Kerk doet weer mee in Rusland
René Does
De Russisch-orthodoxe kerk lijkt weer helemaal terug in het maatschappelijke en politieke leven van Rusland. Tijdens belangrijke ceremonies en bijeenkomsten duikt geregeld de gestalte van patriarch Aleksi II op. President Poetin is volgens kenners van de kerk geen 'kaarsjesdrager' die uit electorale overwegingen gebruik wil maken van de opleving van het geloof onder de Russen, maar een oprechte orthodoxe gelovige. Hij is regelmatig aanwezig op kerkelijke bijeenkomsten, zoals afgelopen Hemelvaartsdag, tijdens de hereniging van de binnenlandse en de buitenlandse Russisch-orthodoxe kerk. Een korte beschouwing over de relatie tussen kerk en staat in het hedendaagse Rusland.
Hoeveel inwoners van Rusland gelovig zijn is niet precies te tellen. Over het geloof zijn geen vragen gesteld in de laatste volkstellingen.
Er zijn wel opiniepeilingen. Zo deed het vooraanstaande onderzoeksbureau VTsIOM eind 2006 onderzoek naar de gelovigheid onder Russen. Het resultaat was dat 63 procent van de bijna 143 miljoen staatsburgers zich Russisch-orthodox noemde, 6 procent moslim, 1 procent boeddhist, 1 procent katholiek, 16 procent atheïst en de overigen noemden andere religies.
Het is echter de vraag hoe betrouwbaar de onderzoeksresultaten zijn. Zo lijkt 6 procent moslims wel erg weinig. Verder is het de vraag wat onder 'geloven' wordt verstaan door de Russen. Uitgaande van het aantal kerkbezoekers, dat wil zeggen mensen die vaker dan één keer per maand naar de kerk gaan, zou het aandeel orthodoxe gelovigen onder de bevolking onder de 10 procent blijven.
Tijdens zijn bezoek aan Griekenland in september vorig jaar zei Poetin dat in Rusland '130 miljoen' orthodoxe gelovigen leven. Hier gebruikt de president religie als etnisch concept: etnisch Russisch is orthodox. Deze gelijkstelling is begrijpelijk, want uit het VTsIOM-onderzoek blijkt dat gelovige Russen hun religiositeit in de eerste plaats zien als 'nationale traditie'.
Constitutioneel is Rusland een van de meest seculiere staten ter wereld. Artikel 14 van de grondwet uit 1993 stelt: '1. De Russische Federatie is een seculiere staat. Geen enkele religie kan tot staats- of verplichte religie worden uitgeroepen. 2. Religieuze verenigingen staan los van de staat en zijn gelijk voor de wet.'
Deze absolute scheiding tussen kerk en staat werd afgezwakt in de nieuwe Godsdienstwet van 1997. Ten eerste bepaalde deze wet dat religieuze genootschappen pas officieel geregistreerd konden worden na een 'vijftienjarige proefperiode' binnen Rusland, waardoor bijvoorbeeld protestantse genootschappen en door de Russisch-orthodoxe kerk verafschuwde 'sektes' als de Jehova-getuigen en Hare Krisjna buiten de boot vielen.
Verder werd uit deze wet geconcludeerd dat er in Rusland vier 'traditionele religies' zijn, namelijk het orthodoxe christendom, de islam, het boeddhisme en het jodendom. De term 'traditioneel' wordt echter niet letterlijk gebruikt. De wet spreekt van een 'bijzondere rol' voor de orthodoxie en over een 'onvervreemdbare historische erfenis' betreffende christendom, islam, boeddhisme en jodendom.
Uit de Godsdienstwet van 1997 en de dagelijkse praktijk kan men concluderen dat de Russische orthodoxie de primus inter pares is onder de traditionele geloofsgemeenschappen. Dat vindt de Russisch-orthodoxe kerkleiding zelf ook. Behalve dat de Russische orthodoxie getalsmatig veruit de meeste volgelingen kent, wordt er gewezen op de ondersteunende rol die de kerk speelde tijdens de vorming van de Russische staat in de Middeleeuwen.
Overigens waakt de Russische overheid ervoor om zich te sterk te vereenzelvigen met de Russisch-orthodoxe kerk en hierdoor andere officiële geloofsgenootschappen uit te sluiten. De Russisch-orthodoxe kerk mag geen nieuwe staatskerk worden. Ook niet op sluipende wijze een officieuze, want de regering wil niet-orthodoxe staatsburgers niet van zich vervreemden of godsdiensttwisten uitlokken.
Aan de andere kant wil ook de Russisch-orthodoxe kerk afstand bewaren tot de wereldlijke overheid, omdat de geschiedenis heeft uitgewezen dat al te sterke vergroeiing met de staat schadelijk kan zijn voor de autoriteit en geloofwaardigheid van de kerk.
In de hedendaagse relatie tussen de Russisch-orthodoxe kerk en de staat is de algemene formule dat de kerk geen politieke maar wel een maatschappelijke rol speelt. Zo verklaarde de woordvoerder van de kerkleiding, metropoliet Kirill, onlangs in een interview in de Rossijskaja Gazeta: 'De kerk kan veel doen op zulke terreinen als het onderwijs en de opvoeding, de ziekenzorg, de hulp aan bejaarden en weeskinderen, pastoraal werk in het leger en de gevangenissen, enzovoort.'
Het is echter de vraag hoe breed het begrip 'maatschappelijk' wordt uitgelegd. Regelmatig laat de Russisch-orthodoxe kerk van zich horen op een wijze die toch eerder politiek dan maatschappelijk is te noemen.
Een actueel en veelzeggend voorbeeld van de discussie tot waar de maatschappelijke rol van de Russisch-orthodoxe kerk kan gaan voordat die overgaat in politiek is die van de invoering van godsdienstonderwijs op Russische scholen (zie kader).
Soms doet de kerk ronduit politieke uitspraken. In zulke gevallen gedraagt de Russisch-orthodoxe kerk zich praktisch als een staatskerk: instinctmatig kiest de kerk in maatschappelijke en politieke kwesties de kant van de Russische staat. Thans gaat het dan om uitspraken die de denkbeelden en het beleid van president Poetin volledig ondersteunen.
Zo nam in december 2004 ook de kerk stelling tegen de Oranje Revolutie in Oekraïne en verklaarde ze dat Rusland zo'n fluwelen revolutie moest afwenden. 'Rusland heeft al een revolutie meegemaakt, namelijk een rode. Het land zal een nieuwe revolutie niet overleven,' aldus kerkwoordvoerder Vsevolod Tsjaplin.
Onversneden politiek zijn ook de uitspraken tijdens de jaarlijkse Wereldraad van het Russische Volk, die sinds 1993 ieder voorjaar bijeenkomt onder leiderschap van de kerk en het Kremlin. Telkens staat er een maatschappelijk of politiek thema centraal.
Vorig jaar was dat het thema mensenrechten. De raad stelde dat deze niet in de westerse uitleg moesten worden opgevat. Mensenrechten zouden niet universeel en onvervreemdbaar zijn, maar gegeven door God en de staat. De raad verwierp de stelling dat mensenrechten boven de belangen van de staat gaan en noemde waarden die minstens even belangrijk zijn als de mensenrechten, namelijk 'geloof, moraliteit, heilige objecten en het Moederland'. De sfeer op deze bijeenkomst was antiwesters en kritisch over de globalisering.
Afgelopen maart was de bijeenkomst van de raad gewijd aan de sociaal-economische tweedeling in Rusland. Deze werd betiteld als 'een schande'. Verder werden er stellingen ingenomen over uiteenlopende onderwerpen als het Stabilisatiefonds (niet beleggen in het buitenland), het Energieverdrag met Europa (niet ondertekenen) en de vlaktaks van 13 procent in de inkomstenbelasting (vervangen door een progressieve belastingheffing).
De Russisch-orthodoxe kerk onder de huidige kerkleiding is verstard, dogmatisch, autoritair, gezagsgetrouw, conservatief, antiwesters en isolationistisch. Individueel klinken er onder gelovigen en priesters wel eens geluiden om de kerk te hervormen en moderniseren.
Zo pleitte de Moskouse priester Aleksandr Borisov er onlangs voor om de kerk te moderniseren en daarbij te beginnen met interne kerkregels. Hij wil het Oud-Kerkslavisch als liturgische taal vervangen door modern Russisch, de Juliaanse kalender vervangen door de Gregoriaanse, zodat de kerk niet meer veertien dagen achterloopt, de kledingvoorschriften voor vrouwen bij kerkbezoek minder streng maken (ook in broek gekleed en zonder hoofdbedekking mogen vrouwen ook een kerk binnen) en zitbanken plaatsen.
'Wij hebben lange kerkdiensten en niet alleen oude mensen hebben gezondheidsklachten. Als je in een kerk bent moet je je in het gebed tot God kunnen concentreren en niet bezig zijn met je pijnlijke benen en voeten.' Aanpassing aan de moderne tijd kan tot uiting komen in ogenschijnlijk kleine veranderingen.