Tsjetsjeense lente
Jan Limbeek
Op het moment van schrijven van dit stuk is het voorjaar alweer twee maanden oud en is het nog steeds relatief rustig in Tsjetsjenië. Het voorjaar is traditioneel de periode van oplaaiend geweld. Vooralsnog blijft het dit jaar uit in Tsjetsjenië. Ook 2005 was vrij rustig. Hoe komt dat?
De standaardverklaring voor vermindering van geweld in conflictgebieden is altijd dat de bevolking geweldsmoe is geworden na vele jaren van oorlog, chaos en geweld van bendes. Geloofwaardiger voor Tsjetsjenië is dat de federale Russische en de Tsjetsjeense regering meer aandacht en geld zijn gaan besteden aan civiele projecten. De wederopbouw werpt vruchten af, met onder meer hernieuwde elektrificatie van het land en grote bouwactiviteiten in steden als Argoen, Goedermes en het geruïneerde Grozny.
De wederopbouw is mogelijk omdat de Tsjetsjeense regeringsleider, Ramzan Kadyrov, de touwtjes strak in handen heeft. Ondanks zijn corrupte, gewelddadige en bloeddorstige imago doet hij het beter dan zijn vader, president Achmad Kadyrov, die op 9 mei 2004 bij een aanslag om het leven kwam.
De meest zwaarwegende verklaring voor de Tsjetsjeense lente ligt evenwel aan de andere kant, bij de rebellen. De dood van hun leider, Aslan Maschadov, die op 8 maart 2005 bij een actie van Russische speciale eenheden om het leven kwam, heeft de rebellen een harde klap toegebracht.
President Poetin heeft officieel altijd volgehouden dat Maschadov functioneerde als een kwade genius en direct verantwoordelijk was voor het Tsjetsjeense geweld. De rest van de wereld en veel Russen beschouwden dit als onzin en zagen het als een excuus om niet met hem rond de tafel te gaan zitten.
De Russische regering weigerde bovendien met Maschadov te praten over beëindiging van de oorlog omdat ze hem beschouwde als een mislukt figuur, die weinig controle had over de krijgsheren. Het één sluit het ander echter niet uit: hij was niet óf machteloos óf een terrorist en een kwade genius. Het verminderen van het geweld nadat hij van het toneel verdween, logenstraft de veronderstelde zwakte van Maschadov. Let wel: op militair terrein, in oorlogstijd. Zijn militaire invloed op het beleid was waarschijnlijk aanzienlijk, zijn politieke invloed klein.
Begin 1997 werd Maschadov gekozen tot president van Tsjetsjenië. In drie jaar van feitelijke onafhankelijkheid liet hij het land ontsporen tot een beruchte bandietenstaat, waar ontvoeringen aan de orde van de dag waren. Enig gezag over de krijgsheren had hij niet.
Toen de Russen in oktober 1999 Tsjetsjenië voor de tweede keer binnenvielen, werd zijn positie nog zwakker. Het coördineren van het gewapende verzet was het enige waar hij goed in was als gewezen sovjetofficier. Toch trad Maschadov naar buiten als het redelijke en gematigde gezicht van de rebellen, die niets liever wilde dan vrede. In zijn laatste interview beweerde hij dat hij met Poetin in een half uur een overeenkomst zou kunnen bereiken.
Bij velen bestond de indruk dat Maschadov de radicale, fundamentalistische, zeer gewelddadige terroristen in toom zou kunnen houden. Hij onttrok zich aan verantwoordelijkheid voor aanslagen tegen burgers. Zouden de Russen zonder Maschadov dus met meer Beslans en meer zelfmoordaanslagen te kampen hebben gekregen? Dat is twijfelachtig.
Na de dood van Maschadov werd alom gevreesd dat de rebellen verder zouden radicaliseren, waardoor de aanslagen nog talrijker en bloediger zouden kunnen worden. Maschadov werd inderdaad opgevolgd door de fundamentalistische Abdoel-Chalim Sadoelajev, maar die lijkt machteloos te zijn. Naar verluidt werkt hij nauw samen met de radicale terrorist Sjamil Basajev, die verantwoordelijk was voor de gijzeling op de school in Beslan begin september 2004.
Sadoelajev beweert zich meer te willen richten op de strijd tegen Rusland in de gehele Kaukasus, die hij begin mei 2005 verdeelde in zeven sectoren buiten Tsjetsjenië. Waarschijnlijk omdat zijn militaire positie binnen Tsjetsjenië steeds hopelozer werd, een proces dat al onder Maschadov zichtbaar werd, verspreidde hij zijn strijdmacht over een veel groter gebied, waar de inwoners ze zeker niet met blijdschap zullen zien komen.
Het lijkt niet veel op te leveren om je strijdmacht te verwateren in een groot en deels vijandig gebied. Een redelijk bereikbaar doel, Tsjetsjeense onafhankelijkheid, heeft hij vervangen door een onrealistisch doel: een onafhankelijke en fundamentalistische Kaukasus.
Zonder twijfel zijn de rebellen verzwakt als gevolg van deze strategische blunder van Sadoelajev. Met zijn radicalisering heeft hij de Tsjetsjeense rebellen niets meer te bieden, behalve sterven voor een fantasie. Zo dol op de dood zijn de meesten nu ook weer niet. De Arabische vrijwilligers zijn dat wel, maar hun aantal is sterk afgenomen, onder meer omdat Afghanistan en Irak voor hun aantrekkelijker strijdgebieden zijn geworden.
Alleen de fanatiekste elementen onder de rebellen, onder wie niet alleen Tsjetsjenen maar fundamentalistische strijders uit de hele Kaukasus, lijken nog bereid te participeren in terroristische acties, in plaats van in een (enigszins) te rechtvaardigen onafhankelijkheidsstrijd. Tot nu toe hebben zij na de dood van Maschadov één grote aanval uitgevoerd, in oktober 2005. In Naltsjik, de hoofdstad van de Kaukasische republiek Kabardino-Balkarië, voerden zij een grotendeels mislukte aanval uit.
Overdrijven mag men het gevaar dus niet. De meeste terroristische acties buiten Tsjetsjenië vonden plaats in 2004. Aan de andere kant is het vrij waarschijnlijk dat de rebellen nog dit jaar enkele acties willen ondernemen om te laten zien dat ze er nog zijn. Basajev kondigde in januari in een interview aan dat zijn aanhangers in de zomer van 2006 de Wolga zouden oversteken om in Rusland aanslagen te plegen.
Dit doet echter niets af aan de marginalisering van het radicale geweld. Blijven acties uit, dan mogen we aannemen dat de rebellen niet meer in staat zijn ze uit te voeren.
De grote bouwactiviteiten en de toenemende veiligheid, maar ook normale zaken als een functionerend reisbureau en een bezoekend (en uitverkocht) circus zijn tekenen van normalisering. De Tsjetsjeense rust stelde de federale troepen in staat hun aantal te halveren naar een kleine 40.000 man in februari 2006. Volgens premier Ramzan Kadyrov is de oorlog voorbij. Gemeten naar westerse maatstaven is dit overdreven. Vergeleken met pakweg 2004 is het echter een terechte observatie.
Waarom is dit geen groot nieuws in de westerse media? De meeste analytici zijn nog terughoudend al te rooskleurige toekomstperspectieven te schetsen. Ze kunnen het nog niet geloven en zijn bang voor een terugval. Veel critici hebben bovendien een hele carrière opgebouwd van kritiek op Poetin. Zijn Tsjetsjenië-beleid was voor hen altijd een fundament, dat zij moeilijk geslecht kunnen zien.
Indien het wegvallen van Maschadov inderdaad de bepalende factor is voor het Tsjetsjeense herstel, ziet de toekomst er goed uit. Hetgeen natuurlijk niet wil zeggen dat er geen risico's meer zijn. Het grootste gevaar voor hernieuwd geweld is dat Moskou of de pro-Russische president van Tsjetsjenië, Sergej Alchanov, ruzie krijgt met Ramzan Kadyrov, die niet alleen een krachtige leider is, maar ook beschikt over een loyale troepenmacht, waaronder veel voormalige rebellen.