Stil vertrek van sovjetcollectioneur

Margreet Strijbosch

Bijna net zo abrupt als de Russische Revolutie in 1917 een einde maakte aan collectievorming à la Morozov en Sjtsjoekin, zo zette het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991 een punt achter het bestaan van de stille sovjetverzamelaar. Anno 2008 kent Rusland een nieuwe type collectioneur. Met doorgaans veel geld en weinig kennis.

Ze staan er nog steeds bij honderden in de grote Russische steden. De vervallen, stoffig stinkende sovjetflats. Een houten deur aan de buitenkant, een metalen binnendeur die met en zonder code opengaat. Dan heb je de keuze tussen een scheve betonnen trap of een gammele lift.

Je belt aan. Je hoort iemand op pantoffels naar de deur sloffen, hij of zij begluurt je door een spionnetje, om dan te roepen: Kto tam? Wie is daar? Bij een geruststellend antwoord worden de sleutels knersend in de sloten omgedraaid. Dubbele deuren gaan open. Het eerste wat je ziet is het verveloze parket in visgraatmotief, hout dat de decennia, zij het zonder glans, toch maar mooi heeft doorstaan.

In dit soort appartementen bezocht ik begin jaren negentig een tiental Russische collectioneurs. Sovjetcollectioneurs, eigenlijk. Ze vormden een bijzonder soort verzamelaars, deze 'arme miljonairs'. De scheve muren van hun appartementjes waren behangen met schilderijen. Alle muren hingen vol. En niet met zomaar schilderijen. De hele Russische avantgarde uit het begin van de twintigste eeuw, oude Hollandse meesters, Japanse prenten, Beiers porselein... De stille sovjetcollectioneurs hadden onder het socialisme een deel van de functie van de musea overgenomen.

Zij waardeerden en bewaarden de kunst die door de overheid als 'waardeloos' dan wel 'verboden' was bestempeld. Rond 1990 durfden zij hun schatten eindelijk aan de buitenwereld te tonen. Maar er iets aan verdienen konden ze nog niet. In eigen land was er nog geen geld of belangstelling voor. Uitvoer naar het buitenland mocht niet. Wel werden ze af en toe beroofd. Soms ook vermoord.

Van die tientallen collectioneurs, meest leden van de sovjetintelligentsia, is nu nog een enkeling over. Het merendeel is overleden of alsnog naar het buitenland vertrokken. De verzamelingen zijn vaak uit elkaar gevallen.

Een van de weinigen die zijn leven op oude voet heeft voortgezet is de 72-jarige Vladimir uit Sint Petersburg. Hij is oud en ziek, maar de muren van zijn appartement hangen nog net zo vol als zestien jaar geleden. Altman, Falk, Petrov Vodkin, Kustodiev, Jakovlev, Masjkov, Serebrjakova. Met zijn allen vullen deze en talloze andere kunstenaars uit het begin van de twintigste eeuw de muren van het driekamerappartement.

Gezeten voor een portret dat de schilder Vladimir Lebedev nog van hem als tiener maakte, vertelt de oude man over het lot van zijn medeverzamelaars. Van de gebroeders Rzjevski is er nog maar één over; de ander heeft de collectie geschonken aan het Russisch Museum. Professor Ram deed hetzelfde, maar zijn verzameling ging naar het museum voor privécollecties bij het Moskouse Poesjkinmuseum. De zoon van de Tsjoednovski's heeft de verzameling van zijn ouders verkocht op veilingen in Moskou. Ezrak, de enige arbeider onder de verzamelaars van toen en dol op 'ondeugende' porseleinen beeldjes, is eveneens overleden.

Niet één van de 'arme miljonairs' is erin geslaagd zijn collectie onder te brengen in een eigen museum. Vladimir: 'Dat zou dan al iemand moeten zijn die zowel onder het communisme als onder het kapitalisme succesvol kon opereren.' Vladimir kent dergelijke mensen niet.

Slechts een van de collectioneurs van toen is erin geslaagd de transformatie van het ene naar het andere systeem goed te doorstaan: Valeri Doedakov. Vladimir: 'Hij bezat toen al een schitterende verzameling, met onder meer werk van Malevitsj. Nu heeft hij in Moskou een veilinghuis. Doe hem maar de groeten.'

Vladimir heeft weinig woorden over voor de Russische collectioneurs van nu, de nieuwe rijken. 'Zij hebben geen verstand van kunst. Ze kopen socialistisch realisme. Porseleinen bustes van Lenin. Daar heb ik er ook nog een van staan.' Hij sloft naar een andere kamer en komt terug met een witporseleinen Vladimir Ilitsj. 'Ik heb hem bewaard ter herinnering aan mijn oom. Die was communist. Hij is in de oorlog overleden.'

Volgens Vladimir is inmiddels ook deze buste, ooit in massaproductie gefabriceerd, veel geld waard. 'Ook sotsrealisme is nu kostbaar. Die voorwerpen herinneren aan een rijk dat maar tachtig jaar heeft bestaan. Dat is een oogwenk in de geschiedenis. Een oogwenk met grote maatschappelijke gevolgen.'

Vladimir herinnert zich een Engelse verzamelaar die een schilderij kocht met naakte vrouwen. 'Dat hangt nu in het Russisch Museum. Er staan twee vrouwen op die zich wassen in de banja. Dat schilderij had toen een bepaalde prijs.

Maar als je vandaag de dag dat schilderij de titel geeft "Kolchoznitsa wast zich na een zware werkdag", dan werkt dat prijsverhogend. Hoe meer zweet, hoe kostbaarder het schilderij. Bij sotsrealisme is vooral het onderwerp van de afbeelding belangrijk, niet de manier waarop.'

Vladimir weet niet wat er straks met zijn verzameling gaat gebeuren. Zijn kinderen hebben er geen belangstelling voor. 'Ze hebben geen geld nodig. En ik verkoop alleen als ik een operatie of medicijnen niet kan bekostigen.'

Een groot contrast met Vladimir vormen de huidige Russische collectioneurs. Zij verzamelen om te laten zien en gezien te worden. De ene na de andere galerie opent haar deuren, onder begeleiding van champagne en dames voor wie diamanten de beste vrienden zijn. In de tweede week van september werden in Moskou drie grote tentoonstellingen geopend.

Dé nieuwe galeriehouder van de week was Darja Zjoekova, vriendin van miljardair Roman Abramovitsj, die vooral bekendheid geniet vanwege zijn verzameling voetballers. Voor Darja's nieuwe galerie De Garage - in een voormalige autobusgarage, nog ontworpen door avantgarde-architect Melnikov - schafte Abramovitsj onlangs voor 119,9 miljoen dollar werken aan van Lucian Freud en Francis Bacon.

De Nederlands-Russische kunsthistorica Irina Simons, die de nieuwe rijken adviseert bij het aanleggen van hun collectie, noemt Darja 'een heel slimme meid'. 'Oligarchen willen geen modellen meer, maar interessante vrouwen, presentatrices, schrijfsters, vrouwen in de kunst. Ik denk dat Darja veel navolgers gaat krijgen. Ook al komt ze niet uit de kunstwereld, zij gaat een enorme impact hebben.'

Volgens Irina zijn er maar weinig moderne collectioneurs met verstand van kunst. 'Maar die komen er wel. Ze leren snel. Je ziet de laatste vijf jaar dat hun kennis toeneemt, collectioneurs worden serieuzer.'

Irina Simons werkt samen met een partner in Londen. 'Sinds 2001-2002 doe ik oude meesters. Ik probeer hier in Rusland voor een paar klanten een goede collectie op te bouwen.' Dat is geen simpele zaak. 'Er gebeurt veel op de markt. Ik zie opeens dat door de financiële crisis mensen naar mij toe komen. Kunst is altijd een goede belegging, zeker als de onroerendgoedprijzen dreigen in te zakken.'

Irina merkt weinig van belangstelling voor socialistisch realisme. En de kunst van de stille sovjetverzamelaars is vaak niet verhandelbaar. 'Daar zit veel trofeeënkunst bij. Die kan niet naar het buitenland.' Volgens haar is investeren in hedendaagse, conceptuele kunst, zowel westerse als Russische, de nieuwste trend.

'Maar men belegt ook graag in westerse oude meesters. Die waren driehonderd jaar geleden ook al populair. Toen zijn veel Russische collecties al opgebouwd. En Russen denken altijd aan tradities. Het bezit van westerse kunst verhoogt je status. Wel geld, maar geen status, dat kan niet. Je kunt goede Russische kunst in huis hebben, maar westerse kunst geeft altijd status.'

Het gevolg van het gebrek aan kennis en van het 'verzamelen met de oren, niet met het hart' is dat er ook veel vervalsingen verkocht worden, zegt Irina Simons. 'In Finland is een hele Russische kolonie actief om namaakwerken te produceren. Echte professionals zijn het. En het kost veel geld om de echtheid te laten onderzoeken.'

Maar het geld blijft rollen in Rusland. Bovendien stimuleert de Russische overheid haar burgers om Russische kunst weer naar het vaderland te halen. De Russische rijken geven hier gehoor aan. Al was het maar om bij de politiek in een goed blaadje te komen.

Zo keerde onlangs dankzij oligarch Viktor Vekselberg een belangrijk deel van de tsaristische collectie Fabergé-eieren weer terug naar de Russische moederschoot. En Vladimir Poetin opende persoonlijk de tentoonstelling van de kunstschatten van de vorig jaar overleden cellist Mstislav Rostropovitsj, die met zijn alle waren opgekocht door de steenrijke staalmagnaat Alisjer Oesmanov. Poetin noemde de aankoop een 'daad van patriottisme'.

Volgens Simons is het belangrijkste kenmerk van de nieuwe collectioneurs hun veranderde mentaliteit. Daar past de aankoop van kunst goed bij.

'Het imago van de Russische dronken agressieve beer is verleden tijd. Men is heer, men is beschaafd, er is sprake van een positieve agressie, die niet vernietigend maar juist goed voor de zaken is. Het ritme van het begin van de eenentwintigste eeuw is een Russisch ritme. Ik kan daar goed mee overweg.'

*Met dank aan Natalija Konstantinova en Voyage & Culture.
*Om privacyredenen wordt verzamelaar Vladimir alleen met zijn voornaam vermeld.

Omhoog
Terug naar archief