René Does
Russen zijn wel wat gewend op het gebied van criminaliteit, maar wat er in de avond van 5 november 2010 in het Zuid-Russische dorp Koesjtsjevskaja gebeurde deed een golf van ontzetting door het land stromen. Hier werden in een huis de lijken van twaalf mensen gevonden, onder wie drie kinderen en een baby, die op gruwelijke wijze waren vermoord. Het gebeurde leverde een crisisachtige eindejaarsstemming en het stellen van confronterende vragen op. Waarom kon zo'n moordpartij plaatsvinden? En is 'Koesjtsjovskaja' een anomalie of een diagnose van iets ergers in Rusland?
De twaalf lijken waren van de gezinsleden en enkele bezoekende buren van de zelfstandige boer (fermer) Server Achmetov, een lid van de Tataarse gemeenschap van Koesjtsjovskaja. Op de avond van de vijfde november zouden misschien wel twintig jonge mannen het huis zijn binnengedrongen. Twee mogelijke versies van het motief van de moordpartij doen de ronde: weigering door Achmetov tegemoet te komen aan tegen hem gerichte afpersingspraktijken of bloedwraak.
Landbouwbedrijf
Koesjtsjovskaja is een stanitsa (kozakkennederzetting) in de provincie Krasnodar. De provincie maakt onderdeel uit van de Koeban, de zeer vruchtbare landbouwregio met een ideale combinatie van zwarte aarde en klimatologische omstandigheden. Het 'dorp' met zijn 35.000 inwoners en de omgeving maken een welvarende indruk door de inkomsten uit de landbouw. Koesjtsjovskja blijkt echter al ruim tien jaar te zuchten onder een lokaal crimineel schrikbewind door de Tsapok-clan.
Op het einde van de jaren negentig richtte de familie Tsapok, moeder Nadezjda en de zonen Nikolaj en Sergej, twee ondernemingen op: het landbouwbedrijf Arteks-agro en de bewakingsfirma Centurion. Door middel van afpersing en geweld werden plaatselijke boeren onteigend. Met behulp van landbouwsubsidies van de staat werd Arteks-agro uitgebouwd tot een florerend bedrijf.
In een tot sportzaal omgebouwde varkensstal werden plaatselijke stierennekken opgeleid tot toegewijde medewerkers van Centurion. Hierdoor kon de Tsapok-bende permanent rekenen op tussen de 50 en 70 loopjongens en een crimineel schrikbewind in Koesjtsjovskaja en omgeving ontwikkelen.
Moeder Nadezjda werd directrice van het landbouwbedrijf. Nikolaj werd vice-directeur en directeur van Centurion, maar werd in 2002 vermoord. Hierop nam Sergej het van Nikolaj over. Sergej werd volksafgevaardigde in de plaatselijke dorpsraad en promoveerde als socioloog op het proefschrift De sociaal-culturele bijzonderheden van de levenswijze en waarden van de hedendaagse dorpsbewoner.
Volgens de Tsapoks zat de familie van Server Achmetov, die 200 hectare land bezit, achter de moord op Nikolaj. De Tataarse gemeenschap durfde en lukte het de druk van de Tsapok-bende te weerstaan. De moordpartij vond plaats op dezelfde dag als de dag waarop Nikolaj in 2002 werd vermoord: 5 november.
Afpersing
Het schrikbewind van de Tsapoks ging zo ver dat studenten van de twee plaatselijke hoger onderwijsinstellingen, buspassagiers die het dorp passeerden en soldaten van een plaatselijk militair regiment werden afgeperst. Tegen jonge vrouwen in Koesjtsjovskaja vond veel seksueel geweld plaats. Er zouden sinds 2000 ruim 200 verkrachtingen hebben plaatsgevonden. Vrouwen gingen in het donker niet meer de deur uit en veel studentes van de twee hoger onderwijsopleidingen vluchtten weg uit Koesjtsjovskaja.
De plaatselijke politie en justitiële organen stonden door omkoping en bedreiging ook onder controle van de Tsapok-clan. Zo bleven minstens vier moorden op dorpelingen die weigerden aan de bende toe te geven onopgelost. De plaatselijke politie wordt volledig gewantrouwd door de burgers. Het enige waarvoor de ingezetenen van Koesjtsjovskaja naar het politiebureau durven te komen, is een verklaring van diefstal voor de verzekering als een auto is gestolen.
Koesjtsjovskaja zou onder het schrikbewind zijn blijven zuchten als de Tsapok-bende met de twaalfvoudige moord op 5 november zijn hand niet zou hebben overspeeld. Want de familie kon ook op noodzakelijke steun onder de plaatselijke bevolking rekenen, omdat ze goede salarissen betaalde aan de werknemers van Arteks-agro (500 euro per maand) en een bepaalde - hoewel criminele - vorm van maatschappelijke orde garandeerde.
Slavernij
Door de landelijke afschuw over de gebeurtenissen werd Koesjtsjovskaja in de weken na de moordpartij overspoeld door landelijke rechercheurs en justitie-officieren, die door de regering in Moskou naar de rampgemeente werden gestuurd. Uit hun onderzoeken bleek dat niet de familie Achmetov verantwoordelijk was voor de moord op Nikolaj Tsapok in 2002, maar Vadim Palkin, de zoon van het voormalig hoofd van het bestuur van het district Koesjtsjovskaja, die 'persoonlijke redenen' aanvoerde.
Moeder Nadezjda en de hoofden van de plaatselijke politie en justitie werden snel gearresteerd. Zoon Nikolaj, de 'Don Carleone van Koesjtsjovskaja', is waarschijnlijk naar het buitenland gevlucht. Naast een kasteelachtige woning in Rostov bezat de familie Tsapok twee buitenlandse villa's, in Spanje en Italië. Sergej Tsapok wordt in het onderzoek beschouwd als de 'besteller' van de moorden en bendeleider Sergej Tsepovjaz als de uitvoerder van de moordpartij.
Na haar arrestatie werd Nadezjda Tsapok ook nog in beschuldiging gesteld van slavernij. Twee Oekraïense vrouwen uit een groep van twaalf Oekraïense seizoenarbeiders, die in april bij Arteks-agro in dienst werden genomen, dienden hiertoe een aanklacht in. De twaalf zouden, ontdaan van hun identiteitspapieren, in een barak op het terrein van het landbouwbedrijf gevangen zijn gehouden en onder bedreiging van geweld dwangarbeid hebben moeten verrichten.
Ook journalisten van de landelijke media uit Moskou trokken naar Koesjtsjovskaja. Zij merkten dat de angst onder de plaatselijke bevolking er diep inzat. Zelfs na de arrestaties durfde niemand uit Koesjtsjovskaja de journalisten te woord te staan. Hun verontschuldiging: 'Wij moeten hier nog leven.'
Omerta
De gouverneur van de provincie Krasnodar, Aleksandr Tkatsjov, verklaarde na de onthulling van de moordpartij in Koesjtsjovskaja: 'Deze misdaad had overal in de provincie en het land kunnen plaatsvinden. Helaas komen zulke bendes, groeperingen en criminele activiteiten in meer of mindere mate overal voor. En de wethandhavende organen en ambtenaren van allerlei slag ondersteunen ze.' Tkatsjov sprak deze woorden met de bedoeling het blazoen van hemzelf en zijn provincie weer wat op te schonen, maar leverde - waarschijnlijk onbedoeld - gelijktijdig een sombere diagnose van het openbaar bestuur en het politionele en justitiële systeem van Rusland.
Want waarschijnlijk overdrijft Tkatsjov niet. Na 'Koesjtsjovskaja' stelden onderzoeksjournalisten van de landelijke media dat er in Rusland vele tientallen van zulke 'criminele enclaves' als in het Zuid-Russische dorp moeten bestaan.
In een artikel onder de titel 'Koesjtsjovskaja Rusland' analyseerde verslaggever Grigori Sanin van het weekblad Itogi waarom in kleine steden en dorpen zoals Koesjtsjovskaja de criminele wetteloosheid zo is in ingegroeid. Een lang citaat:
'De zaak is dat de georganiseerde criminaliteit zich in de regio's anders heeft ontwikkeld dan in de grote steden. In Moskou en Sint Petersburg ondervinden bandieten meer of minder weerstand van de politie-eenheden tegen georganiseerde criminaliteit, en zij roeien ook elkaar uit in de strijd voor de lekkerste stukjes eigendom.
In de provincie is alles simpeler en patriarchaler. In kleine steden leven bandieten en zij die hen moeten bestrijden vaak, zoals dat heet, bij elkaar achter de heg. Ze maken samen zelfgestookte drank, komen elkaar tegen op bruiloften en worden schoonvaders en peetvaders. Zoals de professionele bestrijder van de georganiseerde criminaliteit Igor N. mij vertelde: "Als gevolg van patriarchale gewoonten is het voor agenten eenvoudiger niet te strijden tegen bandieten, maar het met hen op een akkoord te gooien: jullie veroorzaken geen open wanorde en wij laten jullie met rust. Voor een kleine bijdrage natuurlijk. Als gevolg hiervan hebben de smerissen zelf niet in de gaten dat zij onder invloed van de broeders staan."
Maar dit is nog maar de helft van het verhaal. De semicriminele rust heeft in de provincie een Siciliaans waardenstelsel doen ontstaan: de toewijding aan een clan, onderdanigheid aan een don, achterdocht jegens de legale machtsorganen, de behoefte aan alternatieve rechtspraak en de omerta.'
Kristalstad
In de Russische media werden door de gebeurtenissen in Koesjtsjovskaja recente vergelijkbare voorvallen opgerakeld. Zo werden in 2007 in een dorpje bij de Oeral-stad Nizjni Tagil de stoffelijke resten van vijftien meisjes en jonge vrouwen in de leeftijd van 13 tot 25 jaar opgegraven. Zij waren in de handen van een prostitutienetwerk gevallen.
In de nacht van 30 oktober, enkele dagen voor 'Koesjtsjovskaja', kwam in de stad Berezovsk van de provincie Sverdlovsk de leider van een criminele bende van veertig man in een treffen met de politie door eigen schuld om het leven. Hierop hielden de bendeleden een 'pogrom' in de stad, die alleen kon worden onderdrukt door snel de hulp in te roepen van troepen van de oproerpolitie OMON uit Jekaterinboerg.
En na Koesjtsjovskaja kwam ook nog Goes-Chroestalny. Goes-Chroestalny is een verlopen provinciestadje met 50.000 inwoners in de provincie Vladimir ten oosten van Moskou. Vroeger stond hier een grote fabriek van kristalwerk. Tegenwoordig is de fabriek in brokken opgedeeld en is Goes-Chroestalny alleen nog bekend van de plaatselijke glaswerk- en kristalmarkt, die handelaren en kopers uit heel de voormalige Sovjet-Unie trekt.
Aangemoedigd door de massale media-aandacht voor de gebeurtenissen in Koesjtsjovskaja durfden de plaatselijke glaswerk- en kristalhandelaren naar buiten te treden met de noodkreet dat ook zij en Goes-Chroestalny onder de druk van criminele bendes leven. Vooral de laatste tijd: sinds de zomer van 2010 waren 30 kramen en winkels in brand gestoken, vermoedelijk als gevolg van een onderlinge bendestrijd tussen bestaande bendes en uit gevangenschap vrijgelaten 'criminele autoriteiten'.
Ongeveer vijftig kristalhandelaren uit Goes-Chroestalny schreven eind november een gezamenlijke brief aan president Dmitri Medvedev en premier Vladimir Poetin: 'Onze stad, gelegen in het centrale deel van Rusland, gaat gebukt onder een ware terreur door criminele structuren. Alle misdaden zijn gericht tegen personen die zich bezighouden met ondernemersactiviteiten of die weigeren met de criminele wereld samen te werken. Vladimir Vladimirovitsj! Help ons!'