Nationaal project voor onderwijs

Joera Mulders

De Russische overheid boert goed dankzij de huidige olie- en gasprijzen. Inmiddels bestaat het Stabiliteitsfonds, een appeltje voor de dorst, uit een slordige 55 miljard euro. De Russische bevolking wil echter wel wat van die rijkdom zien. Vier nieuwe nationale projecten, voor huisvesting, gezondheidszorg, landbouw en onderwijs, moeten het idee geven dat de overheid ook aan haar burgers denkt.

Van een indrukwekkende financiële injectie in het onderwijs kunnen we echter niet spreken. Omgerekend wordt er per jaar ongeveer twee euro per Russische burger extra in het onderwijs geïnvesteerd. Het nationale project voor onderwijs is volgens president Vladimir Poetin vooral een 'signaal aan de samenleving dat er wat gedaan moet worden'.

Van de extra overheidsuitgaven is een maandelijkse vergoeding van duizend roebel aan klassenmentoren het meest concreet. Vaag zijn beloftes van nieuwe autobussen voor dorpsscholen, investeringen in audiovisuele ondersteuning en verwijzingen naar mogelijkheden tot het volgen van onderwijs tijdens de militaire dienst.

Het grootste deel van het extra geld wordt verspreid via een concourssysteem: 3000 scholen, 10.000 leraren en 5350 studenten krijgen een eenmalige financiële bijdrage of beurs, dat wil zeggen één op de twintig scholen en gemiddeld één leraar per drie scholen.

Het is vooral dit concourssysteem dat kwaad bloed zet. In een open gesprek van onderwijzers met onderwijsminister Andrej Foersenko uitte een schooldirecteur zijn verontwaardiging: 'Jullie houden ons een wortel voor'. En: 'Als ik naar het circus wil, dan koop ik wel een kaartje!' Een collega wees op de grote kwaliteitsverschillen tussen scholen. Krijgen de nu al rijke scholen niet nog meer financiële middelen, terwijl scholen met kinderen uit armere gezinnen aan hun lot worden overgelaten?

Het concourssysteem heeft ook voordelen. Inschrijving voor de competitie vereist een bepaald niveau van organisatie: scholen moeten een onderwijsraad hebben, doelstellingen formuleren en als juridisch rechtspersoon ingeschreven staan.

Ook hoopt Foersenko op een maatschappelijk debat over de kwaliteit van het onderwijs. Wat is nu precies een goede school? In elke stad, zo zegt hij, bestaat er wel een hiërarchie van scholen. De vraag is echter hoe die intuïtieve kennis om te zetten in bruikbare criteria. De mogelijke toegevoegde waarde van het nationale project zit hem dus niet zozeer in de verdeling van de koek, maar vooral in een maatschappelijke debat over het onderwijs dat het hoopt op te wekken.

Omhoog
Terug naar archief