Eind 1991 kaapte de 26-jarige Basajev een Russisch vliegtuig, dat hij naar Turkije en Grozny liet vliegen, waarna hij de passagiers vrijliet. In het jaar daarop leidde hij het Abchazië-Bataljon, de Tsjetsjeense strijdgroep die de islamitische Abchazen steunde in hun strijd om afscheiding van Georgië. Hierin werden de Abchazen overigens mede gesteund door Russische troepen. In december 1994 leidde Basajev de verdediging van Grozny tegen de inval van het Russische leger, dat zich volledig verkeek op de taaiheid van het Tsjetsjeense verzet.
Bij een bombardement op zijn geboortedorp Vedeno door de Russische luchtmacht, kwamen elf van Basajevs familieleden om, onder wie zijn vrouw, twee dochters en een broer. Deze gebeurtenis moet een belangrijke rol hebben gespeeld in Basajevs radicalisering richting terrorisme en nihilisme.
Kort daarna, in juni 1995, schokte Basajev de Russen en de buitenwereld door een compleet ziekenhuis van de Zuid-Russische plaats Boedjonnovsk in gijzeling te nemen. Hiermee had hij de onafhankelijkheidsstrijd van de Tsjetsjenen naar Russisch grondgebied verplaatst. De strijders van Basajev wisten een aanval van het Russische leger op het ziekenhuis af te slaan.
De gijzelingsactie kan niet anders dan een groot succes voor Basajev worden genoemd: hij kreeg een vrijgeleide naar Tsjetsjenië en een jaar later sloten Maschadov en generaal Aleksandr Lebed het Verdrag van Chasavjoert, waarin de bevriezing van het Tsjetsjeens-Russische conflict tot eind 2000 werd afgesproken. Voor radicale moslims in de hele wereld was 'Boedjonnovsk' een bewijs dat terroristische acties resultaat kunnen opleveren.
Onder president Maschadov werd Basajev premier van Tsjetsjenië. Maschadov had echter geen greep op zijn regeringsleider. Basajev radicaliseerde in islamitische richting en voerde de sjaria in. Hij kreeg banden met moslimfundamentalisten in de Arabische wereld. Tsjetsjenië werd een bandietenstaat met een bloeiende ontvoeringindustrie. In augustus 1999 leidde Basajev een inval in Dagestan: Tsjetsjenië en Dagestan moesten verenigd worden in een 'islamitisch emiraat'. Een maand later startte premier Poetin de tweede oorlog tegen Tsjetsjenië.
In februari 2000 stapte Basajev bij Grozny op een landmijn, waarbij hij zijn rechtervoet verloor. Na een herstelperiode van twee jaar kwam hij terug als de instigator van een reeks bloedige en angstaanjagende terroristische aanslagen, waaronder de gijzeling van het Moskouse musicaltheater in oktober 2002, de overval op een politiebureau in Ingoesjetië afgelopen juni en de recente reeks aanslagen.
Het spoor van dood en verderf dat Basajev telkens achterlaat heeft een langdurige en heftige uitwerking en staat in schril contrast met de incompetentie en corruptie binnen de Russische veiligheidsorganen. Ter vergelijking: Osama bin Laden moet zich voor de Amerikanen verstoppen in de meest onherbergzame grotten en het niet wagen om ook maar één telefoontje te plegen. Basajev heeft na zijn gijzelingsactie in Boedjonnovsk nog een hele reeks aanslagen kunnen plegen.
Na Boedjonnovsk zijn onmiskenbaar banden ontstaan tussen Tsjetsjeense strijdgroepen en moslimfundamentalistische terroristen in de Arabische wereld. Er zijn honderden miljoenen dollars van islamitische liefdadigheidsfondsen, waaronder de Saoedi-Arabische organisatie al-Haramein, naar de Tsjetsjeense strijdgroepen gevloeid.
Verder kwamen er Arabische terroristen en krijgsheren om aan de kant van de Tsjetsjenen mee te vechten, onder wie Chattab (inmiddels gedood), Aboe Walid (eveneens gedood) en Aboe Hafs. Deze Arabisch-Tsjetsjeense samenwerking werd tot stand gebracht door het duo Basajev-Chattab. De geldstroom droogde na 11 september 2001 op.
Hoewel de Tsjetsjenen in de regel niet veel op hebben met Arabieren, die zich in hun ogen arrogant gedragen, vechten er vermoedelijk nog enkele honderden Arabieren aan de zijde van de Tsjetsjenen. De Arabische vechtersbazen krijgen een veel hoger salaris dan hun Tsjetsjeense collega's: gemiddeld 3000 dollar per maand, terwijl een Tsjetsjeense krijger maandelijks ongeveer 30 dollar ontvangt. Voor de Tsjetsjeense strijdgroepen lijkt de drugshandel als financieringsbron steeds belangrijker te worden.
Basajev heeft op een militante Tsjetsjeense website uitgelegd hoe hij zijn acties uitvoerde. Hij ontkent Bin Laden ooit te hebben ontmoet of geld van hem te hebben ontvangen. Onder de 33 gijzelnemers in Beslan waren, naar zijn zeggen, twee Arabieren. De recente reeks aanslagen kostte hem iets meer dan 20.000 dollar: 4000 dollar voor de twee vliegtuigaanslagen, 7000 dollar voor de aanslag in de Moskouse metro en 9700 dollar voor de gijzelingsactie in Beslan.
Wat dit betreft vertegenwoordigt Basajev het gezicht van het hedendaagse terrorisme: tegen lage kosten worden acties met een grote impact en grote gevolgen uitgevoerd, want de Russische bevolking is in de ban van de angst en democratische en burgerrechterlijke verworvenheden staan onder druk. De onrust in Tsjetsjenië dreigt zich, zoals Basajev ook wil bereiken, over grote delen van de Noord-Kaukasus uit te breiden.
Basajev en zijn Tsjetsjeense volgelingen hebben in het gebruik van woord en beeld geleerd van moslimfundamentalistische terroristen. Basajev draagt de baard van een gelovige moslim en noemt zijn groep de Brigade van Islamitische Martelaren. Tijdens terroristische acties worden video-opnamen gemaakt en naar de media doorgespeeld om het grote publiek met lugubere beelden te intimideren. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van internet. Koranteksten worden aangehaald en Allah wordt aanbeden. De daders wekken de indruk geen vrees te hebben voor de dood.
Basajev drukt zich uit zoals het internationale terrorisme zich uitdrukt en radicaliseert in de richting van het islamitisch extremisme. Hij definieert zijn acties steeds vaker als 'heilige oorlog'.
Zijn woede en moordlust lijken zich ook op het Westen te richten. In zijn ogen steunt het Westen het Tsjetsjenië-beleid van de Russische regering. Thomas de Waal, de zeer goed ingelichte Kaukasusdeskundige van het Institute for War and Peace Reporting in Londen, meldde onlangs dat zijn organisatie op 27 augustus een brief ontving, die gezien de verzending via een militante Tsjetsjeense website, zeer vermoedelijk afkomstig was van Basajev, met wiens islamitische naam de brief ook was ondertekend.
De brief laat de islamitische radicalisering zien. Er staat onder meer: 'Schofterige westerse kruisvaarders, verzonken in liederlijkheid, en jullie, joodse zwijnen, vertel ik: ik heb mijn Tsjetsjeense moslimbroeders en -zusters die in jullie smerige landen verblijven de opdracht gegeven jullie te vernietigen zonder enige genade te tonen. De Russen hebben Allah's toorn al op hun huid gevoeld. Nu is het jullie beurt. De vlam van de jihad zal jullie miserabele wereld verbranden.'
Toen Tsjetsjenië in 1991 eenzijdig zijn onafhankelijkheid uitriep was Dzjochar Doedajev de president. Doedajev was als luchtmachtgeneraal van het voormalige sovjetleger in Estland gelegerd geweest. In de onafhankelijkheid van de kleine Baltische landen Estland, Letland en Litouwen zag hij een voorbeeld voor Tsjetsjenië.
Sindsdien zijn de Tsjetsjenen echter ver van de Baltische voorbeelden weggegleden. Hun separatisme heeft de trekken van terrorisme gekregen. Basajev is in zijn daden weggezonken van een separatist naar een terroristische nihilist.
Niettemin blijft Maschadov herhalen dat het conflict met de Russen door onderhandelingen 'in dertig minuten' politiek opgelost zou kunnen worden. De Amerikaanse Ruslanddeskundige Richard Pipes stelt dat 3 september in Beslan - in tegenstelling tot hetgeen de Russische autoriteiten beweren - sterk verschilt van 11 september in de Verenigde Staten:
'De aanvallen op New York en het Pentagon waren niet geprovoceerd en hadden geen duidelijke doelstelling. Zij waren eerder onderdeel van een algemene aanval van islamitische extremisten die streven naar de vernietiging van niet-islamitische beschavingen. Daarom is de oorlog van Amerika tegen al-Qaida niet onderhandelbaar. Maar de Tsjetsjenen proberen Rusland niet te vernietigen. Er is dus altijd een mogelijkheid voor een compromis.'
Pipes maakt een vergelijking met de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd tegen Frankrijk. Charles de Gaulle erkende in 1962 na acht jaar bloedige strijd de onafhankelijkheid van Algerije. Pipes noemt de beslissing van De Gaulle 'moedig'. Overigens noemen ook Maschadov en Basajev het besluit van De Gaulle een historisch voorbeeld voor een oplossing van de Russisch-Tsjetsjeense strijd.
In veel opzichten is de onafhankelijkheid van Tsjetsjenië echter ook níet vergelijkbaar met het voorbeeld van Algerije. Anders dan Algerije lijkt het kleine Tsjetsjenië, dat onderling verdeeld, gecriminaliseerd en door moslimextremisten geïnfiltreerd is, bij voorbaat een mislukte staat te worden.
Bovendien is Tsjetsjenië in zijn huidige grenzen een constructie uit de sovjettijd. Veel Russen zullen onherroepelijk beweren dat de noordelijke helft historisch niet tot Tsjetsjenië behoort, maar bij Rusland, omdat het pas eind jaren vijftig onder Chroesjtsjov bij de regio is gevoegd.
We keren terug naar de vraag of Poetins bewering over het Tsjetsjeense verzet als onderdeel van het internationale terrorisme juist is. Het is waar dat Tsjetsjeense strijdgroepen banden onderhouden met moslimfundamentalistische terroristen die tot het terroristische netwerk rond al-Qaida behoren en dat zij hun tactieken en presentatievormen kopiëren. Dit geldt in ieder geval voor de brigade van Basajev, wiens positie inderdaad even ononderhandelbaar is geworden als die van Bin Laden. Het is ook waar dat Arabische moslimfundamentalisten uit netwerken rond al-Qaida gebruikmaken van Ruslands onmachtige veiligheidsbeleid en de mogelijkheden die de Tsjetsjeense opstand biedt voor infiltratie en de verspreiding van hun heilige oorlog.
Poetin heeft echter geen gelijk als hij de strijd tussen Rusland en Tsjetsjenië gelijkstelt aan die van de Verenigde Staten tegen al-Qaida. Rusland kan - anders dan de VS - door onderhandelingen te starten de voedingsbodem voor terrorisme helpen opdrogen.
Er kan na Beslan natuurlijk niet onderhandeld worden met Basajev en zijn Tsjetsjeense en Arabische volgelingen. Daarin heeft Poetin gelijk. Maar met het niet-fundamentalistische deel van de Tsjetsjeense separatistische beweging moet, het liefst met inschakeling van een derde partij als intermediair, een vergelijk kunnen worden gevonden.
Zo'n vergelijk is ook belangrijk om het nihilistische en terroristische deel van het Tsjetsjeense verzet te kunnen isoleren. De uitkomst van onderhandelingen hoeft niet de terugkeer van Maschadov of de volledige onafhankelijkheid van Tsjetsjenië te zijn. Er kan een Tsjetsjeense interim-leider worden gevonden, die zowel voor Moskou als de Tsjetsjenen acceptabel is, en er moet toch een vorm van grote Tsjetsjeense zelfstandigheid zonder volledige onafhankelijkheid te vinden zijn.