De revolutie van 1905
Harm Ramkema
Dit jaar is het honderd jaar geleden dat in Rusland een revolutie uitbrak. Het jaar 1905 kent een aantal tot de verbeelding sprekende gebeurtenissen, zoals Bloedige Zondag in Sint Petersburg, de muiterij op de pantserkruiser Potjomkin bij Odessa en de opstand in de marinebasis Kronstadt. Wat waren de doelstellingen van de revolutionairen? En wat was het resultaat van de revolutie van 1905? Een korte reconstructie van een roerige periode in de Russische geschiedenis.
Vanaf omstreeks 1860 vonden in Rusland grote economische, sociale en culturele veranderingen plaats. In de landbouw leidde de afschaffing van de lijfeigenschap in 1861 tot een iets grotere mate van vrijheid voor de boeren, maar zij bleven sterk afhankelijk van de agrarische communes waarin zij leefden en werkten.
Tegelijkertijd maakte Rusland een dynamische industriële ontwikkeling door, als gevolg waarvan grote bedrijven in de steden ontstonden. De laatste decennia van de negentiende eeuw kenmerkten zich tevens door een rigide beleid van russificatie van 's rijks minderheden.
Nicolaas II, van 1894 tot 1917 tsaar van Rusland, meende dat hij Rusland in economisch opzicht kon moderniseren zonder verandering van de traditionele sociale en politieke orde. Maar dat bleek al snel een illusie.
De boeren, die rond de eeuwwisseling nog altijd meer dan 70 procent van de bevolking uitmaakten, waren zeer ontevreden over de erbarmelijke levensomstandigheden op het platteland. Het industriële proletariaat op zijn beurt eiste betere arbeidsvoorwaarden en vertoonde tekenen van opstandigheid. De minderheden ten slotte verzetten zich steeds sterker tegen de russificatie.
Op politiek gebied manifesteerden zich rond de eeuwwisseling twee nieuwe krachten: het liberalisme, dat ijverde voor politieke hervormingen en burgerlijke vrijheden, en het radicalisme, dat de revolutie tegen de heersende orde predikte.
De in januari 1904 uitgebroken Russisch-Japanse oorlog verliep dramatisch voor de Russen. Zowel in binnenlands als in buitenlands politiek opzicht werd de regering in Sint Petersburg in het defensief gedrongen. Vooral de liberalen lieten van zich horen en hun opstelling stimuleerde het activisme onder de arbeiders.
De lont in het kruitvat was een ontslagkwestie in een van de fabrieken in de hoofdstad. De arbeiders gingen massaal in staking. Onder aanvoering van de orthodoxe priester Georgi Gapon trok op zondag 9 januari 1905 een religieus en sociaal getinte processie door de straten van Sint Petersburg. De autoriteiten reageerden met geweld: er vielen ongeveer 130 doden en 300 gewonden.
Deze Bloedige Zondag leidde tot een stakingsgolf in het hele land en een toenadering tussen liberalen en arbeiders. Hoewel het de arbeiders in eerste instantie om betere arbeidsvoorwaarden ging, vond in de zomer van 1905 een politieke radicalisering plaats. De eerste vakbonden en sovjets (raden) zagen het levenslicht. Ontevreden boeren kwamen eveneens in actie en eigenden zich op grote schaal bezittingen van de aristocratie en de staat toe.
Ondertussen nam ook de onrust bij de strijdkrachten toe, niet in de laatste plaats vanwege het rampzalige verloop van de oorlog tegen Japan. Hoewel zij in meerderheid loyaal aan de tsaar bleven, was ook sprake van plaatselijk verzet tegen de militaire leiding.
Bekend werd de muiterij op de in de Zwarte Zee patrouillerende pantserkruiser Potjomkin medio juni 1905, die leidde tot een bloedbad in Odessa, waar de muitende zeelieden aan land waren gegaan. Ze werden hartelijk welkom geheten door stakende arbeiders en demonstranten, maar niet door de opgetrommelde legereenheden, die keihard optraden: er vielen naar schatting 2000 doden en 3000 gewonden. De onrust in Rusland nam hand over hand toe, ook op de onderwijsinstellingen.
Uiteindelijk zag de regering zich gedwongen tot vredesonderhandelingen met Japan, die resulteerden in het Verdrag van Portsmouth van 29 augustus 1905. Ook werden enkele politieke hervormingen aangekondigd, maar die bleken verre van toereikend te zijn.
In oktober 1905 brak een algemene staking uit, waarvan de omverwerping van het autocratische bewind de belangrijkste politieke doelstelling was. Rusland was verlamd. In antwoord hierop proclameerde de tsaar op 17 oktober 1905 het zogeheten Oktobermanifest, waarin enkele hervormingen werden aangekondigd, zoals de verlening van enkele burgerlijke vrijheden en de vorming van een gekozen wetgevende macht, de Doema.
Met deze concessies aan de oppositie deed Nicolaas II in feite afstand van het principe van de autocratie. Tegelijkertijd benoemde hij graaf Sergej Witte tot minister-president, die de taak kreeg de aangekondigde hervormingen in de praktijk te brengen.
Het manifest, hoewel enthousiast ontvangen, luidde een nieuwe periode van onrust in, zowel in de steden als op het platteland. De onvrede onder delen van de strijdkrachten kwam tot uiting in de muiterij te Kronstadt op 26 en 27 oktober, die door loyale troepen op bloedige wijze werd neergeslagen.
Na de proclamatie van het manifest beleefde Rusland een relatief grote mate van vrijheid, waarin tal van politieke partijen het licht zagen. De meest invloedrijke was de Constitutioneel-Democratische Partij (Kadetten), bestaande uit middenklassers en liberale landeigenaren, die opteerde voor democratie, rechtsstaat en sociale hervormingen.
De voorstanders van het manifest verenigden zich in de Unie van 17 Oktober; zij werden de Oktobristen genoemd. De linkse socialistische revolutionairen en sociaal-democraten (mensjewieken en bolsjewieken) propageerden de gewapende revolutie tegen het tsaristische bewind.
Ondertussen verplaatste het epicentrum van het verzet tegen de tsaar zich van Sint Petersburg naar Moskou, waar het laaggeschoolde proletariaat zeer vatbaar bleek voor de propaganda van links. Moskou raakte in de greep van stakingen, geweld en wetteloosheid.
Na deze opstand van Moskou waren de autoriteiten vastbesloten om de linkse beweging uit te schakelen. Graaf Witte haalde de teugels strak aan en organiseerde een aantal strafexpedities in den lande, die hun uitwerking niet misten. Maar kort daarop begon tevens de campagne voor de verkiezingen van de Doema, waarvoor de regering-Witte op 11 december 1905 een kieswet had uitgevaardigd.
De verkiezingen voor de Doema vonden niet rechtstreeks doch getrapt plaats, en wel via provinciale kiesmannen, die verschillende sociale groepen in de maatschappij vertegenwoordigden. Van algemeen kiesrecht was nog geen sprake. Door de ingewikkelde procedures duurden de verkiezingen verscheidene maanden; zij werden glansrijk gewonnen door de liberale Kadetten. In sociaal opzicht vormden de boeren en de adel de grootste groepen.
Ondanks de restrictieve aard van de kieswet koos de Russische bevolking een Doema die zeer vijandig stond tegenover de tsaristische orde. Kort voor de opening van de Doema op 27 april 1906 vaardigde de tsaar nog de zogeheten Fundamentele Wetten uit, waarin regelingen betreffende het bestuur van het land en het aanvaarden van wetten werden vastgelegd. De macht van de tsaar bleef groot: hij behield op verschillende belangrijke gebieden het vetorecht, hij benoemde de ministers en kreeg de bevoegdheid om de Doema naar eigen goeddunken te ontbinden.
Witte, die geen goede verstandhouding had met de tsaar, werd als minister-president vervangen door Ivan Goremykin. Die kreeg een zware dobber aan de Kadetten in de Doema, die zich zeer offensief opstelden, zowel in politieke als in sociaal-economische vraagstukken.
In het voorjaar van 1906 kwam de agrarische kwestie centraal te staan in het conflict tussen de regering en de oppositie, en wel tegen de achtergrond van hernieuwde onlusten in de steden, de strijdkrachten en de dorpen. Wetteloosheid en terreur vierden hoogtij, zich onder meer uitend in pogroms tegen joden. Het gebrek aan samenwerking tussen regering en oppositie resulteerde ten slotte in de ontbinding van de Doema op 9 juli 1906. Tevens trad de machteloze premier Goremykin af, om te worden opgevolgd door Pjotr Stolypin.
De nieuwe minister-president was een man met twee gezichten: in politiek opzicht was hij uitgesproken autoritair en repressief, terwijl hij zich in sociaal-economische kwesties hervormingsgezind opstelde. Met zijn hervormingsbeleid beoogde hij echter niet alleen de economie van Rusland te moderniseren, maar ook de houding van de boeren te veranderen. Boeren moesten burgers worden, die gevestigde belangen kregen bij behoud van orde en rust.
Stolypin werkte daarom aan de creatie van een klasse van onafhankelijke boeren: zij kregen de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden uit de commune te treden en het door hen bewerkte land in eigendom te verwerven. Tevens werden hun burgerlijke rechten uitgebreid. Liberalen en radicalen op hun beurt verwierpen de plannen omdat zij niet voorzagen in de confiscatie van land.
Stolypin hechtte groot belang aan verkiezingen voor een nieuwe Doema, waarmee hij zou kunnen samenwerken voor zijn hervormingsbeleid. Maar in dat opzicht kwam hij bedrogen uit. De tweede Doema was nog radicaler dan de eerste, niet in de laatste plaats vanwege het feit dat de socialistische revolutionairen en de sociaal-democraten aan de verkiezingen hadden meegedaan.
Ook de tweede Doema was daarom een kort leven beschoren: zij functioneerde van 20 februari tot 3 juni 1907. Stolypin ontwierp vervolgens een nieuwe, nog restrictievere kieswet, die het gewenste effect sorteerde: een (derde) Doema waarin de naar rechts opgeschoven Oktobristen en andere (gematigd) rechtse krachten de overhand hadden.
Is de revolutie van 1905 op een mislukking uitgelopen? Ja en nee. De tsaar en de tsaristische bureaucratie bleven de macht in handen houden. Desalniettemin was het Russische politieke systeem door de revolutie veranderd: er was nu een Doema, een wetgevende macht, die qua politieke samenstelling weliswaar sterk op de hand was van Stolypin, maar die niet zomaar buitenspel kon worden gezet.
Verder had de revolutie een meerpartijensysteem en een aantal burgerlijke vrijheden opgeleverd. De revolutie van 1905 had aldus een proces van politieke en sociaal-economische veranderingen op gang gebracht die medebepalend waren voor het verloop van de revoluties van februari en oktober 1917.