Huligán eet szendvics

László Marácz

'Oosteuropese naties leven in hun taal.' Dat geldt zeker voor de Hongaren en het Hongaars, gezien de vrijwel geďsoleerde status van deze taal onder de Europese talen.

Op initiatief van de Europese Commissie en de Raad van Europa was 2001 het Europees Jaar van de Talen. Er werd aandacht gevraagd voor regionale, minderheids-, migranten- en gebarentalen, alsook voor officiële Europese en nationale talen.

Op het gebied van taal zien de Oost-Europese naties zich voor andere uitdagingen gesteld dan de lidstaten van de Europese Unie. Sinds 1989 hebben de Oost-Europese talen te maken met een massale instroom van vreemde woorden uit met name het Engels. Vandaar dat de opmerking van eurocommissaris voor Cultuur Viviane Reding over een van de basisideeën achter het Europees Jaar van de Talen in Oost-Europa met instemming zal zijn begroet: 'Het Europees Jaar bestrijkt alle talen die in Europa worden gesproken. Elke taal vormt een hoeksteen van het Europese erfgoed en zal dat in de toekomst ook blijven'.

Niet alleen het aantal - vooral kleine - staten neemt fors toe bij de uitbreiding van de Europese Unie met Oost-Europa, maar ook het aantal kleine talen en talen van minderheden die slechts door een paar miljoen mensen of nog minder gesproken worden. De kandidaat-leden van de EU zijn van mening dat hun taal tot de officiële talen van Europa moet gaan behoren en zullen zich in Brussel tijdens de toetredingsonderhandelingen hiervoor sterk maken. Deze bijdrage gaat over de invloed van vreemde talen op het Hongaars.

Hunglish
De houding ten opzichte van de eigen nationale taal is in Oost-Europa voor een groot deel bepaald door de geschiedenis. Taal in Oost-Europa vervult niet alleen pragmatisch-communicatieve, maar ook politieke functies. Taal is het belangrijkste voertuig van het nationalisme in Oost-Europa.

In het westen van Europa, zoals in Frankrijk en Nederland, werd eerst de natie gevormd en vervolgens werd er een taal gekozen die als bestuurs- en communicatietaal dienst deed. In het oostelijk deel van Europa verliep dit proces andersom.

Vandaar dat de voorvechters van het moderne nationalisme in Oost-Europa in de negentiende eeuw vooral taal- en letterkundigen waren, zoals de Tsjechische historicus Jan Palacky, de Hongaarse taalkundige Ferenc Kazinczy, de Slowaakse dichter Ludovik Stur en de Servische taalkundige Vuk Karadzic. Zij definieerden de natie in de continentale multinationale rijken zoals het Habsburgse Rijk op basis van gemeenschappelijke taalkenmerken.

Pas in het begin van de twintigste eeuw, na het uiteenvallen van de multinationale rijken, werden de taalnaties van Oost-Europa de bouwstenen van politieke naties. De verweving van staat, natie en taal wordt tot op heden in Oost-Europa gekoesterd en heeft na de val van het communisme wederom aan kracht gewonnen.

Onder invloed van de mondialisering is de invloed van het Engels in de media, het bedrijfsleven en de jongerencultuur in Oost-Europa, om maar eens een paar domeinen te noemen, enorm toegenomen. Géza Balázs, die moderne Hongaars taal doceert aan de ELTE Universiteit van Boedapest en een populair taalprogramma heeft op de Hongaarse satellietzender Donau TV, spreekt in dit verband zelfs van 'Hunglish', een mengtaal van Hongaars en Engels, en refereert hierbij aan woorden als baby-sitter, bojkott, huligán en szendvics.

Dat de opmars van het Engels en in mindere mate van het Frans en Duits niet te stuiten is, blijkt uit de eurobarometer-enquęte, die door de Europese Commissie in alle lidstaten is uitgevoerd in de periode van 6 tot 23 december 2000. Deze enquęte omvatte een representatieve steekproef van 16.078 personen die hun meningen en ervaringen over taalbeheersing hebben weergegeven. De enquęte geeft aan dat de eerst gekende vreemde taal onder de inwoners van de EU als volgt is: Engels (41% van de niet-Engelstalige Europeanen gebruikt het); Frans (19%); Duits (10%); Spaans (7%) en Italiaans (3%). Het zijn mede de resultaten van dergelijke enquętes die in Oost-Europa de reactie oproepen om de eigen taal via wetgeving te beschermen.

Maatschappelijk debat
In Hongarije woedt de laatste jaren een maatschappelijk debat over de invloed van de grote Europese talen op het Hongaars. Er werd een brede maatschappelijke discussie gevoerd onder leiding van de historicus Ferenc Glatz, tevens voorzitter van de Hongaarse Academie van Wetenschappen. Deze ging over de noodzaak van een taalwet die het gebruik van vreemde woorden aan banden moest leggen, bijvoorbeeld in het straatbeeld, bij het gebruik van namen van bedrijven, in advertenties en in het gewone taalgebruik.

Verschillende kampen stonden in dit debat tegenover elkaar. Uitgesproken tegenstanders van een wet die de Hongaarse taal moest beschermen waren academici met een Angelsaksische oriëntatie, zoals taalkundigen die Engels doceren aan Hongaarse universiteiten of die beďnvloed worden door Amerikaanse taalkundige stromingen zoals de generatieve grammatica van Noam Chomsky. De invloed van het Engels op het Hongaars is onvermijdelijk en de Engelse vreemde woorden zouden zich met de tijd toch wel aanpassen aan het Hongaarse klanksysteem, redeneerde men. Verder is taal een middel van communicatie en geen politiek symbool. Ook beschouwen zij de wens om het Hongaars te beschermen tegen invloeden van het Engels als uitingen van een antiwesterse houding.

Voorstanders van een taalwet zijn met name te vinden in de kringen van taalverzorgers en taalpuristen, die in het afgelopen decennium met lede ogen aanzagen dat veel Engelse woorden in het Hongaars in gebruik raakten. Zij beschouwen dit - geheel in de traditie van 'de natie leeft in haar taal' - als een aanval op de Hongaarse identiteit.

Een voorvechtster van de zaak van de Hongaarse taal is de hoogbejaarde psychologe Angela Molnos, die een woordenboekje heeft geschreven, Magyarító könyvecske (Boekje voor verhongarisering), waarin zij voor vreemde woorden, met name Engelse woorden, Hongaarse equivalenten heeft bedacht. Het woord globalizáció, 'globalisering', wordt door haar vertaald met világegyesítés, 'wereldeenwording', of világgyarmatosítás, 'wereldkolonialisering'.

Volgens Balázs is het probleem van dergelijke vertalingen met behulp van 'puur' Hongaarse woorden dat geen van de Hongaarse equivalenten de inhoud van het Engelse woord echt goed dekt. 'Een wezenlijk bestandsdeel van de betekenis van globalisering is namelijk dat het proces voortsnelt met behulp van wereldwijde technische hulpmiddelen als internet en de mobiele telefoon. Dat komt in de Hongaarse equivalenten niet tot uitdrukking.'

Balázs bepleit een meer pragmatische houding in de kwestie van de vreemde woorden: 'Indien er voor vreemde woorden gangbare Hongaarse equivalenten zijn, dan kunnen die gebruikt worden, zoals számítógép, rekenmachine, voor computer en nyomtató, drukker, voor printer; indien een Hongaarse tegenhanger de lading niet dekt, zoals de vertalingen voor het woord globalisering, dan is het beter om het vreemde woord over te nemen. De aanpassing van het vreemde woord aan het Hongaarse klanksysteem komt dan met de tijd vanzelf.'

Uiteindelijk kwam de stuurgroep van Glatz tot de conclusie dat er geen taalwet moest komen omdat dat te veel associaties met het oude communistische regime zou oproepen, dat immers voorschreef hoe taal gebruikt moest worden. Het gebruik van taal moet in principe overgelaten worden aan het individu, maar er bestaat wel een maatschappelijke verantwoordelijkheid voor een goed gebruik van het Hongaars.

Ondanks het advies van de commissie Glatz heeft het Hongaarse parlement recentelijk toch een taalwet aangenomen. Deze wet doet enigszins recht aan de verschillende posities in het debat over de Hongaarse taalwet. Per 1 januari 2003 moeten alle advertentieteksten, namen van bedrijven en andere opvallende vreemdtalige opschriften en teksten vergezeld gaan van een vertaling in het Hongaars.

Omhoog
Terug naar archief