Jan Limbeek
Sinds eind 2016 werkten de OPEC en Rusland samen om de olieproductie te beperken teneinde de olieprijs op te stuwen. De samenwerking verliep voortvarend en de olieprijs is sindsdien grofweg verdubbeld. Waarom heeft Rusland dan de samenwerking beëindigd?
De OPEC wilde in februari 2020 een extra productievermindering doorvoeren omdat de olieprijs sterk onder druk stond vanwege de vraaguitval door de coronapandemie. Maar Rusland, een van de grootste olieproducenten ter wereld, wilde niet meer meewerken. Als gevolg daarvan begon ook Saudi-Arabië de oliekraan vol open te zetten. De productiebeperking die de OPEC en Rusland overeenkwamen, is voorbij.
Igor Setsjin. Foto: rosneft.com
Er zijn twee redenen dat Rusland de productie niet meer wil beperken:
Saudi-Arabië heeft in de periode zomer 2014 tot en met zomer 2016 ook al geprobeerd door middel van overvloedige productie en de resulterende lage olieprijs, de minder efficiënte producenten - in de eerste plaats Amerikaanse schalieolieproducenten - weg te concurreren. Toen lukte dat niet, want de Amerikanen beginnen gewoon weer te produceren zodra de prijs aantrekt. Waarom zou het nu dan wel lukken?
Mogelijk probeert Saudi-Arabië nu niet om de Amerikanen te breken, maar willen ze dit keer Rusland treffen vanwege het gebrek aan medewerking om de productie te beperken. Maar de reden voor Rusland om niet meer mee te werken is niet om te profiteren van productiebeperking van de OPEC zonder er zelf aan bij te dragen. Rusland wil niet zozeer een free rider zijn, maar wil voorkomen dat de Amerikanen voortdurend free riders zijn.
Bron: topoilnews.com
Bovendien is Rusland niet meer zo afhankelijk van olie-inkomsten als in het verleden of als andere landen. Al bij een olieprijs van 42 dollar per vat kan de begroting quitte spelen. (Voor Saudi-Arabië is dit 84 dollar.) Weliswaar is sinds 18 maart 2020 de olieprijs lager dan 25 dollar voor de Russische exportmix Ural en dus veel te laag voor een evenwichtige begroting, maar Rusland kan zich makkelijk redden met behulp van de deviezenreserve van 581 miljard dollar (stand 13 maart 2020).
Onderdeel van deze goud- en valutareserve is een spaarpotje van het Ministerie van Financiën: het Nationaal Welzijnsfonds van 123 miljard dollar (stand 1 maart 2020). Overigens was op 20 maart de deviezenreserve al 30 miljard dollar kleiner geworden.
De nevenstaande tabel laat zien hoe snel en diep de olieprijzen zonken. Op 6 maart 2020 was de olieprijs nog 48 dollar voor een vat Uralolie. Begin april was dit 30 dollar lager. Russische Uralolie daalde nog sneller in prijs dan de Brentstandaard.
De huidige situatie kent alleen verliezers. De grootsten zijn president Donald Trump en het klimaat. Uit milieuoverwegingen is de ruime productie van Rusland, Saudi-Arabië en de VS slecht nieuws, want de veel lagere olieprijs blokkeert de ontwikkeling van alternatieve energie en het zuinig omspringen met olie. En Trump staat in een verkiezingsjaar voor een onverwachte recessie, terwijl ook de olieproductie in elkaar stort vanwege de lage prijzen.
Volgens de Amerikaanse Minister van Energie Dan Brouillette is zelfs een overeenkomst van de VS en Saudi-Arabië mogelijk. Op 30 maart belden Trump en Poetin met elkaar om onder andere de oliemarkten te bespreken. Zij kwamen overeen dat er topoverleg zou komen tussen hun energiefunctionarissen. Als er een akkoord zou komen tussen beide landen, dan overtreden de VS mogelijk hun eigen NOPEC-wet ('No Oil Producing and Exporting Cartels Act'), die productiebeperking verbiedt teneinde de prijs te reguleren.
Of een akkoord helpt om op korte termijn de prijs omhoog te krijgen, is ongewis. Aan de ene kant is vraaguitval het hoofdprobleem en een productiebeperkingakkoord doet daar niets aan. Aan de andere kant geeft een akkoord wel een positief signaal dat de prijs kan stutten.
Als de economie zich herstelt in de tweede helft van 2020, dan zal de vraag naar olie waarschijnlijk een record vestigen. Desondanks blijft het aanbod van olie ook dan hoger dan de vraag als er niets verandert. Het lijkt onmogelijk dat de olieprijs substantieel stijgt als de productie van olie niet wezenlijk daalt.