Nederlandse stimulans voor Russisch schoolbestuur

Nicole de Boer

Peter Karstanje (1947) is al twintig jaar directeur van de Nederlandse School voor Onderwijsmanagement, een interuniversitaire organisatie waar schoolleiders op alle niveaus (behalve primair onderwijs) worden opgeleid. Met het overdragen van zijn kennis heeft Karstanje naam gemaakt in tien landen, waaronder Rusland. Van de Universiteit van Blagoevgrad in Bulgarije ontving hij een eredoctoraat. Prospekt vroeg hem naar zijn ervaringen in het Russische onderwijs van toen en nu.

Hoe vul je een curriculum in als niet langer eenderde deel ervan besteed hoeft te worden aan ideologie? Hoe besteed je je geld op een school als de centrale overheid niet langer bepaalt waaraan? Hoe ga je om met buitengewoon slimme leerlingen? Hoe leid je een school als het opeens wemelt van de nieuwe mogelijkheden?

Met dergelijke vragen richtte de Russische minister van Onderwijs Edoeard Dneprov zich ruim vijftien jaar geleden tot zijn Nederlandse collega, Jo Ritzen. Die wilde wel geld steken in onderwijsprogramma's, zeker als deze werden aangevuld met Europees geld. Bureau Cross werd in het leven geroepen om de onderwijssamenwerking tussen Nederland en Rusland te coördineren.

Cross benaderde Peter Karstanje in 1993 met het verzoek een project voor onderwijsmanagers te leiden. Karstanje werd gevraagd om in Moskou Russen te trainen die schoolhoofden uit het hele land konden opleiden en bijscholen. Bovendien moest hij met zijn Russische collega Konstantin Oesjakov een handboek ontwikkelen, dat bij de trainingen gebruikt kon worden.

Na het afronden van dit project vijf jaar later werd Karstanje opnieuw gevraagd voor een onderwijsmanagementproject in Rusland, ditmaal in de regio's Novgorod en Pskov. Het programma richtte zich op alle bestuursniveaus: ministerie, regio en school.

Karstanje: 'In 1994 waren de Russen op zoek naar modernisering van hun managementprogramma's. Ze hadden ze wel, maar wilden ze verbeteren. Ze zochten internationale contacten. Er was een enorme honger naar kennis, die ze uit verschillende landen haalden.

Toen kwamen wij Nederlanders een training geven. Men verwachtte van mij een college. Maar zo werk ik niet. Ik ga uit van hun werksituatie, licht wat begrippen toe en nodig de deelnemers uit erover te praten. Ook wil ik graag dat men trefwoorden bedenkt, groepeert en op een flip-over plakt.

Oesjakov, de Russische projectleider, kwam naar mij toe en zei: "Dat kun je de mensen niet aandoen, ze verwachten een theoretisch college van je." Ik heb het toch geprobeerd. Ik wilde de Russische schoolhoofden stimuleren hun eigen weg te vinden.

In het begin was het nog zo dat de mannelijke deelnemers de vrouwen dicteerden wat ze moesten opschrijven en waar ze het moesten opplakken, maar dat veranderde al gauw. Toen mijn collega Ria van Hoewijk van Interstudie uit Arnhem na twee dagen vroeg naar het verschil met de gebruikelijke benadering, zeiden ze dat ze nu echt iets aan de cursus hadden voor de verbetering van hun eigen praktijk. Toen raakte ook de Russische projectleider enthousiast.

Ik vond het zwaar, ik wilde mijn benadering niet opdringen, maar laten ervaren. Toen dat lukte, beschouwde ik het als een overwinning. Oesjakov werkt nog steeds op diezelfde wijze. Dat heb ik gezien, want ik heb hem ook ingezet als trainer in Novgorod.

Russen pikken uit een gesprek of bezoek heel snel op wat ze zouden kunnen gebruiken. Binnen een project zijn ze altijd op zoek naar wat aansluit bij hun eigen behoefte, het moet echt betekenis voor ze hebben.

Zo is een heel concreet project ontstaan voor de regio's Novgorod en Pskov. Onderwijsmanagement alleen was een te breed begrip. We hebben het op verzoek van de Russische projectleiders toegespitst op het beroepsonderwijs. Enerzijds op het verbeteren op schoolniveau van de relatie tussen het beroepsonderwijs en de arbeidsmarkt, en van de beroepsoriëntatie voor leerlingen. Anderzijds op het begeleiden van bestuurders en schooldirecteuren bij die veranderingen en verbeteringen.

De medewerkers uit de regio Pskov waren daarbij wat behoudender, zij voelen zich wat afhankelijker van het Ministerie van Onderwijs. De deelnemers uit Novgorod waren veel vooruitstrevender. Zij hebben er ook meer uit gehaald. Ze hebben heel goed geleerd projectmatig te werken en doelen te stellen. Het waren met name de ambtenaren die alert waren. Zij geven nu de trainingen en feedback, waarvoor ze een eigen opzet hebben gemaakt. Het handboek Professionele begeleiding van leerlingen is tot stand gekomen, en er zijn trainingshandboeken gemaakt.

We hebben nog andere concrete resultaten behaald. Zo is er nu betere leerlingbegeleiding. Hoe moet iemand z'n keus voor een vervolgopleiding maken? Niet alleen door naar zijn ouders te luisteren. Naast natuurlijk snuffelstages aanbieden en goede voorlichting geven, moet hij of zij ook leren naar zichzelf te kijken.

Ook hebben we gewerkt aan het inventariseren van de behoefte op de arbeidsmarkt. Sommige afdelingen binnen scholen zijn verdwenen omdat er geen vraag meer bleek te zijn naar het betreffende beroep. Het project is afgesloten, maar het zoeken naar factoren die de ingebruikname van de verschillende resultaten - ook in andere regio's - bevorderen, gaat nog door.

We hebben nog een ander project in Novgorod gedraaid, dat was aangevraagd door de vorige minister van Onderwijs, Vladimir Filippov. De centrale vraag was: hoe kunnen maatschappelijke organisaties als vakbonden, politie en jeugdzorg betrokken worden bij het ontwikkelen van onderwijsbeleid? We werden gevraagd om daarover aanbevelingen te doen aan bestuurders op federaal en regionaal niveau.

Al snel kwam er in Rusland een nieuwe regering. Dat was in 2004. Vanuit het Ministerie van Onderwijs ondervonden we toen weinig support. Naarmate het project vorderde werd duidelijk dat er eigenlijk geen behoefte was aan het project. De Russische projectleider was opeens wethouder af. Ik had zelf een werkbezoek voor de Russen georganiseerd. Die rondreis langs Nederlandse onderwijsinstellingen werd kort tevoren opeens afgezegd. Ik moest dertig bezoeken afbellen. Toen heb ik een tijd helemaal niets gedaan voor het project.

Het fijne weet ik er niet van, maar je vraagt je toch af of dit te maken heeft met een veranderend politiek klimaat. Ngo's liggen momenteel toch ook onder vuur?

Later kwam er gelukkig weer schot in. Het werkbezoek ging alsnog door. Ook al kregen we twee dagen van tevoren een afzegging van de deelnemer van het Ministerie van Onderwijs. We hebben met een groep Russische hoogleraren een boek erover gepubliceerd. De voorzitter van de onderwijscommissie van de Doema bleek wel geïnteresseerd. Naast het boek komt er nog een aantal artikelen over dit onderwerp in Russische onderwijstijdschriften.

Ik denk dat de onderwijsprogramma's in Rusland, die overigens in het verleden ook goed waren, wel veranderd zijn. Vroeger werd van bovenaf bepaald wat er moest gebeuren. Nu zijn de mensen zelf betrokken bij de veranderingen. Wij hebben ze daar in de Cross-projecten de instrumenten voor gegeven.

Ik denk dat het goed gaat in het Russische onderwijs. Het ontwikkelt zich en men staat nog steeds open voor vernieuwing. Wat mij altijd treft is de enorme liefde voor het onderwijs. Russische leraren en managers leven er helemaal voor.'

Omhoog
Terug naar archief