Hete bonen uit Abchazië
Nina Brugman
In een oude Abchazische legende roept God op een dag de afgezanten van alle volkeren ter wereld bij elkaar om de aarde onder hen te verdelen. De afgevaardigde van Abchazië komt te laat. Er was niets meer voor hem over, behalve zeeën en woestijnen. God vraagt hem waarom hij te laat kwam. De Abchaziër antwoordt dat hij een gast op bezoek had en dus niet eerder kón komen. God vindt dit zo mooi dat hij de Abchaziërs een paradijselijk hoekje van de aarde schenkt, dat hij eigenlijk voor zichzelf had willen bewaren.
In Abchazië zijn landbouw en veeteelt van oudsher de middelen van bestaan. Groente, fruit, druiven, walnoten, maïs en maïsmeel, bonen, meloenen, honing: alles is volop aanwezig in het dagelijkse menu van de Abchaziërs. In vergelijking met de andere Kaukasische keukens, waar (vrij vette) vleesgerechten populair zijn, gebruiken Abchaziërs veel meer plantaardige producten.
Daarbij zijn Abchazische gerechten erg scherp vanwege het veelvuldige gebruik van rode peper en de zogeheten adzjika, een rode peperpasta met knoflook, soms walnoten, kruiden en zout. Vandaag maken we een Abchazisch voorgerecht met de moeilijke naam akoedejlyrsjsjwa, wat 'bonen met walnoten' betekent.
Ingrediënten (voor 4 personen):
Bereiding:
Bonen wassen en minstens acht uur weken. Dan aan de kook brengen, het kookwater weggieten, de bonen weer in koud water doen en gaar koken. U kunt een snufje zout toevoegen zodat de bonen heel blijven. Bonen afgieten, daarbij 2-3 eetlepels kookvocht bewaren. (Als u weinig tijd hebt, kunt u kant-en-klare bonen in blik nemen.)
Adzjika, walnoten, 2-3 eetlepels kookvocht, dun gesneden ui (bewaar enkele uiringen voor de garnering), kruiden, zout, azijn of granaatappelsap door elkaar mengen. Schep dit mengsel voorzichtig door de bonen. Leg het op een bord, begiet het met wat walnotenolie en decoreer alles met uiringen en eventueel granaatappelpitten.
Om een echte Abchazische adzjika te maken neemt u 250 g (Spaanse) rode pepers, 125 g gepelde knoflook, 125 g verse koriander, 10 g verse dille, 10 g verse marjolein, ¼ glas grof zout. Snij de pepers overlangs in kwarten, ontpit ze en week ze 45-60 min in een schaal met warm water. Maal het geheel in een vleesmolen (of iets dergelijks) tot een gladde homogene massa. Daarna het zout toevoegen. Bewaren in de koelkast in een luchtdichte pot.
Eet smakelijk!