Alijev-bewind vreest 'oranje opstand'

Liesbeth Belloni

Op zondag 6 november aanstaande worden er parlementsverkiezingen gehouden in Azerbeidzjan, een voormalige sovjetrepubliek in de zuidelijke Kaukasus. De republiek aan de westkust van de Kaspische Zee is vanwege haar olievoorraad potentieel rijk, maar de werkloosheid en armoede onder de bevolking, vooral buiten de hoofdstad Bakoe, is groot. De Azerbeidzjaanse overheid staat niet bekend als democratisch, noch als een die het nauw neemt met de mensenrechten.

De partijleider van Azerbeidzjan uit de communistische tijd, Heydar Alijev, kwam in 1993 opnieuw aan de macht. Hij richtte de Partij van Nieuw Azerbeidzjan (NPA) op, die tot op heden zo'n 90 procent van de zetels in Azerbeidzjaanse parlement bezet. Heydar Alijev overleed in 2003, maar op 15 oktober van dat jaar werd zijn zoon Ilham, tijdens verkiezingen die alom als frauduleus werden, bestempeld gekozen tot de nieuwe president.

Met het oog op de komende parlementsverkiezingen hebben de drie voornaamste oppositiepartijen zich verenigd in een blok genaamd Asadleg (Vrijheid), dat een gezamelijke kieslijst heeft geformuleerd. Asadleg bestaat als eerste uit het Volksfront van Azerbeidzjan (PFA), dat geleid wordt door Ali Karimli en alom gezien wordt als de populairste oppositiepartij.

De tweede partij is de Democratische Partij van Azerbeidzjan (DPA). Haar leider, Rasoel Goelijev, is een voormalig lid van de regering van Alijev, maar hij moest het land verlaten nadat hij beschuldigd was van corruptie en voert nu campagne vanuit de Verenigde Staten.

De derde partij van het blok is Musavat (Gelijkheid), geleid door Isa Gambar die presidentskandidaat was tijdens de presidentsverkiezingen van 2003. Door als blok per kiesdistrict één kandidaat naar voren te schuiven, hopen de drie partijen onderlinge concurrentie te minimaliseren en zo een meerderheid in het 125 zetels tellende nationale parlement te veroveren.

Intimidatie en het manipuleren van informatie van overheidswege zijn geoefende middelen om de politieke oppositie te controleren of in diskrediet te brengen. Vooral nu, in de aanloop naar de verkiezingen, worden sterke staaltjes van wat de oppositie hier 'black PR' noemt, gebruikt.

Een voorbeeld is de recente arrestatie van Roeslan Bashirli, de leider van Yeni Fikir (Nieuwe Gedachte), de aan de PFA gelieerde jeugdbeweging. Bashirli is eind augustus gevangengezet wegens het vermeende aannemen van steekpenningen van de Armeense geheime dienst voor het ontketenen van een revolutie in Azerbeidzjan. Ieder contact met Armeniërs wordt in Azerbeidzjan opgevat als landverraad en sterk afgekeurd door het gros van de Azeri.

Terwijl de in het geheim opgenomen video met het 'bewijs' van de omkoping van Bashirli herhaaldelijk wordt uitgezonden op de Azerbeidzjaanse staatstelevisie, schrijven critici dat de 'omkoping' op touw is gezet door de overheid en bedoeld is als een duidelijke waarschuwing aan het adres van de oppositie.

Dat de zittende macht zich bedreigd voelt is begrijpelijk gezien de toenemende ruimte die de oppositie, gesteund door de aanwezigheid van internationale organisaties, opeist in de publieke arena. Al sinds de zomer worden er in Bakoe door de oppositie met steeds grotere regelmaat demonstraties gehouden, waarbij Ali Karimli de centrale figuur is.

Oranje is, net als tijdens de fluwelen revolutie in Oekraïne, de kleur van de tegenbeweging. Er doen geruchten de ronde dat de overheid alle oranje gekleurde kleding uit de winkels heeft laten halen. Hoewel de overheid waar mogelijk bijeenkomsten verbiedt of anders met geweld optreedt tegen demonstranten, breiden de demonstraties zich de laatste weken ook uit naar de regio's.

De Azerbeidzjaanse overheid houdt het vijandbeeld ten aanzien van Armenië zorgvuldig in stand. Hoewel het nog altijd onopgeloste conflict om de Armeense enclave Nagorno-Karabach geen direct onderwerp is in de verkiezingsstrijd, fungeert het thema veelvuldig als politiek instrument in de strijd om de macht.

Het gewelddadige conflict om de regio Nagorno-Karabach, die zich wil afscheiden van Azerbeidzjan, bracht begin jaren negentig een massale verhuizing (en in sommige gevallen deportatie) van Armeniërs uit Azerbeidzjan naar Armenië en van Azeri uit Armenië en Nagorno-Karabach naar Azerbeidzjan op gang. Vandaag de dag wonen er volgens schattingen van de overheid rond 900.000 vluchtelingen en ontheemden in Azerbeidzjan, vooral in en om de hoofdstad Bakoe.

Met de stemmen van deze vluchtelingen kan makkelijk gesjoemeld worden; velen van hen staan niet of in een andere woonplaats geregistreerd, wat het uitdelen van stemkaarten, laat staan het controleren van wie waar stemt, moeilijk maakt. Een andere fraudegevoelige groep vormen de naar schatting twee tot drie miljoen Azerbeidzjanen die in Rusland en elders als gastarbeiders werken, maar geregistreerd staan in Azerbeidzjan.

De keuze van deze kiezers kan op 6 november 'zomaar' op de regerende NPA vallen. Hier komt bij dat de presidentiële administratie tot op heden het gebruik van inkt op de duim van kiezers die gestemd hebben (om dubbel stemmen tegen te gaan) weigert toe te staan, iets waarover internationale waarnemers zich ook zorgen maken.

De Azerbeidzjaanse overheid tracht de verkiezingsuitslag in haar voordeel te manipuleren, maar er bestaat grote kans dat dit enkel groter protest zal uitlokken, waar de autoriteiten zich overigens wel van bewust zijn.

Het zijn dus spannende tijden in Azerbeidzjan, hoewel de algehele stemming onder de bevolking er eerder een van passiviteit dan van hoop op verandering is. De kiezers die verwachten dat de komende parlementsverkiezingen écht een verschil zullen maken in Azerbeidzjan, zijn schaars.

De auteur verblijft voor drie maanden in Azerbeidzjan in het kader van het IKV-project 'Verhalen over Oorlog'

Omhoog
Terug naar archief