René Does
Het referendum op 18 februari in Letland over de status van het Russisch als tweede taal van het land maakte veel emoties los. Bijna 70 procent van de stemgerechtigden kwam zijn mening geven. Met uitzondering van de eerste postcommunistische parlementsverkiezingen in 1993 kwamen er nog nooit zo veel inwoners van Letland naar de stembus. Ook niet tijdens het referendum over de toetreding van Letland tot de Europese Unie op 20 september 2003. De uitslag was van tevoren echter al bekend: het Russisch wordt niet na het Lets de tweede officiële taal van Letland.
Taal en taalpolitiek spelen een belangrijke rol in Letland, een kleine natie met 2,2 miljoen inwoners. Voor de etnisch Letten speelt taal een hoofdrol in het behoud van de nationale identiteit. Echter, 44 procent van de bevolking van postcommunistisch Letland is als gevolg van het sovjetverleden Russischtalig.
Foto: CIA World Factbook
De Russischtaligen willen van het Russisch na het Lets de tweede officiële staatstaal maken. De etnisch Letten willen het Lets als enige staatstaal houden. De Russen daarentegen betitelen het verbod op het officiële gebruik van het Russisch als 'discriminatie'. Kortom, taal en taalpolitiek blijven voorlopig gevoelige kwesties.
In Letland bestaat een 'taalpolitie' in de vorm van het Centrum voor de staatstaal, dat toezietop het gebruik van het Lets als enige staatstaal. In 2011 voerde het centrum 4.000 taalcontroles uit en bestrafte het duizend mensen voor het onrechtmatig gebruik van het Russisch. Zo werden Russischtalige voorlichting over kankerpreventie en Russischtalige informatie over sociale voorzieningen verboden.
Het initiatief voor het referendum kwam van de Russischtalige gemeenschap in Letland, in casu de maatschappelijke organisatie Moedertaal en de journalist Vladimir Linderman. Voor dit doel verzamelden zij 180.000 handtekeningen, meer dan de hiervoor noodzakelijke 150.000 handtekeningen, waardoor het Constitutioneel Hof van Letland het referendum wel moest goedkeuren. Het Russische initiatief was een reactie op een actie om scholen die in een 'niet-staatstaal' les geven, te sluiten.
Het referendum werd gesteund door de sociaal-democratische 'Russische' partijencoalitie Harmonie van de Russische burgemeester van Riga, Nils Usakovs (Nil Oesjakov in het Russisch). Harmonie was bij de parlementsverkiezingen van 17 september 2011 de grootste partij, maar werd door de rechtse Letse partijen uit de regering gehouden. Usakovs verklaarde: 'Dit referendum is niet het probleem. Het echte probleem is twintig jaar nationaliteitenbeleid in Letland .'
De Letse politieke leiders president Andris Berzins, premier Valdis Dombrovskis en parlementsvoorzitter Solvita Ãboltina riepen de bevolking op om in het referendum tegen te stemmen. Volgens Dombrovskis was het referendum geïnitieerd door 'marginalen' en 'diende het in geen enkel opzicht de versterking van de samenleving'.
De 'marginalen', de Russischtaligen, maken meer dan 40 procent van de totale Letse bevolking uit. Dit zijn alle niet-Letse etnische gemeenschappen bij elkaar. Etnische Russen maken bijna 30 procent van de bevolking van Letland uit. Van de 'marginalen' zijn ruim 300.000 zogenoemde 'niet-staatsburgers' die niet in aanmerking komen voor het Letse staatsburgerschap, omdat ze bijvoorbeeld de Letse taal niet goed genoeg kennen. Juridisch is hun status te vergelijken met burgers met een verblijfsvergunning. In Letland hebben zij geen stemrecht, ook niet in referenda, en mogen ze geen ambtelijke functies uitoefenen.
Bijna 70 procent van de 1,5 miljoen stemgerechtigden in Letland kwam tijdens het taalreferendum naar de stembus (1.099.000 daadwerkelijke stemmers). Er stemden 821.700 kiezers, ofwel 75 procent, tegen de status van het Russisch als tweede officiële taal en 273.400 voor.
Cijfermatig leden de Russischtaligen dus een flinke nederlaag, maar het ging hen niet om de winst. De initiatiefnemers wisten van tevoren dat zij kansloos waren, zelfs als alle 'niet-burgers' ook mee hadden gedaan. Voor het doorvoeren van de noodzakelijke grondwetswijziging was een meerderheid van alle kiesgerechtigden vereist en dat zou nooit gehaald worden.
Hun doel was het taalprobleem op de nationale en internationale politieke agenda te krijgen, en dat is zeker gelukt. Volgens het Russische Ministerie van Buitenlandse Zaken getuigde de hoge opkomst onder de inwoners van Letland 'zichtbaar van hun onenigheid met de koers van de opbouw van een mono-etnische samenleving'.
De Russischtalige bevolking van Letland hoopt op een pragmatischer houding van de Letse regering in de toekomst. In de dagelijkse praktijk is dit vaak ook wel het geval. De reden hiervan is de sectorale en regionale scheiding tussen de Letstalige en Russischtalige gemeenschappen van het land. Vanwege de eis dat ambtenaren Lets moeten kennen, zijn de Russen in de handel en de dienstverlening sterk overheersend. Ook voor etnische Letten is het bij een bezoek aan de kapper gunstig voor hun kapsel als zij een woordje Russisch spreken.
Verder wonen de Russischtaligen vooral in de hoofdstad Riga en in de oostelijke industriële regio Latgalië, met als hoofdstad de 'Russische' stad Daugavpils. In Riga stemde bijna 40 procent van de kiezers voor het Russisch als tweede officiële taal en in Daugavpils 85 procent. Onder Russen gaan stemmen op om het Russisch in deze regio's de status van 'regionale taal' te geven.
Critici van het strenge nationaliteitenbeleid van de Letse regering stellen dat Letland, dat kampt met zeer sterke vergrijzing van de bevolking en omvangrijke uittocht van jongeren naar het buitenland, vanuit demografische overwegingen sowieso blij moet zijn met alle inwonens, ook de Russen.