Akkoord stopt val olieprijs

Jan Limbeek

De ruzie tussen de grote olieproducerende landen lijkt voorbij. Het OPEC+* akkoord van 12 april 2020 zorgt voor een enorme vermindering van de olieproductie. De hoop bij de olieproducerende landen dat het lagere aanbod leidt tot hogere olieprijzen, komt waarschijnlijk uit als de economie opleeft in de loop van de tweede helft van 2020. Maar niet eerder.

Rusland moet in 2020 fors minder olie produceren. Op korte termijn levert Rusland nog meer in: in maart 2020 produceerde het 11,3 miljoen vaten per dag. In de periode mei juni moet dit 8,5 miljoen vaten per dag worden, een reductie van 2,7 miljoen vaten per dag. Saoedi-Arabië mag op hetzelfde niveau produceren. In totaal leveren de olieproducenten tot en met juni 2020 9,7 miljoen vaten per dag in. In de tweede helft van 2020 wordt dit 7,7 miljoen vaten per dag en in januari 2021 tot en met april 2022 5,8 miljoen vaten per dag. De productiebeperkingen blijven dus van kracht tot mei 2022, tenzij het akkoord vernieuwd wordt.

Het wereldwijde aanbod van olie, ook buiten OPEC+, zal alleen al om commerciële redenen flink afnemen. Veel onconventionele olie - diepzee-olie, schalie-olie, Arctische olie en olie uit teerzanden - is onrendabel geworden bij de huidige prijzen. Investeringen in extra winning en de speurtocht naar nieuwe velden wordt op een lager pitje gezet.

Sommige experts denken dat de OPEC+ deal, die vooral goedkoop winbare conventionele olie betreft, niet ver genoeg gaat om de olieprijs substantieel omhoog te brengen. Deze gedachtegang lijkt te pessimistisch, zeker op iets langere termijn, om drie redenen:

  1. De vraaguitval is door de coronacrisis zo gigantisch, terwijl vóór het akkoord de olieproductie minimaal op peil bleef, dat op korte termijn de vraag het aanbod nooit kan evenaren, ook al zou de reductie verdubbeld zijn. Zolang het aanbod groter blijft dan de vraag, kan de olieprijs niet veel stijgen. Maar als de economie zich vanaf het derde kwartaal herstelt, zal de vraag naar olie vergeleken met het tweede kwartaal exploderen, met navenante stijging van de olieprijs.
  2. De deal heeft de samenwerking tussen de OPEC, Rusland en andere landen weer nieuw leven ingeblazen. Na de deal is een extra productievermindering, wanneer nodig wordt geacht, zonder vernedering haalbaar. De huidige deal heeft dus de psychologische barrière op aanscherping verwijderd.
  3. De VS heeft zich onofficieel gecommitteerd aan de afgesproken productiebeperking. De afgelopen jaren werd met name Rusland steeds gefrustreerder dat elke OPEC+ productiebeperking binnen de kortste keren werd gecompenseerd door extra Amerikaanse productie. Nu de VS feitelijk meedoen met het OPEC+ akkoord, is dit gevaar voorlopig van tafel. Er is nu eigenlijk een OPEC++ akkoord.

Het grootste gevaar van de periode na deal is ongetwijfeld dat de deelnemers zich niet houden aan de gemaakte afspraken. In het recente verleden (2016-2019) werden afspraken beter nagekomen dan de OPEC vroeger deed. In het algemeen geldt: hoe hoger de olieprijs, des te lankmoediger landen zullen zijn. En andersom.

Tabel met olieprijzen van Brent, WTI en Ural in de periode 1 tot en met 9 april 2020

Bron: topoilnews.com

Na de deal van 12 april is de olieprijs niet omhoog gegaan, omdat het olieaanbod groot blijft (zie bovenvermeld punt één) en de markt een overeenkomst al verdisconteerd had. Vergeleken met het dieptepunt van 2 april, is Russische Uralolie ruim tien dollar in prijs gestegen. Als een deal was uitgebleven, hadden we waarschijnlijk een verdere prijsineenstorting gezien.

De verwachting is dat de Brent/Ural-olieprijs de komende maanden uitkomt rond dertig dollar per vat. Daarna kan de olieprijs geleidelijk stijgen. Vóór de vrije val van de olieprijs in maart 2020 was het verschil tussen Russische Uralolie en Brentolie (veel) minder dan drie dollar. Als Uralolie meer in prijs stijgt dan Brentolie, is er eigenlijk sprake van normalisatie.

Als er een winnaar moet worden aangewezen van het olieconflict en de daaropvolgende deal, is het Rusland. Een ineenstorting van de olieprijs vanaf maart 2020 was sowieso onvermijdelijk gezien de enorme vraaguitval. De prijs is verder ineengestort omdat Saoedi-Arabië de markt ging overvoeren met extra productie. Hier hebben Amerikaanse producenten, die tegen veel hogere kosten olie winnen dan Saoedi-Arabië of Rusland, verreweg het meest last van. In de VS krijgt Saoedi-Arabië de schuld van de prijsval, terwijl Rusland juist goodwill oogst vanwege de samenwerking met Donald Trump, die leidde tot de deal.

Bovendien is Rusland lang zo afhankelijk niet meer van olie-inkomsten. De begroting is gebaseerd op een olieprijs van iets boven de veertig dollar. Na 6 maart 2020 is de prijs weliswaar ver beneden dat punt gedaald, maar in de jaren daarvoor was de olieprijs veel hoger. Het overschot heeft Rusland voor een groot deel gespaard: de goud- en valutareserve bedroeg op 10 april 565 miljard dollar.

Tegelijkertijd met de val van de olieprijs ging de waarde van de roebel onderuit. Het voordeel daarvan is dat de overheid meer roebels per petrodollar binnenkrijgt. En de uitgaven van de overheid zijn gesteld in roebels. Datzelfde geldt overigens ook voor Russische oliebedrijven: hun operationele kosten zijn gesteld in roebels, waarvan ze er meer overhouden per petrodollar. Ook betalen oliebedrijven automatisch minder belastingen als de olieprijs daalt.

Dit wil natuurlijk niet zeggen dat de Russische overheid en oliebedrijven geen pijn ondervinden van de lage olieprijs. Maar niet zoveel als het lijkt. Alleen als de periode van heel lage olieprijzen lang duurt, kunnen er problemen ontstaan voor Rusland.


* De OPEC+ bestaat nu uit de OPEC plus Rusland, Kazachstan, Azerbeidzjan, Mexico, Oman, Maleisië, Soedan, Zuid Soedan, Bahrein en Brunei.